H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
In het licht van het geloof en in de kracht van de hoop heeft ook het christelijk gezin, in gemeenschap met de Kerk, deel aan de ervaring van de menselijke pelgrimstocht naar de volle openbaring en verwezenlijking van het Rijk van God.
Daarom moet nogmaals de dringende noodzaak onderstreept worden van de pastorale activiteit van de Kerk ter ondersteuning van het gezin. Het is nodig zich met alle kracht in te spannen voor de versterking en de ontwikkeling van de gezinspastoraal, die zich wijdt aan een sector van werkelijk primair belang, met de zekerheid dat in de toekomst de evangelisatie zal afhangen van de "huiskerk". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De beginselen van de geloofsverkondiging, Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) (28 jan 1979), 20
De pastorale zorg van de Kerk beperkt zich niet tot de christelijke gezinnen die haar het meest nabij zijn, maar zij zal haar horizon uitbreiden volgens de maat van het Hart van Christus en zich nog ijveriger tonen voor alle gezinnen in het algemeen en in het bijzonder voor de gezinnen die zich in een moeilijke en geschonden situatie bevinden. Tot alle gezinnen moet de Kerk woorden van waarheid richten, van menselijkheid, van goedheid, van hoop, van dringende betrokkenheid bij hun soms zeer ernstige moeilijkheden; aan alle gezinnen zal zij haar belangeloze hulp aanbieden, opdat zij dichter bij het gezinsmodel kunnen komen dat de Schepper, "vanaf het begin" heeft gewild en dat Christus vernieuwd heeft met zijn verlossende genade. De pastorale actie van de Kerk moet geleidelijk gebeuren, ook in deze zin dat zij het gezin moet begeleiden, waarbij zij het stap voor stap volgt, tijdens de diverse fasen van zijn vorming en ontwikkeling.
Voor onze tijd is het meer dan ooit nodig dat de jongeren voorbereid worden op het huwelijk en het gezin. In sommige landen dragen de gezinnen nog, volgens oud gebruik, aan de jongeren de waarden over die betrekking hebben op het huwelijks- en gezinsleven, door middel van geleidelijke opvoeding of inwijding. Maar de veranderingen in de schoot van bijna alle moderne maatschappijen eisen dat niet slechts het gezin doch ook de samenleving en de Kerk zich inspannen om de jongeren op passende wijze voor te bereiden op hun verantwoordelijkheid voor hun toekomst. Veel ongunstige verschijnselen in het huidige gezinsleven vloeien voort uit het feit dat de jongeren in de nieuwe situaties niet slechts de juiste rangorde van waarden uit het oog verliezen, maar ook niet weten hoe zij zich moeten opstellen tegenover de nieuwe moeilijkheden en hoe zij ze moeten oplossen, omdat zij geen zekere maatstaven meer hebben voor hun gedrag. De ervaring leert echter dat de jongeren die voldoende voorbereid zijn op het gezinsleven, in het algemeen beter slagen dan anderen. De voorbereiding op het huwelijk moet gezien en verwezenlijkt worden als een geleidelijk en voortdurend proces. Zij omvat namelijk drie hoofdelementen:
De verwijderde voorbereiding begint al in de kindsheid, in die verstandige gezinspedagogie welke erop gericht is de kinderen ertoe te brengen zichzelf te ontdekken als mensen die begiftigd zijn met een rijkgeschakeerde psychologie en een individuele persoonlijkheid met eigen krachten en zwakheden. Dit is de periode waarin de waardering ingeprent moet worden voor iedere zuivere menselijke waarde, hetzij in de intermenselijke verhoudingen, hetzij in de maatschappelijke betrekkingen, met alles wat dit betekent voor de vorming van bet karakter, voor de zelfbeheersing en het juiste gebruik van de eigen neigingen, voor de wijze waarop kinderen personen van het andere geslacht zien en tegemoet treden enz. Bovendien is speciaal voor de christenen een solide geestelijke en catechetische vorming vereist die in het huwelijk een echte roeping en zending weet aan te wijzen, zonder de mogelijkheid uit te sluiten van de totale zelfgave aan God in de roeping tot het priester- of kloosterleven.
Op deze basis zal vervolgens, in een uitvoeriger behandeling, de meer nabije voorbereiding stoelen, die - vanaf de geëigende leeftijd en met een aangepaste catechese, als in een catechumenaat - een meer specifieke voorbereiding op de sacramenten vereist, als het ware hun herontdekking. Deze vernieuwde catechese voor jongeren en voor allen die zich op het christelijk huwelijk voorbereiden, is beslist noodzakelijk, opdat het sacrament gesloten en in het leven gepraktiseerd wordt met de vereiste morele en geestelijke gesteltenis. De godsdienstige vorming van de jongeren moet aangevuld worden, op het juiste ogenblik en volgens de verschillende concrete behoeften,
Men zal tenslotte niet moeten nalaten voor te bereiden op het gezinsapostolaat, op de broederlijkheid en de samenwerking met andere gezinnen, op de actieve deelname aan groepen, verenigingen, bewegingen en initiatieven die het menselijk en christelijk welzijn van het gezin tot doel hebben.
De onmiddellijke voorbereiding op de viering van het sacrament van het huwelijk moet plaatsvinden in de laatste maanden en weken die aan de bruiloft voorafgaan, om als het ware een nieuwe betekenis, inhoud en vorm te geven aan het zogenaamde huwelijksexamen dat door het kerkelijk recht vóór de viering van de bruiloft wordt vereist. Ook al is zo'n voorbereiding in alle gevallen noodzakelijk, zij is toch dringender nodig voor de verloofden die nog tekortkomingen vertonen en moeilijkheden hebben ten aanzien van de christelijke leer en de praktijk van het leven.
Onder de beginselen die tijdens deze geloofstocht (welke overeenkomst vertoont met het catechumenaat) meegedeeld dienen te worden,
Het christelijk gezin en heel de kerkelijke gemeenschap moeten zich betrokken voelen bij de diverse fasen van de voorbereiding op het huwelijk, die wij slechts in grote lijnen hebben beschreven. Zoals de bisschoppenconferenties zich toeleggen op geschikte initiatieven om de toekomstige echtgenoten te helpen zich meer bewust te worden van de ernst van hun keuze en om de zielenherders te helpen zich te vergewissen van hun juiste gesteltenis, zo is het ook wenselijk dat zij zorgen voor de van een Handboek voor de gezinspastoraal. Daarin zal men vóór alles moeten vaststelien welke inhoud, duur en methode de voorbereidingscursussen ten minste moeten hebben, waarbij de verschillende leerstellige, pedagogische, juridische en medische aspecten die van belang zijn voor het huwelijk, in een evenwichtig onderling verband samengevoegd moeten worden, zodanig dat degenen die zich op het huwelijk voorbereiden, niet slechts een intellectuele verdieping ontvangen, maar meer nog aangespoord worden vitale leden te worden van de kerkgemeenschap.
Ofschoon de noodzaak en het verplichtend karakter van de onmiddellijke voorbereiding op het huwelijk niet onderschat moeten worden - wat zou gebeuren, als men er gemakkelijk in dispenseerde -, moet die voorbereiding toch altijd zo voorgesteld en uitgevoerd worden dat haar eventueel ontbreken geen belemmering vormt voor de sluiting van het huwelijk.
Het christelijk huwelijk vraagt normaal om een liturgische viering die sociale en gemeenschapsvorm de wezenlijk kerkelijke en sacramentele aard, huwelijksverbond tussen gedoopten uitdrukt.
Als sacramenteel heiligingshandelen moet de sluiting van het huwelijk - opgenomen in de liturgie, hoogtepunt van heel het handelen van de Kerk en bron van haar heilskracht Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 10 - per se geldig, waardig en vruchtbaar zijn. Hier opent zich een uitgestrekt terrein voor de pastorale zorg, opdat volledig voldaan wordt aan alle eisen die voortkomen uit de natuur van het tot sacrament verheven huwelijksverbond en opdat bovendien de kerkelijke discipline trouw in acht genomen wordt wat betreft de vrije toestemming, de beletselen, de kerkrechtelijke vorm en de ritus van de viering. Deze laatste moet eenvoudig en waardig zijn, volgens "de normen van de bevoegde kerkelijke overheden, aan wie het ook toekomt - volgens de concrete omstandigheden van tijd en plaats en in overeenstemming met de door de heilige Stoel gestelde normen" Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het Huwelijk, Ordo celebrandi Matrimonium (19 mrt 1969), 17 - eventueel in de liturgische viering de elementen op te nemen die eigen zijn aan een bepaalde cultuur en de diepe menselijke en godsdienstige betekenis van het huwelijksverbond beter kunnen uitdrukken, mits zij niets bevatten dat minder past bij het geloof of de christelijke moraal.
Als teken moet de liturgische viering zo verlopen dat zij ook in haar uiterlijke realiteit een verkondiging van Gods Woord vormt en een geloofsbelijdenis van de gemeenschap van de gelovigen. De pastorale inzet zal hier tot uitdrukking komen in een wijze en toegewijde verzorging van de "Liturgie van het Woord" en in de opvoeding tot geloof van de deelnemers aan de viering, op de eerste plaats van degenen die trouwen.
Als sacramenteel handelen van de Kerk moet de liturgische viering van het huwelijk de christelijke gemeenschap in haar actie betrekken door de volledige, actieve en bewuste deelname van alle aanwezigen, volgens ieders plaats en taak: bruid en bruidegom, de priester, de getuigen, de verwanten, de vrienden, de andere gelovigen, allen leden van een groep die het mysterie van Christus en zijn Kerk tot uitdrukking brengt en beleeft.
Voor de sluiting van het christelijk huwelijk in het kader van stamculturen en -tradities volge men de hierboven aangegeven beginselen.
Degenen die vragen voor de Kerk te trouwen, kunnen immers in verschillende mate het geloof hebben en het is de voornaamste taak van de herders het geloof te doen herontdekken, te voeden en rijp te maken. Maar zij moeten ook de redenen begrijpen die de Kerk aanleiding geven ook hen die een minder volmaakte gesteltenis hebben, tot de sluiting van het huwelijk toe te laten.
Meer dan de andere sacramenten heeft het sacrament van het huwelijk de specifieke eigenschap dat het het sacrament is van een realiteit die reeds in het scheppingsplan bestaat, dat het hetzelfde echtelijke verbond is dat de Schepper "in het begin" heeft ingesteld. Het besluit van man en vrouw te trouwen volgens dit goddelijk plan, d.w.z. om volgens hun bedoeling hun leven, door hun onherroepelijke huwelijksinstemming, te binden aan een onverbreekbare liefde en een onvoorwaardelijke trouw, vereist dus in feite, zelfs al is het niet op volkomen bewuste wijze, een houding van voldoende gehoorzaamheid aan de wil van God, welke houding onmogelijk is zonder zijn genade. Daarom bevinden zij zich reeds in echte en eigenlijke zin op de weg van het heil, wat door de viering van het sacrament en de directe voorbereiding daarop vervolmaakt en voltooid kan worden, vooropgesteld de rechtschapenheid van hun intentie.
Van de andere kant is het waar dat in sommige streken motieven die meer van sociale dan van echt godsdienstige aard zijn, de verloofden ertoe brengen te vragen in de Kerk te trouwen. Dat wekt geen verwondering. Het huwelijk is namelijk niet een gebeurtenis die alleen de huwelijkskandidaten betreft. Door zijn natuur zelf is het ook een sociale aangelegenheid die de verloofden verplicht ten opzichte van de maatschappij. De viering is altijd een feest geweest dat familie en vrienden verenigt. Het is dus vanzelfsprekend dat sociale motieven, samen met de persoonlijke, meespelen bij het verzoek in de Kerk te mogen trouwen.
Men moet ook niet vergeten dat deze verloofden krachtens hun Doopsel reeds werkelijk ingelijfd zijn in het verbond van de bruiloft van Christus met de Kerk en dat ze door de rechtschapenheid van hun intentie het plan van God met het huwelijk hebben aanvaard en derhalve minstens stilzwijgend instemmen met wat de Kerk bedoelt te doen, wanneer zij de bruiloft viert. Het feit alleen dat bij dit verzoek ook motieven van sociale aard meespreken, rechtvaardigt dus niet een eventuele weigering van de kant van de herders. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie geleerd heeft, voeden en versterken de sacramenten per slot van rekening, door de woorden en de elementen van de ritus, het geloof Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 59: dat geloof waarnaar de verloofden reeds op weg zijn uit kracht van de rechtschapenheid van hun intentie, die door de genade van Christus zeker bevorderd en ondersteund wordt.
Het brengt bovendien ernstige risico's mee andere criteria te willen vaststellen voor de toelating tot de kerkelijke viering van het huwelijk, criteria die de mate van geloof van de huwenden zouden betreffen. Vooral het risico van het vellen van ongegronde en discriminerende oordelen; verder het risico van twijfels te wekken over de geldigheid van reeds gesloten huwelijken, tot ernstige schade voor de christelijke gemeenschap en met nieuwe, ongerechtvaardigde ongerustheid voor het geweten van de gehuwden. Men zou het gevaar lopen het sacramenteel karakter te betwisten of in twijfel te trekken van het huwelijk van veel broeders die gescheiden zijn van de volledige gemeenschap met de katholieke Kerk, hetgeen in strijd is met de kerkelijke traditie.
Wanneer daarentegen de huwelijkskandidaten, niettegenstaande alle pogingen, openlijk en uitdrukkelijk te kennen geven af te wijzen wat de Kerk bedoelt te doen, als zij het huwelijk van gedoopten viert, kan de zielenherder hen niet toelaten tot de sluiting. Ook al zal het met tegenzin zijn, hij heeft de plicht akte te nemen van de situatie en aan de belanghebbenden duidelijk te maken dat, als de zaken zo staan, het niet de Kerk is maar zijzelf die de kerkelijke sluiting verhinderen waarom zij weliswaar vragen.
Nog dringender blijkt hier de noodzaak van evangelisatie en catechese, vóór en na de huwelijkssluiting, door heel de christelijke gemeenschap, opdat alle mannen en vrouwen die trouwen, het sacrament van het huwelijk niet alleen geldig maar ook met vrucht vieren.
Dit geldt vooral voor de jonge gezinnen die zich in een wereld van nieuwe waarden en nieuwe verantwoordelijkheden bevinden en die daarom meer blootgesteld zijn, vooral in de eerste huwelijksjaren, aan eventuele problemen, zoals de moeilijkheden die voortkomen uit de aanpassing aan het samenleven en uit de geboorte van kinderen. De wijze, menslievende, weldadige hulp van andere echtparen die reeds lange tijd ervaring hebben opgedaan in het huwelijks- en gezinsleven, dient hartelijk aanvaard en verstandig gebruikt te worden door de jonge echtgenoten. Zo zal in de schoot van de kerkgemeenschap - de grote familie gevormd door de christelijke gezinnen - een wederkerige uitwisseling van elkaars nabijheid en hulp plaatsvinden tussen alle gezinnen, waarbij ieder gezin zijn eigen menselijke ervaring alsmede de gaven van geloof en genade ten dienste stelt van de andere. Bezield door een echt apostolische geest, zal deze hulp van gezin aan gezin een van de meest gemakkelijke en doeltreffende middelen vormen, binnen het bereik van iedereen, om de voortreffelijke christelijke waarden die het vertrekpunt en het doel zijn van alle pastorale zorg, naar alle kanten uit te dragen. Op deze manier zullen de jonge gezinnen niet alleen maar ontvangen; zo geholpen, zullen zij op hun beurt bron worden van verrijking voor andere, reeds lang bestaande gezinnen, door hun getuigenis van het leven en hun daadwerkelijke bijdrage.
In het pastorale handelen voor de jonge gezinnen moet de Kerk verder speciaal aandacht besteden aan hun opvoeding tot een verantwoorde beleving van de echtelijke liefde in verband met haar eisen van gemeenschap en haar dienst aan het leven, alsook tot een goed samengaan van de intimiteit van het huiselijk leven met de gemeenschappelijke en edelmoedige activiteit voor de opbouw van de Kerk en van de maatschappij. Als met de komst van kinderen het echtpaar in volledige en specifieke zin een gezin wordt, zal de Kerk opnieuw de ouders bijstaan de kinderen te aanvaarden en lief te hebben als gave van de Heer van het leven en met vreugde de verzorging van bun kinderen op zich te nemen ten dienste van hun menselijke en christelijke groei.