
H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
FAMILIARIS CONSORTIO Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd |
|||
► | GODS BEDOELING MET HET HUWELIJK EN MET HET GEZIN |
God is liefde (1 Joh. 4, 8) en Hij beleeft in zichzelf een mysterie van persoonlijke liefdesgemeenschap. God legt in het mens-zijn van man en vrouw, dat Hij naar zijn beeld schept en voortdurend in stand houdt, de roeping en daarmee het vermogen en de verantwoordelijkheid tot liefde en gemeenschap. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 12 De liefde is daarom de fundamentele en natuurlijke roeping van ieder menselijk wezen.
Omdat de mens geïncarneerde geest is, d.w.z. een ziel die zich uitdrukt in het lichaam en een lichaam dat bezield wordt door een onsterfelijke geest, is hij geroepen tot de liefde in deze tot een eenheid gevormde totaliteit. De liefde omvat ook het menselijk lichaam en het lichaam heeft deel aan de geestelijke liefde.
De christelijke Openbaring kent twee specifieke wijzen waarop de menselijke persoon, in zijn geheel, zijn roeping tot de liefde verwezenlijkt: het huwelijk en de maagdelijkheid. Beide zijn, ieder in zijn eigen vorm, een concrete realisering van de diepste werkelijkheid van de mens, van het feit dat hij "beeld van God" is.
De seksualiteit waardoor de man en de vrouw zich aan elkaar wegschenken in de eigen en exclusieve huwelijksdaad, is bijgevolg volstrekt geen zuiver biologisch gegeven, maar raakt het innerlijk wezen van de menselijke persoon als zodanig. Zij is alleen echt menselijk, als zij een geïntegreerd onderdeel is van de liefde waardoor de man en de vrouw zich tot aan de dood geheel aan elkaar verbinden. De volledige fysieke overgave zou een leugen zijn, als zij niet teken en vrucht was van de volledige persoonlijke overgave waarin de gehele persoon, ook in zijn tijdelijke dimensie, tegenwoordig is. Als de mens een voorbehoud maakte of zich voor de toekomst de mogelijkheid anders te beslissen voorbehield, zou hij zich reeds hierdoor niet volledig geven.
Deze door de echtelijke liefde vereiste totaliteit beantwoordt ook aan de eisen van een verantwoorde vruchtbaarheid, die door haar aard de zuiver biologische orde te boven gaat, omdat zij er op gericht is een menselijk wezen voort te brengen; zij omvat een geheel van persoonlijke waarden, die voor hun harmonieuze groei de voortdurende en eendrachtige bijdrage van beide echtgenoten vereisen.
De enige "plaats" die deze overgave in haar hele waarheid mogelijk maakt, is het huwelijk ofwel het verbond van echtelijke liefde of van bewuste en vrije keuze waarmee man en vrouw de intieme gemeenschap van leven en liefde aanvaarden die door God zelf gewild is Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48 en die alleen in dit licht haar ware zin openbaart. Het huwelijk betekent geen onrechtmatige inmenging van de maatschappij of van de overheid en evenmin het opleggen van een vorm van buitenaf, maar is een innerlijk vereiste van het verbond van de echtelijke liefde, dat zichzelf openlijk bevestigt als uniek en exclusief, opdat aldus de volledige trouw aan de bedoeling van God de Schepper wordt beleefd. Deze trouw tast de vrijheid van de persoon geenszins aan, maar beschermt deze juist tegen alle subjectivisme en relativisme en doet ze delen in de wijsheid van de Schepper.
Daarom wordt het centrale thema van de Openbaring, God heeft zijn volk lief, ook tot uitdrukking gebracht door middel van de concrete levenswoorden waarmee man en vrouw elkaar hun huwelijksliefde betuigen. Hun liefdesband wordt het beeld en het symbool van het verbond dat God en zijn volk verenigt. Vgl. Jes. 54
De zonde, daarentegen, die het huwelijksverbond kan verwonden, wordt beeld van de ontrouw van het volk aan zijn God: de afgodendienst is prostitutie Vgl. Ez. 16, 25 , zoals de ontrouw overspel is, de ongehoorzaamheid aan de wet is prijsgave van de huwelijksliefde van de Heer. Maar de ontrouw van Israël vernietigt de trouw van de Heer niet en daarom wordt de altijd trouwe liefde van God voorbeeld van de trouwe liefdesverhouding die tussen echtgenoten moet bestaan. Vgl. Hos. 3
Hij openbaart het oorspronkelijke wezen van het huwelijk, de waarheid "van het begin" Vgl. Gen. 2, 24 Vgl. Mt. 19,5 , en Hij stelt de mens in staat deze waarheid volledig te realiseren, door hem te bevrijden van de hardheid van zijn gemoed.
Deze openbaring bereikt haar definitieve volheid in de liefdesgave die het Woord Gods aan de mensen schenkt door de menselijke natuur aan te nemen, en in het offer van zichzelf dat Jezus Christus brengt op het kruis voor zijn bruid, de Kerk. In dit offer openbaart zich duidelijk de bedoeling die God gelegd heeft in de menselijke natuur van de man en de vrouw, reeds vanaf hun schepping Vgl. Ef. 5, 32-33 ; het huwelijk van de gedoopten wordt zo een echt teken van het nieuwe en eeuwige verbond, dat bekrachtigd is in het bloed van Christus. De Geest die de Heer uitstort, schenkt een nieuw hart en stelt de man en de vrouw in staat elkaar te beminnen, zoals Christus ons bemind heeft. De huwelijksliefde bereikt die volheid waarop zij van binnenuit gericht is, de ware echtelijke liefde die de eigen en specifieke wijze is waarop de gehuwden deelnemen aan de liefde van Christus die zich wegschenkt op het kruis, en geroepen worden om hieruit te leven.
Met terecht beroemde woorden heeft Tertullianus op prachtige wijze getuigd van de verhevenheid van dit huwelijksleven in Christus en van de bekoorlijkheid ervan: "Hoe zou ik in staat zijn het geluk uit te drukken van dit huwelijk dat de Kerk sluit, het eucharistisch offer bevestigt, de zegening bezegelt, de engelen aankondigen en de Vader bekrachtigt? ... Welk een twee-eenheid van twee gelovigen, die verenigd zijn in één en dezelfde hoop, achting en dienstbaarheid. Zij zijn beiden broeders en beiden dienen zij tezamen; noch naar de geest noch naar het vlees is er ook maar de minste verdeeldheid. Ja, zij zijn waarachtig twee in één enkel vlees en daar waar het vlees één is, is ook de geest één." Tertullianus, Ad Uxorem. II, VIII, 6-7: CCL I, 393; SC 273, p. 49
In trouwe aanvaarding en overweging van het woord van God heeft de Kerk op plechtige wijze onderwezen en onderwijst zij dat het huwelijk van gedoopten één van de zeven sacramenten van het Nieuwe Verbond is. Vgl. Concilie van Trente, 24e Zitting - Leer over het Sacrament van het Huwelijk, Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii (11 nov 1563), 5
Door het doopsel zijn de man en de vrouw immers definitief ingelijfd in het nieuwe en eeuwige verbond, in het verbond van de bruiloft van Christus met de Kerk. En het is wegens deze onverwoestbare inlijving dat de intieme gemeenschap van leven en huwelijksliefde, die ingesteld is door de Schepper Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48, wordt verheven en opgenomen in de huwelijksliefde van Christus die bevestigd en verrijkt wordt door zijn verlossende kracht.
Krachtens het sacramentele karakter van hun huwelijk zijn de echtgenoten met elkaar verbonden op volledig onontbindbare wijze. Omdat zij elkaar toebehoren, door middel van het sacramentele teken, tonen zij samen de betrekking zelf van Christus met de Kerk aan.
Daarom roepen de echtgenoten voor de Kerk voortdurend op wat op het kruis is gebeurd; zij zijn voor elkaar en voor de kinderen getuigen van het heil waaraan het sacrament hen deelachtig maakt. Van dit heilsgebeuren is het huwelijk, zoals ieder sacrament, gedachtenis, tegenwoordigstelling en profetie: "
Zoals elk van de zeven sacramenten is ook het huwelijk een waarachtig symbool van het heilsgebeuren, echter op eigen wijze. "De echtgenoten hebben daaraan deel precies als echtgenoten, met hun tweeën, als echtpaar, zodanig dat het eerste effect van het huwelijk (res et sacramentum) niet de bovennatuurlijke genade zelf is, maar de christelijke huwelijksband, een typisch christelijke gemeenschap van twee personen, want het vertegenwoordigt het mysterie van de menswording van Christus en zijn verbondsgeheim. Ook de inhoud van de deelname aan het leven van Christus is specifiek: de echtelijke liefde vereist een totaliteit waarin alle componenten van de persoon bijdragen - appèl van het lichaam en van het instinct, kracht van het gevoel en van de affectiviteit, aspiratie van de geest en van de wil -; zij streeft naar een diep persoonlijke eenheid die, boven de vereniging in één vlees uit, één van hart en ziel maakt; zij vereist de onontbindbaarheid en de trouw aan de wederzijdse definitieve wegschenking en stelt zich open voor de vruchtbaarheid Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 9. In één woord, het gaat om de normale kenmerken van iedere natuurlijke huwelijksliefde; echter met een nieuwe zin, die ze niet alleen zuivert en bevestigt, maar zodanig verheft dat ze uitdrukking worden van eigenlijk christelijke waarden". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot vertegenwoordigers van Centre de Liaison des Equipes de Recherche (3 nov 1979), 4
In haar diepste werkelijkheid is de liefde wezenlijk gave en terwijl de echtelijke liefde de echtgenoten brengt tot de "kennis" die hen tot "één enkel vlees" Vgl. Gen. 2, 24 maakt, put zij zich niet uit tussen de echtgenoten, want zij maakt hen geschikt voor de grootst mogelijke wegschenking, waardoor zij medewerkers van God worden om het geschenk van het leven aan een nieuwe mens te geven. Terwijl de echtgenoten zich aan elkaar geven, schenken zij zo, boven zichzelf uit, het kind, levende weerkaatsing van hun eigen liefde, blijvend teken van de huwelijkseenheid en levende en onscheidbare synthese van hun vader- en moeder-zijn.
Wanneer zij ouders worden, ontvangen de echtgenoten van God de gave van een nieuwe verantwoordelijkheid. Hun ouderliefde is geroepen voor hun kinderen het zichtbare teken te worden van de liefde van God, "aan wie alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent". (Ef. 3, 15)
Men moet echter niet vergeten dat, ook al is de voortplanting niet mogelijk, het huwelijksleven daarmee niet zijn waarde verliest. De fysieke onvruchtbaarheid kan namelijk voor de echtgenoten aanleiding zijn tot andere belangrijke diensten aan de menselijke persoon, zoals bijvoorbeeld adoptie, verschillende opvoedende taken, hulp aan andere gezinnen, aan arme of gehandicapte kinderen.
Het christelijk huwelijk en gezin bouwen de Kerk op: in het gezin immers wordt de menselijke persoon niet alleen voortgebracht en door middel van de opvoeding geleidelijk binnengeleid in de mensengemeenschap, door middel van de wedergeboorte in het doopsel en de opvoeding tot geloof wordt hij ook binnengeleid in de familie van God die de Kerk is.
De mensenfamilie, uiteengevallen door de zonde, wordt in haar eenheid hersteld door de verlossende kracht van de dood en de verrijzenis van Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 78 Het christelijk huwelijk, dat deelt in de heilschenkende werkzaamheid van dit gebeuren, is de natuurlijke plaats waar zich de inlijving voltrekt van de menselijke persoon in de grote familie van de Kerk.
Het gebod te groeien en zich te vermenigvuldigen, dat in het begin aan de man en de vrouw is gericht, bereikt op deze wijze zijn volledige werkelijkheid en zijn volle verwerkelijking.
De Kerk vindt zo in het gezin, voortgekomen uit het sacrament, haar wieg en de plaats waar zij haar eigen inlijving in de mensengeneraties kan verwezenlijken en waar deze zich op hun beurt in de Kerk kunnen voegen.
De maagdelijkheid en het celibaat omwille van het Rijk Gods zijn niet alleen niet in tegenspraak met de waardigheid van het huwelijk, maar veronderstellen en bevestigen deze. Het huwelijk en de maagdelijkheid zijn de twee manieren waarop het ene mysterie van het verbond van God met zijn volk wordt uitgedrukt en beleefd.
Wanneer men het huwelijk niet hoogacht, kan de aan God gewijde maagdelijkheid ook niet bestaan; wanneer de menselijke seksualiteit niet wordt gezien als een grote waarde, geschonken door de Schepper, verliest het zijn zin er afstand van te doen omwille van het Rijk Gods.
De heilige Johannes Chrysostomus zegt zeer terecht: "Wie het huwelijk veroordeelt, berooft ook de maagdelijkheid van haar glorie; wie daarentegen het huwelijk prijst, maakt de maagdelijkheid bewonderenswaardiger en verhevener. Want wat alleen goed blijkt in vergelijking met een kwaad, is per slot van rekening nog geen goed; maar wat beter is dan datgene wat allen voor een goed houden, is zeker goed in overtreffende mate". H. Johannes Chrysostomos, De Virginitate. X, 1: PG 48, 540; SC 125, p. 123
In de maagdelijkheid is de mens in afwachting, ook lichamelijk, van de eschatologische bruiloft van Christus met de Kerk en schenkt hij zich geheel en al aan de Kerk, in de hoop dat Christus zich aan haar zal schenken in de volle werkelijkheid van het eeuwig leven. Zodoende anticipeert de maagdelijke persoon in zijn vlees de nieuwe wereld van de toekomstige verrijzen." (Mt. 22, 30)
Krachtens dit huwelijksgetuigenis houdt de maagdelijkheid in de Kerk het bewustzijn levendig van het mysterie van het huwelijk en bewaart zij het voor ieder verval en voor iedere verarming.
De maagdelijkheid maakt het hart van de mens op speciale wijze vrij, Vgl. 1 Kor. 7, 32-35 "met het oog op een grotere vurigheid in de liefde jegens God en alle mensen" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 12 en zo getuigt zij dat het Rijk Gods en zijn gerechtigheid die kostbare parel is die verkozen dient te worden boven alle andere waarden, hoe groot ook, en die juist gezocht moet worden, omdat hij de enige zekere en blijvende waarde is. Daarom heeft de Kerk gedurende heel haar geschiedenis steeds de voortreffelijkheid van deze gave verdedigd boven de genade van het huwelijk, wegens de volstrekt uitzonderlijke band die zij heeft met het Rijk Gods. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over gelofte van de maagdelijkheid, Sacra virginitas (25 mrt 1954), 10-15. II: AAS 46 (1954), pp. 174 et suivantes
De maagdelijke persoon mag dan wel afstand hebben gedaan van de fysieke vruchtbaarheid, hij wordt geestelijk vruchtbaar, vader en moeder van velen, en werkt zo mee aan de vervolmaking van het gezin volgens Gods bedoeling.
De christelijke gehuwden hebben daarom het recht het goede voorbeeld te verwachten van de maagdelijke personen en het getuigenis van de trouw aan hun roeping tot aan de dood toe. Evenals voor de gehuwden de trouw soms moeilijk wordt en opoffering, versterving en zelfverloochening eist, zo kan dit ook het geval worden voor de maagdelijke personen. Want hun trouw, ook in eventuele beproeving, moet de trouw van de gehuwden stichten. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979), 9
Deze overwegingen over de maagdelijkheid kunnen diegenen verlichten en helpen die om redenen, onafhankelijk van hun wil, niet hebben kunnen trouwen en hun situatie hebben aanvaard in een geest van dienstbaarheid.