DE INTERPRETATIE VAN HET DOGMA
(Soort document: Internationale Theologische Commissie)
1 oktober 1989
B.III.2 - De leer van de Kerk (dogma’s in ruimere zin)
Binnen het geheel van de kerkelijke traditie verstaat men onder dogma in ruimere zin het verplichtende en lerarende getuigenis van de Kerk over de in het Oude Testament beloofde, door Jezus Christus definitief en in haar volheid geopenbaarde en in de Heilige Geest blijvend in de Kerk aanwezige heilswaarheid van God. Dit onderrichtende element behoort in het Nieuwe Testament blijkbaar van meet af aan tot de verkondiging van het geloof. Jezus zelf trad op als leraar (rabbi) en werd als zodanig aangesproken. Hij onderwees zelf en zond zijn leerlingen uit om te onderwijzen. Vgl. Mt. 28, 20
De vroege gemeenten hadden eigen leraren. Vgl. Rom. 12, 7
Vgl. 1 Kor. 12, 28
Vgl. Ef. 4, 11
Vooral met het doopsel schijnt al vroeg een bepaalde vorm van onderricht verbonden te zijn. Vgl. Rom. 6, 17
In de latere apostolische geschriften treedt het belang van de leer nog duidelijker naar voren. Vgl. 1 Tim. 1, 10
Vgl. 2 Tim. 4, 2. e.v.
Vgl. Tit. 1, 9. e.a.
In de leerstellige uitleg van de waarheid van de openbaring wordt getuigenis afgelegd over Gods Woord in en door een woord van mensen. Daarom deelt hij zowel in het eschatologische en definitieve karakter van de waarheid die in Jezus Christus is verschenen, als in de historiciteit en beperktheid van elke menselijke taal. De leer van de Kerk kan slechts; binnen het geloof juist begrepen en uitgelegd worden. Daaruit volgt.
- Dogma’s dienen als een verbum rememorativum geïnterpreteerd te worden. Zij dienen als anamnese en herinnerende interpretatie van de magnalia Dei gezien te worden, waarover de getuigenissen van de openbaring berichten. Daarom moeten zij op de Schrift en de traditie betrokken worden en vandaar uit uitgelegd worden. Zij dienen binnen de grote context van het Oude en Nieuwe Verbond geïnterpreteerd te worden conform de analogie van het geloof. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12
- Dogma’s dienen als een verbum demonstrativum gezien te worden. Zij spreken niet slechts over heilsdaden uit het verleden, maar zij willen het heil hier en nu werkzaam verkondigen en tegenwoordig stellen. Zij willen licht en leven zijn. Daarom dienen zij als heilswaarheid geïnterpreteerd te worden en aan de mensen van elke tijd levend, aansprekelijk en op uitnodigende wijze voorgehouden te worden.
- Dogma’s dienen als een verbum prognosticum geïnterpreteerd te worden. Als getuigenissen over de eschatologische waarheid en werkelijkheid van het heil zijn dogma’s eschatologisch-anticiperende uitspraken. Zij dienen hoop te wekken en moeten daarom met het oog op het laatste doel en de voltooiing van de mens en de wereld geïnterpreteerd Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 18 en als doxologie opgevat worden.
© 1990, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie / Kerkelijke Documentatie 1990, nr 5, p. 21-45
Vert. vanuit het Duits: prof. dr. J. Ambaum m.m.v. prof. dr. L. Elders s.v.d.