H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
In haar diepste werkelijkheid is de liefde wezenlijk gave en terwijl de echtelijke liefde de echtgenoten brengt tot de "kennis" die hen tot "één enkel vlees" Vgl. Gen. 2, 24 maakt, put zij zich niet uit tussen de echtgenoten, want zij maakt hen geschikt voor de grootst mogelijke wegschenking, waardoor zij medewerkers van God worden om het geschenk van het leven aan een nieuwe mens te geven. Terwijl de echtgenoten zich aan elkaar geven, schenken zij zo, boven zichzelf uit, het kind, levende weerkaatsing van hun eigen liefde, blijvend teken van de huwelijkseenheid en levende en onscheidbare synthese van hun vader- en moeder-zijn.
Wanneer zij ouders worden, ontvangen de echtgenoten van God de gave van een nieuwe verantwoordelijkheid. Hun ouderliefde is geroepen voor hun kinderen het zichtbare teken te worden van de liefde van God, "aan wie alle vaderschap in de hemel en op aarde zijn naam ontleent". (Ef. 3, 15)
Men moet echter niet vergeten dat, ook al is de voortplanting niet mogelijk, het huwelijksleven daarmee niet zijn waarde verliest. De fysieke onvruchtbaarheid kan namelijk voor de echtgenoten aanleiding zijn tot andere belangrijke diensten aan de menselijke persoon, zoals bijvoorbeeld adoptie, verschillende opvoedende taken, hulp aan andere gezinnen, aan arme of gehandicapte kinderen.