H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
Deze uitgroei echter van zijn persoon is niet iets, dat aan de willekeur van de mens is overgelaten. Gelijk al het geschapene gericht is op zijn Schepper, zo heeft het redelijk schepsel de plicht, zijn leven vrij te richten op God, de eerste waarheid en het hoogste goed. Daarom kan men deze ontplooiing van de menselijke persoon als het ware de samenvatting noemen van onze plichten. Daarbij komt nog, dat deze harmonie van de menselijke natuur, steeds verder uitgebouwd door persoonlijke arbeid en in persoonlijke verantwoordelijkheid, geroepen is tot een hogere waardigheid. Verbonden met de levengevende Christus, ontvangt de mens een nieuwe levensdimensie en komt hij tot een "humanisme", dat zijn natuur te boven gaat en hem de grootste volheid van leven schenkt; deze vormt het hoogste doel van de persoonlijke ontplooiing van de mens.