H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
Maar iedere mens is lid van de gemeenschap en behoort daardoor tot de gehele mensengemeenschap. Daarom wordt niet alleen deze of die mens, maar worden alle mensen geroepen om mee te werken aan de vooruitgang van de gehele mensheid. Alle beschavingen kennen een ontstaan, een bloei en een uitsterven. Maar zoals de golven van de zee bij het stijgend getij telkens verder opdringen op het strand, zo gaat ook de mensheid voort op de weg van de geschiedenis. Wij, die de erfgenamen zijn van vroegere generaties en die de vruchten plukken van het werk van onze tijdgenoten, wij hebben verplichtingen jegens alle mensen. Daarom mogen wij niet onverschillig staan ten opzichte van hen, die na ons de mensenfamilie zullen uitbreiden. De universele solidariteit, die een feit is, schenkt ons niet alleen weldaden, maar legt ons ook plichten op.