H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Er zijn in de wereld zeer veel mensen die ongelukkigerwijs op geen enkele manier verbonden zijn met wat wij in de eigenlijke betekenis van het woord een gezin noemen. Grote sectoren van de mensheid leven in omstandigheden van immense armoede, waarin de gemeenschappelijke omgang van mannen en vrouwen, het gebrek aan woningen, de ongeregelde en onbestendige verhoudingen en het enorme gemis aan cultuur het feitelijk niet toestaan te spreken van een echt gezin. Dan zijn er nog andere personen die om verschillende redenen alleen gebleven zijn op de wereld. Toch bestaat er ook voor hen een "goede boodschap van het gezin".
Ten gunste van allen die in uiterste armoede leven, heb ik reeds gesproken over de dringende noodzaak moedig te werken aan het vinden van oplossingen, ook op politiek niveau, die het mogelijk maken hen te helpen deze onmenselijke en vernederende toestand te overwinnen. Dit is een taak van solidariteit, die rust op heel de maatschappij maar speciaal op de overheid krachtens haar ambt en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid, alsmede op de gezinnen, die een grote menslievendheid en de vaste wil moeten tonen om te helpen.
Voor degenen tenslotte die geen natuurlijk gezin hebben, moeten nog wijder de deuren opengezet worden van het grote gezin dat de Kerk is, die zich concretiseert in het diocesane en parochiële gezin, in de kerkelijke basisgemeenschappen of in de apostolische beweging. Niemand is zonder gezin in deze wereld: de Kerk is tehuis en gezin voor allen, vooral voor degenen die "uitgeput zijn en onder lasten gebukt gaan". Vgl. Mt. 11, 28