H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1994
TERTIO MILLENNIO ADVENIENTE Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert |
|||
► | De onmiddellijke voorbereiding | ||
► | Tweede fase | ||
► | Tweede jaar: de Heilige Geest |
Het jaar 1998, het tweede jaar uit de voorbereidingsfase, zal speciaal gewijd zijn aan de Heilige Geest en aan zijn heiligmakende aanwezigheid binnen de gemeenschap van Christus' volgelingen. "Het grote Jubileum dat het tweede millennium zal besluiten", - zoals ik schreef in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Dominum et vivificantem
Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld
(18 mei 1986) - "... heeft een pneumatologisch karakter, omdat het mysterie van de menswording geschied is 'door de Heilige Geest'. Het is 'bewerkt' door de Geest die, één in wezen met de Vader en de Zoon, in het absolute mysterie van de drie-ene God de persoon is die liefde is, de ongeschapen gave die de eeuwige bron is van iedere schenking welke van God komt in de orde van de schepping, en het onmiddellijk beginsel en in zekere zin het subject van de zelfmededeling van God in de orde van de genade. Het mysterie van de menswording vormt het hoogtepunt van deze schenking, van deze goddelijke zelfmededeling.". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 50
De Kerk kan zich op het komende Jubileum "niet anders voorbereiden dan in de Heilige Geest. Wat zich 'op de volheid van de tijd' voltrokken heeft door de heilige Geest, kan nu alleen door Hem oprijzen uit het geheugen van de kerk." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 51
Inderdaad is het de Geest die in de kerk van alle tijden en plaatsen de enige Openbaring tegenwoordig stelt die Christus aan de mensen heeft gebracht, door haar in ieders hart te doen leven en werkzaam te doen zijn. "De Helper, de Heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb" (Joh. 14, 26).
Ook in onze dagen is de Geest degene die in de nieuwe evangelisatie de voornaamste rol vervult. Het is dus van groot belang, de Geest opnieuw te ontdekken als degene die het Rijk van God in de loop van de geschiedenis opbouwt en die de volledige openbaring ervan in Jezus Christus voorbereidt, doordat Hij de mensen van binnenuit bezielt en in het leven van de mensen de kiemen doet ontluiken van het volle heil dat aan het einde van de tijden zal komen.
In dit eschatologisch perspectief worden de gelovigen opgeroepen om de goddelijke deugd van de hoop weer te ontdekken, waarvan zij "hebben vernomen, toen het evangelie, het woord van de waarheid tot hen kwam" (Kol. 1, 5). De grondhouding van hoop spoort de christen enerzijds aan om het laatste doel, dat aan heel zijn leven zin en betekenis geeft, niet uit het oog te verliezen, en anderzijds biedt zij hem hecht gefundeerde redenen om iedere dag opnieuw zo te werken aan de omvorming van de werkelijkheid dat deze beantwoordt aan Gods bedoeling.
Zo schrijft Paulus: "Wij weten immers dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam. In deze hoop zijn wij gered" (Rom. 8, 22-24). De christenen worden opgeroepen zich op het grote Jubileum van het derde millennium voor te bereiden door hun hoop te verlevendigen op de definitieve komst van het koninkrijk van God dat zij van dag tot dag voorbereiden in hun inwendig leven, in de gemeenschap waartoe zij behoren, in hun eigen maatschappelijke situatie, en zo ook in de geschiedenis van de wereld.
Daarnaast dient men ook de tekenen van hoop te laten zien en beter te doen verstaan, die ondanks de schaduwen waardoor ze vaak voor onze ogen verborgen blijven, in het laatste deel van deze eeuw aanwezig zijn. Zulke tekenen van hoop zijn op wereldlijk terrein de vorderingen op wetenschappelijk en technisch gebied en vooral op het gebied van de geneeskunde in dienst van het menselijk leven; een groter verantwoordelijkheidsbesef voor het milieu; datgene wat er gedaan wordt om vrede en gerechtigheid te herstellen overal waar deze geschonden worden; het verlangen naar verzoening en solidariteit tussen de verschillende volkeren, met name bij de ingewikkelde betrekkingen tussen Noord en Zuid in de wereld, enzovoorts. Op kerkelijk terrein zijn deze tekenen: een aandachtiger luisteren naar de stem van de Geest door de openheid voor charisma's en de emancipatie van de leken; de intensieve inzet voor de zaak van de eenheid van alle christenen; de grote aandacht voor het gesprek met de andere godsdiensten en de moderne cultuur, enzovoorts.
Tijdens het tweede voorbereidingsjaar zal de aandacht van de gelovigen in het bijzonder dienen uit te gaan naar de betekenis van de inwendige eenheid van de Kerk, waarop de verschillende, door de Geest in haar gewekte gaven en charisma's gericht zijn. Wat dit betreft zal het goed zijn, dieper in te gaan op de leer van Vaticanum II op het gebied van de ecclesiologie, zoals deze met name in de Dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) is neergelegd. Dit belangrijke document heeft uitdrukkelijk onderstreept dat de eenheid van het Lichaam van Christus gebaseerd is op het handelen van de Geest, gewaarborgd wordt door het apostolisch ambt en gedragen wordt door onderlinge liefde. Vgl. 1 Kor. 13, 1-8
Door deze catechetische verrijking van het geloof zullen de leden van het Volk van God ongetwijfeld tot een rijper bewustzijn van hun verantwoordelijkheden en tot een levendiger besef van de betekenis van de kerkelijke gehoorzaamheid gebracht worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 37
Maria, die door de Heilige Geest het mensgeworden Woord ontving en die daarna haar hele leven liet leiden door de inwendige werking van de Geest, zal in de loop van dit jaar vooral worden beschouwd en nagevolgd als de vrouw die trouw was aan de stem van de Geest, als de vrouw van stilte en luisteren, de vrouw van het hopen die zoals Abraham de wil van God wist te aanvaarden, "hopend tegen alle hoop in" (Rom. 5, 18). Het verlangend uitzien van de armen van de Heer is in haar tot volkomenheid gekomen, en zij is het stralend voorbeeld voor allen die van ganser harte hun vertrouwen stellen op de beloften van God.