H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1994
TERTIO MILLENNIO ADVENIENTE Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert |
|||
► | De onmiddellijke voorbereiding | ||
► | Tweede fase | ||
► | Derde jaar: God de Vader |
1999, het derde en laatste voorbereidingsjaar zal worden gebruikt om de horizon van de gelovigen te verwijden zodat zij de dingen zullen zien zoals Christus zelf ze zag: in het perspectief van de "Vader die in de hemel is" Vgl. Mt. 5, 45 , door Wie Hij is gezonden en naar Wie Hij is teruggekeerd. Vgl. Joh. 16, 28
"Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus" (Joh. 17, 3). Heel het leven van de christen is als een pelgrimstocht naar het huis van de Vader, wiens onvoorwaardelijke liefde voor ieder menselijk schepsel en met name voor de 'verloren zoon' Vgl. Lc. 15, 11-32 wij iedere dag opnieuw ervaren. Deze pelgrimstocht raakt het hart van iedere mens, strekt zich uit tot heel de gelovige gemeenschap, en omsluit tenslotte de hele mensheid.
Het Jubileumjaar waarin Christus centraal staat, wordt op die manier een grote lofprijzing van de Vader: "Gezegend is God de Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen heeft gezegend met elke geestelijke zegening. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht" (Ef. 1, 3-4).
In dit derde jaar zal het besef, 'op weg te zijn naar de Vader', ons allen ertoe moeten brengen om in navolging van Christus, de Verlosser van de mens, een weg te gaan van waarachtige ommekeer, met het 'negatieve' aspect van bevrijding van de zonde, en het 'positieve' aspect van keuze voor het goede dat gevonden wordt in de zedelijke waarden van de door het evangelie bevestigde natuurwet. Dit is het geëigende kader voor de herontdekking en intense viering van het boete-sacrament in zijn diepste betekenis. De oproep tot ommekeer als een onmisbare voorwaarde van de christelijke liefde is van bijzonder belang in de moderne maatschappij, waar men vaak de grondslagen zelf van een ethisch juiste opvatting over het menselijk bestaan uit het oog schijnt te hebben verloren.
Het zal dus met name in dit jaar nodig zijn bijzondere nadruk te leggen op de goddelijke deugd van de liefde, indachtig de beknopte en aangrijpende woorden uit de eerste brief van Johannes: "God is liefde" (1 Joh. 4, 8.16). De liefde, met haar dubbel aspect van liefde voor God en voor de naaste, is de samenvatting van het zedelijk leven van de gelovige. Zij heeft God als oorsprong en als voltooiing.
In dit perspectief, als we ons het feit herinneren dat Jezus gekomen is "om de Blijde boodschap aan de armen te verkondigen" (Mt. 11, 5)(Lc. 7, 22), is het onontkoombaar dat uitdrukkelijker wordt gewezen op de voorkeurskeuze van de kerk voor de armen en buitengestotenen. In een wereld als de onze, getekend door zoveel conflicten en zoveel onduldbare verschillen op sociaal en economisch gebied, kan dit zelfs een karakteristiek aspect genoemd worden van de voorbereiding op en de viering van het Jubileumjaar. In de geest van het boek Leviticus (Lev. 25, 8-28) zullen de christenen zich zo tot stem maken van alle armen der wereld, en het Jubileumjaar voorstellen als een gunstig moment om onder meer een aanzienlijke vermindering, zo niet algehele kwijtschelding, te overwegen van de internationale schulden waaronder een groot aantal volkeren gebukt gaat.
Het Jubileumjaar zal ook de gelegenheid bieden om na te denken over andere grote uitdagingen van onze tijd, zoals bijvoorbeeld de moeilijkheden bij het gesprek tussen verschillende culturen, de problemen die samenhangen met de eerbiediging van de rechten van de vrouw en met de zorg voor gezin en huwelijk.
Indachtig de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie: "Christus maakt juist door de openbaring van het mysterie van de Vader en diens liefde de mens voor zichzelf duidelijk en geeft hem inzicht in zijn zeer hoge roeping", 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 zal men, met name in het derde voorbereidingsjaar, speciaal op twee gebieden actief moeten zijn: de confrontatie met het secularisme en de dialoog met de grote godsdiensten.
Wat het eerste betreft, zal het goed zijn, het veel omvattende thema te bestuderen van de crisis in de beschaving zoals deze zich vooral aftekent in het Westen, dat hoger ontwikkeld is op technisch gebied, maar innerlijk is verschraald doordat het God heeft vergeten of gemarginaliseerd. Het antwoord op de beschavingscrisis zal de beschaving van de liefde moeten zijn, gebaseerd op de universele waarden van vrede, solidariteit, gerechtigheid en vrijheid, die in Christus volledig tot voltooiing komen.
Wat anderzijds het religieus besef betreft, zal de vooravond van het jaar 2000, eveneens in het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen decennia, een zeer gunstige gelegenheid zijn voor de interreligieuze dialoog, overeenkomstig de duidelijke richtlijnen die Vaticanum II heeft gegeven in de Verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) over de betrekkingen van de kerk met de niet-christelijke godsdiensten.
In deze dialoog zal voor de joden en de moslims een eerste plaats moeten worden ingeruimd. God geve dat, om de oprechtheid van deze bedoelingen te bevestigen, er ook gemeenschappelijke ontmoetingen gehouden kunnen worden op plaatsen die voor de grote monotheïstische godsdiensten een eigen betekenis hebben.
Om het gesprek met de joden en de volgelingen van de islam kracht bij te zetten, moet daarom worden onderzocht of er historische bijeenkomsten te organiseren zijn op plaatsen met een zeer grote symbolische betekenis als Betlehem, Jeruzalem en op de berg Sinaï, alsook ontmoetingen met de vertegenwoordigers van de grote wereldgodsdiensten in andere steden. Toch zal er steeds op moeten worden gelet dat er geen gevaarlijke misverstanden ontstaan, door te waken voor het gevaar van syncretisme en van een oppervlakkig en bedrieglijk irenisme.
Bij dit alles zal de heilige maagd Maria, de uitverkoren dochter van de Vader, de gelovigen voor ogen staan als het volmaakte voorbeeld van de liefde voor God en voor de naaste. Zoals zij het zelf in de lofzang van het Magnificat zegt, heeft de Almachtige, heilig is zijn Naam, grote dingen in haar gedaan (Lc. 1, 49). De Vader heeft Maria uitverkoren voor een zending die enig is in de heilsgeschiedenis: de Moeder te zijn van de langverwachte Heiland. De Maagd heeft op Gods uitnodiging in volledige bereidheid geantwoord: "zie de dienstmaagd des Heren" (Lc. 1, 38). Haar moederschap, dat in Nazareth begon en het meest intens beleefd werd te Jeruzalem aan de voet van het kruis, zal in dit jaar door alle kinderen Gods verstaan worden als een warme en dringende uitnodiging om terug te keren tot het Vaderhuis, als zij haar moederlijke stem horen: "Doet wat Christus u zal zeggen". Vgl. Joh. 2, 5