H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
De herders moeten weten dat zij, uit liefde voor de waarheid, verplicht zijn de situaties goed te onderscheiden. Er is immers verschil tussen degenen die zich oprecht ingespannen hebben om hun eerste huwelijk te redden, maar op volkomen onrechtvaardige wijze in de steek gelaten zijn, en degenen die door hun eigen zware schuld een kerkrechtelijk geldig huwelijk stuk gemaakt hebben. Tenslotte zijn er degenen die een nieuwe verbintenis zijn aangegaan met het oog op de opvoeding van de kinderen en die soms in geweten overtuigd zijn dat het vorige huwelijk, dat onherstelbaar verbroken is, nooit geldig is geweest.
Samen met de synode spoor ik de herders en heel de gemeenschap van gelovigen vurig aan de gescheidenen te helpen en met zorgzame liefde ervoor te waken dat zij niet als van de Kerk gescheidenen worden beschouwd, daar zij als gedoopten mogen en zelfs moeten deelnemen aan haar leven. Zij dienen daarenboven aangespoord te worden naar het Woord Gods te luisteren, het misoffer bij te wonen, te volharden in het gebed, de werken van naastenliefde en alle initiatieven van de gemeenschap ten bate van de rechtvaardigheid te begunstigen, de kinderen op te voeden in het christelijk geloof, zich toe te leggen op de geest en op de werken van boetvaardigheid om zo van dag tot dag de genade van God af te smeken. De Kerk moet voor hen bidden, hen aanmoedigen, zich een barmhartige moeder tonen en hen zo steunen in het geloof en de hoop.
Niettemin bevestigt de Kerk haar praktijk, gebaseerd op de heilige Schrift, de hertrouwde gescheidenen niet tot de communie toe te laten. Zij verhinderen immers zelf dat zij toegelaten worden, aangezien hun levensstaat en situatie objectief in tegenspraak zijn met de liefdesgemeenschap tussen Christus en de Kerk, die in de Eucharistie haar teken en verwerkelijking vindt. Er is bovendien nog een andere, speciaal pastorale reden: als men deze mensen tot de communie toelaat, zullen de gelovigen in dwaling en verwarring gebracht worden omtrent de leer van de Kerk over de onontbindbaarheid van het huwelijk. De verzoening in het sacrament van de Boete, die de weg opent naar het sacrament van de Eucharistie, kan verder alleen verleend worden aan degenen die er berouw over hebben dat zij het teken van het verbond en de trouw van Christus geschonden hebben en die oprecht bereid zijn een vorm van leven te leiden die niet meer in tegenspraak is met de onontbindbaarheid van het huwelijk. Dit brengt concreet mee dat de man en de vrouw "de verplichting op zich nemen in volledige onthouding te leven, d.w.z. zich van de eigenlijke huwelijksdaad te onthouden" H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) (25 okt 1980), 7, wanneer zij om serieuze redenen - zoals bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen - niet kunnen voldoen aan de verplichting uit elkaar te gaan.
Het respect dat verschuldigd is aan het sacrament van het Huwelijk, alsmede aan de echtgenoten zelf, aan hun gezinsleden en ook aan de gemeenschap van de gelovigen, verbiedt eveneens aan alle herders, om welk motief of om welke pastorale reden ook, voor gescheidenen die hertrouwen, plechtigheden van welke aard ook te organiseren. Deze zouden namelijk de indruk geven van de viering van een nieuw sacramenteel en geldig huwelijk en bijgevolg tot dwaling leiden omtrent de onontbindbaarheid van het geldig gesloten huwelijk.
Door zo te handelen, belijdt de Kerk haar trouw aan Christus en aan zijn waarheid; en tegelijkertijd gedraagt zij zich als een bezorgde moeder jegens deze kinderen van haar, speciaal jegens hen die buiten hun schuld in de steek gelaten zijn door hun wettige partner.
Zij gelooft bovendien vol vertrouwen dat allen die zich verwijderd hebben van het gebod van de Heer en nog in zo'n situatie leven, van God de genade van de bekering en van het heil kunnen verkrijgen, als zij volharden in het gebed, in de boete en in de liefde.