H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Ook van de christelijke echtgenoten en ouders wordt de "geloofsgehoorzaamheid" gevraagd Vgl. Rom. 16, 26 : zij zijn geroepen zich open te stellen voor het Woord van de Heer, dat hun dat wonderbaarlijk nieuwe - de Goede Boodschap - openbaart van hun huwelijks- en gezinsleven dat door Christus heilig en heiligend is gemaakt. Inderdaad, alleen in het geloof kunnen zij met vreugdevolle dankbaarheid ontdekken en bewonderen tot welk een waardigheid God het huwelijk en het gezin heeft willen verheffen, namelijk tot teken en tegenwoordigheid van het liefdeverbond tussen God en de mensen, tussen Jezus Christus en de Kerk, zijn bruid.
Reeds de voorbereiding op het christelijk huwelijk heeft het kenmerk van een geloofstocht: zij biedt zich immers aan als bevoorrechte gelegenheid voor de verloofden het geloof dat zij ontvangen hebben bij het doopsel en dat wordt gevoed door hun christelijke opvoeding, te herontdekken en te verdiepen. Op deze wijze erkennen zij hun roeping in de huwelijksstaat te leven in navolging van Christus en ten dienste van het Rijk van God, en zullen zij deze roeping in vrijheid aanvaarden. Het voornaamste ogenblik waarop bruid en bruidegom samen hun geloof tonen is de viering van het sacrament van het huwelijk, want zij is in haar diepste wezen de verkondiging, in de Kerk, van de Goede Boodschap over de echtelijke liefde; deze liefde is het Woord van God, dat het wijze en liefdevolle plan "openbaart" en "vervult" dat God heeft met de gehuwden die binnengeleid worden in de wonderlijke en werkelijke deelneming aan de liefde van God voor de mensen. Als de sacramentele viering van het huwelijk in zich de verkondiging is van het Woord Gods, dan moet in allen, die op onderscheiden gronden de hoofdrol vervullen en de celebranten zijn, duidelijk een "geloofsbelijdenis" naar voren komen, die in en met de Kerk, de gemeenschap van gelovigen, wordt uitgesproken.
Deze geloofsbelijdenis moet uitgebreid worden tot het huwelijks- en gezinsleven: God die bruid en bruidegom geroepen heeft "tot" het huwelijk, gaat immers door met hen te roepen "in" het huwelijk. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 25 In en door de feiten, de problemen, de moeilijkheden, de gebeurtenissen van het alledaagse bestaan komt God tot hen om de concrete "eisen" duidelijk te maken en voor te leggen van hun deelneming aan de liefde van Christus voor de Kerk, volgens de bijzondere situatie waarin zij zich bevinden, in gezin, maatschappij en kerk.
"Samen" moet de huwelijks- en gezinsgemeenschap Gods plan ontdekken en eraan gehoorzamen, juist via de menselijke ervaring van de liefde, die in de Geest var Christus tussen echtgenoten en tussen ouders en kinderen beoefend wordt.
Hiervoor is het nodig dat ook de kleine huiskerk, juist zoals de grote Kerk, voortdurend en intens geëvangeliseerd wordt: vandaar haar taak van voortdurend onderricht in het geloof.