H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
In haar diepste werkelijkheid is de liefde wezenlijk gave en terwijl de echtelijke liefde de echtgenoten brengt tot de "kennis" die hen tot "één enkel vlees" Vgl. Gen. 2, 24 maakt, put zij zich niet uit tussen de echtgenoten, want zij maakt hen geschikt voor de grootst mogelijke wegschenking, waardoor zij medewerkers van God worden om het geschenk van het leven aan een nieuwe mens te geven. Terwijl de echtgenoten zich aan elkaar geven, schenken zij zo, boven zichzelf uit, het kind, levende weerkaatsing van hun eigen liefde, blijvend teken van de huwelijkseenheid en levende en onscheidbare synthese van hun vader- en moeder-zijn.
Wanneer zij ouders worden, ontvangen de echtgenoten van God de gave van een nieuwe verantwoordelijkheid. Hun ouderliefde is geroepen voor hun kinderen het zichtbare teken te worden van de liefde van God, "aan wie alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent". (Ef. 3, 15)
Men moet echter niet vergeten dat, ook al is de voortplanting niet mogelijk, het huwelijksleven daarmee niet zijn waarde verliest. De fysieke onvruchtbaarheid kan namelijk voor de echtgenoten aanleiding zijn tot andere belangrijke diensten aan de menselijke persoon, zoals bijvoorbeeld adoptie, verschillende opvoedende taken, hulp aan andere gezinnen, aan arme of gehandicapte kinderen.
Zo is de fundamentele taak van het gezin de dienst aan het leven, de verwerkelijking, door de geschiedenis heen, van de zegen van de Schepper aan het begin, door in de voortplanting het goddelijk beeld over te dragen van mens aan mens. Vgl. Gen. 5, 1-3
De vruchtbaarheid is de vrucht en het teken van de huwelijksliefde, het levend getuigenis van de volledige wederzijdse wegschenking van de echtgenoten: De ware echtelijke liefdescultus en heel het daarop berustende gezin, zonder achterstelling van de andere huwelijksdoelen, zijn erop gericht dat de echtgenoten van harte bereid zijn mee te werken met de liefde van de Schepper en Verlosser die door hen van dag tot dag zijn gezin uitbreidt en verrijkt. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 50
De vruchtbaarheid van de echtelijke liefde beperkt zich echter niet tot het verwekken van kinderen, ook al neemt men dit in zijn specifiek menselijke dimensie: zij breidt zich uit en verrijkt zich met al die vruchten van zedelijk, geestelijk en bovennatuurlijk leven, die de vader en de moeder geroepen zijn aan hun kinderen te schenken en via hun kinderen aan de Kerk en aan de wereld.
In het verlengde van de levende traditie van de kerkelijke gemeenschap door de geschiedenis heen hebben zo het recente Tweede Vaticaans Concilie en het leergezag van mijn voorganger Paulus VI, vooral in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968), aan onze tijd een werkelijk profetische boodschap overgedragen, die opnieuw met duidelijkheid de altijd oude en altijd nieuwe leer en norm van de Kerk over het huwelijk en de overdracht van het menselijke leven bevestigt en voorhoudt.
Daarom hebben de synodevaders in hun laatste bijeenkomst woordelijk verklaard: "Deze heilige synode, in eenheid van geloof verenigd met de opvolger van Petrus, verdedigt krachtig wat door het Tweede Vaticaans Concilie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 50 en H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) wordt voorgehouden, in het bijzonder dat de echtelijke liefde geheel en al menselijk en exclusief moet zijn en open moet staan voor het nieuwe leven. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 11 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 9.11 Voorstel 22. Het einde van nr. van die Encycliek bevestigt: "de Kerk spoort de mensen aan de voorschriften van de natuurwet in acht te nemen, die zij door haar onafgebroken onderricht uitlegt, dan leert zij, dat welke huwelijksdaad per se open moet blijven voor de overdracht van het menselijk leven. (ut quilibet matrimonii usus ad vitam humanam procreandam per se destmatus permaneat)"
De wetenschappelijk-technische vooruitgang, die de hedendaagse mens door zijn beheersing van de natuur voortdurend doet groeien, voedt immers niet alleen de hoop op het scheppen van een betere mensheid maar schept ook een steeds diepere angst voor de toekomst. Sommigen vragen zich af of het wel goed is te leven en of het niet beter zou wezen zelfs niet geboren te zijn; daarom twijfelen zij of het geoorloofd is anderen in het leven te roepen die wellicht hun eigen bestaan zullen vervloeken in een wrede wereld waarvan de verschrikkingen zelfs niet te voorzien zijn. Anderen denken dat zij de enigen zijn voor wie de voordelen van de techniek bestemd zijn, en sluiten anderen uit, aan wie voorbehoedmiddelen worden opgelegd of nog ergere methoden. Weer anderen, in de ban van de consumptiementaliteit en alleen bezorgd om een voortdurende vermeerdering van de materiële goederen, begrijpen tenslotte niet meer de geestelijke rijkdom van het nieuwe mensenleven en weigeren het daarom. De uiteindelijke reden van deze geesteshouding is de afwezigheid van God in het hart van de mensen; alleen zijn liefde is sterker dan alle mogelijke angsten van de wereld en kan deze overwinnen.
Zo is er een mentaliteit tegen het leven ontstaan (anti-life mentality in het Engels), zoals uit veel actuele problemen blijkt: men kan bijvoorbeeld denken aan een zekere paniek, voortgekomen uit de studies van ecologen en futurologen over de demografie, die soms het gevaar van de bevolkingstoename voor de kwaliteit van het leven overdrijven.
De Kerk gelooft echter vast dat het menselijk leven, ook al is het zwak en ziek, altijd een schitterende gave is van Gods goedheid. Tegenover het pessimisme ten aanzien van de toekomst en het blinde egoïsme die de wereld verduisteren, kiest de Kerk partij voor het leven; zij weet in ieder menselijk leven de glans te ontdekken van dat "ja", van dat "Amen" dat Christus zelf is Vgl. 2 Kor. 1,19 Vgl. Openb. 3, 14 . Tegenover het "nee" dat de wereld binnendringt en neerdrukt, stelt zij dit levende "ja" en verdedigt zij op deze manier de mensen en de wereld tegen degenen die het leven belagen en aantasten.
De Kerk is geroepen opnieuw met duidelijker en krachtiger overtuiging aan allen haar wil te manifesteren met alle middelen het leven te bevorderen en te verdedigen tegen elke hinderlaag, in welke situatie en in welk stadium van ontwikkeling het zich ook mag bevinden.
Daarom veroordeelt de Kerk als een ernstige aantasting van de menselijke waardigheid en van de rechtvaardigheid alle activiteiten van overheden of van andere publieke autoriteiten waarmee deze proberen, op welke wijze dan ook, de vrijheid van beslissing van de ouders over kinderen te beperken. Bijgevolg dient beslist iedere vorm van dwang veroordeeld te worden die autoriteiten gebruiken ten gunste van anticonceptie of zelfs van sterilisatie en abortus; men moet dit met kracht afwijzen. Eveneens moet men als een ernstige onrechtvaardigheid het feit verafschuwen dat in de internnationale betrekkingen ontwikkelingshulp afhankelijk wordt gesteld van programma's voor anticonceptie, sterilisatie en abortus. Vgl. Bisschoppensynodes, Boodschap bij de sluiting van de Bisschoppensynode over het christelijk gezin in de wereld van deze tijd (25 okt 1980), 5
Daarom voel ik mij, samen met de synodevaders, verplicht tot de theologen de dringende uitnodiging te richten dat zij hun krachten verenigen om met het hiërarchisch leergezag samen te werken en dat zij zich inspannen om steeds beter duidelijk te maken welke de Bijbelse fundamenten, de ethische motieven en de personalistische argumenten van deze leer zijn. Zo zal het mogelijk zijn, in de context van een ordelijke en harmonische uiteenzetting, de leer van de Kerk over deze belangrijke kwestie werkelijk toegankelijk te maken voor alle mensen van goede wil en het begrip ervoor te bevorderen, iedere dag duidelijker en dieper, op deze wijze zal het Gods plan steeds vollediger verwezenlijkt worden tot heil van de mens en tot eer van de Schepper.
In dit opzicht is de eendrachtige inspanning van de theologen, bezield door een overtuigde instemming met het leergezag. dat de enige echte gids is voor het volk Gods, ook dringend nodig wegens de innige band tussen de katholieke leer op dit punt en de mensvisie die de Kerk voorhoudt: twijfel of dwaling op het gebied van het huwelijk of van het gezin brengt een ernstige verduistering mee van de volledige waarheid over de mens in een culturele situatie die reeds zozeer verward en tegenstrijdig is. De bijdrage tot verheldering en verdieping die de theologen geroepen zijn te bieden als vervulling van hun specifieke taak, heeft een onvergelijkelijke waarde en betekent een bijzondere en hoogst gewichtige dienst aan het gezin en aan de mensheid.
Hierover heeft het Tweede Vaticaans Concilie duidelijk uitgesproken dat "wanneer het harmoniëren van de huwelijksliefde met het verantwoord doorgeven van het leven in het geding is, het zedelijk karakter van een handelwijze niet alleen afhangt van de goede bedoeling en van de subjectieve motivering, maar moet worden bepaald vanuit objectieve maatstaven die hun grondslag vinden in de eigen aard van de menselijke persoon en zijn daden; maatstaven derhalve die de volle betekenis van wederzijdse zelfgave en van menswaardige voortplanting waarborgen in een context van waarachtige liefde; een opgave die niet kan worden volbracht, als niet de deugd van echtelijke kuisheid oprecht wordt beoefend". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51
Het is juist vanuit "een integrale visie op de mens en op zijn roeping, niet alleen de natuurlijke en aardse, maar ook de bovennatuurlijke en eeuwige" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 7 dat Paulus VI heeft bevestigd dat de leer van de Kerk is gebaseerd op de niet te scheiden verbinding die God heeft gewild en die de mens niet uit eigen initiatief kan verbreken, tussen de twee betekenissen van de huwelijksdaad: de verenigende en de voortplantende" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 12. En hij heeft tenslotte besloten en bekrachtigd dat als van nature oneerbaar uitgestoten moet worden, ieder handelen dat met het oog op de huwelijksdaad of tijdens de voltrekking ervan of in het verloop van zijn natuurlijke gevolgen beoogt, als doel of als middel, de voortplanting onmogelijk te maken". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 14
Wanneer de echtgenoten, door middel van anticonceptie, de twee betekenissen scheiden die God de Schepper geschreven heeft in het wezen zelf van de man en de vrouw en in de dynamiek van hun seksuele vereniging, dan gedragen zij zich als "scheidsrechters" van Gods bedoeling: dan "manipuleren" en verlagen zij de menselijke seksualiteit en daarmee de eigen persoon en die van de partner en vervalsen zij de waarde van zijn "totale" wegschenking. Zo geeft de anticonceptie aan het expressiemiddel waarmee op oorspronkelijke wijze de wederzijdse totale zelfgave van de echtgenoten tot uiting wordt gebracht, een objectief tegenstrijdig effect, namelijk dat men zich niet volledig aan de ander schenkt; daaruit vloeit niet alleen de positieve weigering van openheid voor het nieuwe leven voort maar ook een vervalsing van de innerlijke werkelijkheid van de echtelijke liefde waarin de echtgenoten geroepen zijn zich met heel hun persoon weg te schenken.
Als de echtgenoten daarentegen door gebruik te maken van de periodieke onthouding, de ondeelbare band tussen de verenigende en voortplantende betekenis van de menselijke seksualiteit in acht nemen, gedragen zij zich als "bedienaars" van Gods plan en "gebruiken" zij de seksualiteit volgens het oorspronkelijk dynamisme van de "totale" wegschenking, zonder manipulaties of vervalsingen. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 13
In het licht van de ervaring van zoveel echtparen en van de gegevens van de verschillende menswetenschappen kan en moet de theologische studie het antropologische en tegelijk morele onderscheid begrijpen en uitdiepen dat bestaat tussen de anticonceptie en het benutten van de natuurlijke ritmen; het gaat daarbij immers om een verschil dat veel wijder en dieper is dan men gewoonlijk denkt en dat in laatste analyse twee opvattingen omtrent de persoon en de seksualiteit omvat, die niet tot elkaar herleidbaar zijn. De keuze van het natuurlijke ritme impliceert de aanvaarding van de tijd van de persoon, namelijk van de vrouw, en daarmee de aanvaarding van de dialoog, van het wederzijds respect, van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, van de zelfbeheersing. De aanvaarding van de tijd en van de dialoog betekent dat men het tegelijk geestelijk en lichamelijk karakter van het echtelijk verkeer erkent, alsook dat men in zijn leven de persoonlijke liefde in stand houdt die trouw vereist. Zo ervaart het echtpaar dat de echtelijke communicatie verrijkt wordt met die waarden van tederheid en affectiviteit die het innerlijke wezen vormen van de menselijke seksualiteit, ook in zijn lichamelijke dimensie. Op deze wijze wordt de seksualiteit gerespecteerd en gestimuleerd in zijn werkelijk en volledig menselijke dimensie, daarentegen nooit "gebruikt" als een "voorwerp", wat de eenheid van ziel en lichaam verbreekt en Gods schepping zelf treft, daar waar natuur en persoon op de meest innige wijze met elkaar verweven zijn.
Als lerares verkondigt zij onvermoeibaar de zedelijke norm die het verantwoord overdragen van het leven moet leiden. Van deze norm is de Kerk beslist niet de maker of de rechter. In gehoorzaamheid aan de waarheid die Christus is, wiens beeld weerkaatst wordt in de natuur en in de waardigheid van de menselijke persoon, legt de Kerk de zedelijke norm uit en houdt zij hem voor aan alle mensen van goede wil, zonder zijn eisen van radicaliteit en volmaaktheid te verbergen.
Als moeder staat de Kerk dicht bij de vele echtparen die zich in moeilijkheden bevinden op dit belangrijke punt van het morele leven; zij is goed bekend met hun situatie, die vaak zeer hard is en soms werkelijk gekweld wordt door allerlei soorten moeilijkheden, niet alleen individuele maar ook maatschappelijke; de Kerk weet dat veel gehuwden moeilijkheden ontmoeten, niet alleen voor de concrete verwerkelijking maar ook voor het begrijpen zelf van de waarden die in de zedelijke norm liggen.
Maar het is een en dezelfde Kerk die tegelijk lerares en moeder is. Daarom houdt de Kerk nooit op uit te nodigen en aan te sporen, opdat de eventuele huwelijksmoeilijkheden opgelost worden, zonder dat ooit de waarheid wordt vervalst of aangetast; zij is namelijk overtuigd dat er geen echte tegenstrijdigheid kan bestaan tussen de goddelijke wet van de overdracht van het leven en die van de bevordering van de waarachtige echtelijke liefde. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51 Daarom moet de concrete pedagogie van de Kerk altijd samengaan met haar leer en nooit daarvan gescheiden worden. Ik herhaal derhalve met dezelfde overtuiging als mijn voorganger: "De heilzame leer van Christus intact laten is een uitmuntende vorm van liefde voor de mensen". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 29
Van de andere kant toont de echt kerkelijke pedagogie haar realisme en wijsheid alleen door een standvastige en moedige inspanning te ontplooien bij het scheppen en in stand houden van al die menselijke, - psychologische, morele en geestelijke - voorwaarden die onmisbaar zijn om de zedelijke waarden en normen te begrijpen en er ook naar te leven.
Zonder enige twijfel moet men onder deze condities de standvastigheid en het geduld tellen, de nederigheid ook en de sterkte van geest, het kinderlijk vertrouwen op God en op zijn genade, het veelvuldig gebruik van het gebed en van de sacramenten van de Eucharistie en de verzoening. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 25 Zo gesterkt, zullen de christelijke echtgenoten het bewustzijn levendig kunnen houden van de bijzondere invloed die de genade van het sacrament van het huwelijk uitoefent op heel de werkelijkheid van het huwelijksleven en dus ook op hun seksualiteit: de gave van de Geest, door de echtgenoten ontvangen en beantwoord, helpt hen om de menselijke seksualiteit te beleven volgens het plan van God en als teken van de eenmakende en vruchtbare liefde van Christus voor zijn Kerk.
Onder de vereiste voorwaarden valt ook de kennis van de lichamelijke werkelijkheid en van haar vruchtbaarheidscyclus. Op dit gebied moet alles gedaan worden, opdat een dergelijke kennis toegankelijk is voor alle echtgenoten en eerder nog voor de jongeren, door middel van een duidelijke, tijdige en serieuze voorlichting en opvoeding, door echtparen, artsen en deskundigen. De kennis moet dan uitmonden in opvoeding tot zelfbeheersing; vandaar de absolute noodzaak van de deugd van kuisheid en van de blijvende opvoeding daartoe. Volgens de christelijke visie betekent de kuisheid geenszins afwijzing van of minachting voor de menselijke seksualiteit: zij betekent veeleer geestelijke energie, die de liefde weet te verdedigen tegen de gevaren van egoïsme en van agressiviteit en haar weet te doen groeien naar haar volledige verwerkelijking.
Met diepe intuïtie van wijsheid en liefde heeft Paulus VI niets anders gedaan dan de ervaring van veel echtparen vertolken, toen hij geschreven heeft in zijn encycliek:
"De beheersing van de geslachtsdrift door verstand en vrije wil vraagt ongetwijfeld om zelftucht opdat de gevoelsuitingen in het huwelijksleven goed geordend zijn, wat vooral nodig is voor de inachtneming van de periodieke onthouding. Maar deze zelftucht, die eigen is aan de echtelijke kuisheid, verre van de echtelijke liefde te schaden, verleent haar integendeel een hogere menselijke waarde. Zij vereist een voortdurende inspanning, maar dank zij haar weldadige invloed ontwikkelen de echtgenoten volledig hun persoonlijkheid en verrijken zij zich met geestelijke waarden; zij schenkt aan het gezinsleven vruchten van rust en vrede en vergemakkelijkt de oplossing van andere problemen; zij begunstigt de attentie voor de andere partner, helpt de echtparen het egoïsme, de vijand van de ware liefde, uit te bannen en verdiept hun verantwoordelijkheidszin bij de vervulling van hun plichten. De ouders verwerven door haar het vermogen van een diepere en meer werkdadige invloed bij de opvoeding van de kinderen". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 21
Juist omdat de zedelijke orde de bedoeling van God de Schepper openbaart en voorhoudt, kan zij niet iets zijn dat de mens benadeelt en zijn persoonlijkheid kleineert; integendeel, omdat zij beantwoordt aan de diepste behoeften van de door God geschapen mens, stelt zij zich in dienst van diens volledige mens-zijn, met de fijnzinnige en verplichtende liefde waarmee God zelf ieder schepsel bezielt, ondersteunt en naar zijn geluk voert.
De mens, die geroepen is te leven in verantwoordelijkheid volgens het wijze en liefdevolle plan van God, is echter een historisch wezen dat zichzelf van dag tot dag vormt door zijn talrijke vrije keuzen; daarom kent, bemint en volbrengt hij het zedelijke goed in groeifasen.
Ook de echtgenoten zijn in hun zedelijk leven geroepen tot een onophoudelijke vooruitgang, waarin zij worden gesteund door het oprechte en werkdadige verlangen steeds beter de waarden te leren kennen die door de goddelijke wet beschermd en bevorderd worden, en door de loyale en edelmoedige wil die waarden gestalte te geven in hun concrete keuzen. Zij mogen echter de wet niet alleen maar zien als een ideaal dat zij in de toekomst moeten bereiken; zij moeten haar beschouwen als een bevel van Christus de Heer, ervoor zorgend dat zij de moeilijkheden vol ijver overwinnen.
"Daarom mag de zogenaamde "wet van de geleidelijkheid" of de geleidelijke vooruitgang niet vereenzelvigd worden met de "geleidelijkheid van de wet", alsof er verschillende graden en verschillende vormen van voorschriften zouden zijn in de wet voor onderscheiden mensen en situaties. Volgens Gods bedoeling worden alle echtgenoten in het huwelijk geroepen tot heiligheid en deze hoge roeping wordt verwerkelijkt in zoverre de menselijke persoon in staat is te beantwoorden aan het goddelijk gebod met een gerust gemoed en in vertrouwen op Gods genade en de eigen wil". H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) (25 okt 1980), 8In dezelfde lijn is het van belang voor de pedagogie van de Kerk dat de echtgenoten vooral duidelijk de leer van de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Deze pedagogie omvat, zoals de synode naar voren heeft gebracht, heel het huwelijksleven. Daarom moet de taak het leven door te geven, geïntegreerd worden in de universele zending van heel het christelijke leven, dat zonder het kruis niet tot de verrijzenis kan komen. In deze context kan men begrijpen dat het niet mogelijk is de bereidheid tot zelfverloochening en opoffering uit het gezinsleven weg te denken; deze moet men integendeel van harte aanvaarden, teneinde de echtelijke liefde te verdiepen en haar bron van innige vreugde te laten worden.
Deze gezamenlijke voortgang vraagt om studie, voorlichting en een passende opleiding van priesters, religieuzen en leken die een taak hebben in de gezinspastoraal; zij allen zullen de echtgenoten kunnen helpen op hun menselijke en geestelijke tocht die het bewustzijn van de zonde meebrengt en de oprechte ijver voor de naleving van de zedenwet, alsmede de dienst van de verzoening. Men moet er zich ook van bewust zijn dat het in de intieme huwelijksomgang gaat om de wil van twee personen, die echter geroepen zijn tot harmonie van geest en gedrag; dit vraagt veel geduld, toegeeflijkheid en tijd. Van bijzonder belang is op dit gebied de overeenstemming van het morele en pastorale oordeel van de priesters; die overeenstemming moet nauwgezet gezocht en bewaard worden, opdat de gelovigen geen gewetensangst behoeven te hebben. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 28
De vooruitgang van de echtgenoten zal dus vergemakkelijkt worden, als zij, de leer van de Kerk eerbiedigend en in hoge mate vertrouwend op de genade van Christus, geholpen en begeleid door de zielenherders en door de hele kerkelijke gemeenschap, weten te ontdekken en te ervaren welke de kracht is die het Evangelie aanbiedt en die het gebod van de Heer aanreikt, voor de bevrijding en de ontwikkeling van de ware liefde.
Terwijl de Kerk zich verheugt over de resultaten die reeds bereikt zijn door het wetenschappelijk onderzoek voor een meer nauwkeurige kennis van het ritme van de vruchtbaarheid van de vrouw, en terwijl zij aanspoort tot een meer geregelde en ruimere uitbreiding van dit onderzoek, moet zij op dit gebied met hernieuwde kracht een beroep doen op de verantwoordelijkheid van allen - artsen, deskundigen, huwelijksconsulenten, opvoeders, echtparen - die de gehuwden doeltreffend kunnen helpen om lief te hebben in respect voor de structuur en de doeleinden van de huwelijksdaad, die uitdrukking is van hun liefde. Dit betekent een grotere, meer beslissende en meer systematische inspanning om de natuurlijke methoden van geboortebeperking te doen kennen, waarderen en toepassen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot vertegenwoordigers van Centre de Liaison des Equipes de Recherche (3 nov 1979), 9 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan het eerste congres voor de gezinnen in Afrika en Europa (15 jan 1981)
Een kostbaar getuigenis kan en moet gegeven worden door die echtparen die door hun gezamenlijke inspanning in de periodieke onthouding gekomen zijn tot een rijper persoonlijk eigen oordeel over de liefde en het leven. Zoals Paulus VI schreef:
"Aan hen vertrouwt de Heer de taak toe aan de mensen de heiligheid en de liefelijkheid zichtbaar te maken van de wet die de wederzijdse liefde van de echtgenoten verenigt met hun medewerking aan de liefde van God, de Schepper van het menselijk leven". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 25