H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Deze beoordeling komt tot stand via de geloofszin Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12, die een gave is van de Geest aan alle gelovigen Vgl. 1 Joh. 2, 20 . Daarom is zij het werk van heel de Kerk, volgens de verscheidenheid van de menigvuldige gaven en charisma's welke samen en ieder volgens de eigen verantwoordelijkheid meewerken aan een dieper begrip en een grondiger verwezenlijking van het Woord Gods. De Kerk oefent haar evangelisch onderscheidingsvermogen dus niet alleen uit door middel van de herders die onderrichten in naam en krachtens volmacht van Christus, maar ook door middel van de leken: "Christus stelt hen aan tot getuigen en rust hen uit met geloofszin en met de gave van het Woord Vgl. Hand. 2, 17-18 Vgl. Openb. 19, 10 , om de kracht van het Evangelie in het dagelijkse leven, het gezin en de maatschappij te doen uitstralen" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 35. Wegens hun bijzondere roeping hebben de leken zelfs de specifieke taak de geschiedenis van de wereld te interpreteren in het licht van Christus, voor zover zij geroepen zijn om de aardse werkelijkheid te belichten en te ordenen volgens het plan van God de Schepper en Verlosser.
De "bovennatuurlijke geloofszin" Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring ter bescherming van de Katholieke Leer over de Kerk tegen enkele hedendaagse dwalingen, Mysterium Ecclesiae (24 juni 1973), 2 bestaat echter niet alleen of noodzakelijkerwijze in de eensgezindheid van de gelovigen. Door Christus te volgen, zoekt de Kerk de waarheid en die valt niet altijd samen met de mening van de meerderheid. Zij luistert naar het geweten en niet naar macht en zo verdedigt zij de armen en verachten. De Kerk weet ook het sociologisch en statistisch onderzoek te waarderen, wanneer dit nuttig blijkt om de historische context te begrijpen waarin de pastorale activiteit zich moet ontplooien, en om beter de waarheid te kennen, maar een dergelijk onderzoek alleen kan niet zonder meer beschouwd worden als uitdrukking van de geloofszin.
Omdat het de taak is van het apostolische ambt te garanderen dat de Kerk volhardt in de waarheid van Christus en dat zij daar steeds dieper in doordringt, moeten de herders de geloofszin bevorderen in alle gelovigen, de echtheid van zijn expressies gezagvol onderzoeken en beoordelen en de gelovigen opvoeden tot een steeds rijper begrip van de evangelische waarheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10.
Ten behoeve van een dergelijke echt evangelische beoordeling in de verschillende situaties en cultuurvormen waarin man en vrouw hun huwelijk en hun gezinsleven beleven, kunnen en moeten de echtgenoten en de ouders zelf evenwel een eigen, onvervangbare bijdrage leveren. Hun charisma of eigen gave, de gave van het Sacrament van het Huwelijk, maakt hen bekwaam voor deze taak Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de opening van de zevende Synode van Bisschoppen over het Gezin (26 sept 1980), 3.