Sindsdien is alles omgevormd. Twee christenen verlangen te trouwen; de heilige Paulus houdt hun voor: 'Gij zijt niet (meer) van uzelf (
1 Kor. 6, 19). Terwijl zij lidmaten zijn van Christus, terwijl zowel de een als de ander 'in de Heer' is, voltrekt zich ook hun eenheid 'in de Heer', zoals die van de kerk, en daarom is zij 'een groot geheim' (
Ef. 5, 32), een teken dat niet alleen het mysterie van de eenheid van Christus met de kerk representeert, maar het ook bevat en het uitstraalt door de genade van de Heilige Geest, die er de levend makende, ziel van is. Want het is de liefde zelf die eigen is aan God welke Hij ons mededeelt, opdat wij Hem beminnen en opdat wij ook elkaar beminnen met deze goddelijke liefde: 'gij moet elkaar beminnen, zoals Ik u heb liefgehad' (
Joh. 13, 34). De uitdrukkingen zelf van hun tederheid zijn voor de christelijke echtgenoten doordrongen met deze liefde die zij putten uit het hart van God. En indien de menselijke bron gevaar zou lopen op te drogen, zijn goddelijke bron is even onuitputbaar als de niet te peilen diepten van de tederheid Gods. Op de intieme, sterke en rijke gemeenschap met Hem is de huwelijksliefde gericht. Het is deze innerlijke en geestelijke werkelijkheid die het gemeenschapsleven van de echtgenoten omvormt in wat men volgens de gezaghebbende leer van het concilie 'die kleine kerk van het gezin'
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 zou kunnen noemen, een waarachtige 'cel van de kerk', zoals reeds onze zeer beminde voorganger Johannes XXIII zei bij gelegenheid van uw pelgrimstocht van 3 mei 1959
Discorsi, messaggi, colloqui del Santo Padre Giovanni XXIII, Tip. Pol. Vat., blz. 298, basiscel, kiemcel, ongetwijfeld de kleinste, maar ook de meest fundamentele in het kerkelijk organisme.