Paus Martinus V - 22 februari 1418
Evenzo, of hij gelooft, vasthoudt aan en beweert, dat welk algemeen Concilie ook, en ook dat van Konstanz, de universele Kerk vertegenwoordigt.
Evenzo, of hij gelooft, vasthoudt aan en beweert, dat dit, wat het heilige Concilie van Konstanz, de universele Kerk vertegenwoordigend, heeft goedgekeurd en goedkeurt ten gunste van het geloof, en tot heil van de zielen, dat dit door alle Christengelovigen goedgekeurd en vastgehouden moet worden: en wat het heeft veroordeeld en veroordeelt als tegengesteld aan het geloof of de goede zeden, dat dit door diezelfden als veroordeeld vastgehouden moet worden, geloofd en beweerd.
Evenzo, of hij gelooft, vasthoudt aan en beweert, dat de veroordelingen van Johannes Wycliff, Johannes Hus en Hieronymus van Praag, uitgesproken met betrekking tot hun personen, boeken en documenten door het heilige algemene Concilie van Konstanz, volgens de regels en terecht zijn uitgesproken, en door welke katholiek dan ook als zodanig vastgehouden en stevig beweerd moeten worden.
Evenzo, of hij gelooft, vasthoudt aan en beweert, dat Johannes Wycliff uit Engeland, Johannes Hus uit Bohemen en Hieronymus uit Praag ketters geweest zijn en als ketters moeten worden aangeduid en beschouwd, en hun boeken en leer verwerpelijk zijn geweest en zijn, wegens welke, en (vanwege) hun halsstarrigheid, zij door het heilige Concilie van Konstanz als ketters zijn veroordeeld.
Evenzo, vooral een geletterde moet ondervraagd worden, of hij gelooft, dat de Concilie van Konstanz
Sessie VIII - Errores Johannis Wyclif
8e Zitting
(4 mei 1415) en de Concilie van Konstanz
Sessio XV - Dwalingen van Jan Hus
15e Zitting
(6 juli 1415), hierboven beschreven, echt en katholiek zijn: namelijk, dat de bovengenoemde 45 stellingen van Johannis Wycliff en de 30 van Johannes Hus niet katholiek zijn, maar sommige daarvan zijn openlijk ketters, sommige zijn dwalingen, andere zijn lichtvaardig en opruiend, weer andere aanstootgevend voor vrome oren.
Evenzo, of hij gelooft en beweert, dat het in geen geval is toegestaan te zweren.
Evenzo, of hij gelooft, dat het is toegestaan op bevel van de rechter een eed af te leggen over het spreken van de waarheid, of welke andere (eed) dan ook passend bij de zaak, ook voor de reiniging van laster.
Evenzo, of hij gelooft, dat een meineed die willens en wetens is gepleegd, om welke reden of aangelegenheid dan ook, voor het behoud van het eigen lichamelijke leven of dat van een ander, zelfs ten gunste van het geloof, een doodzonde is.
Evenzo, of hij gelooft, dat hij die weloverwogen de riten van de Kerk, de ceremonies van exorcisme en van catechese, de wijding van doopwater veracht, een doodzonde begaat.
Evenzo, of hij gelooft, dat na de consecratie door de priester in het Sacrament van het altaar onder de omhulling van brood en wijn niet de materie brood en de materie wijn zijn, maar de in alles dezelfde Christus, Die aan het kruis geleden heeft en aan de rechterhand van Vader zit.
Evenzo, of hij gelooft en beweert, dat nadat de consecratie door de priester voltrokken is, onder alleen de gedaante van het brood en zonder de gedaante van de wijn, het ware vlees van Christus en het bloed en de geest en de goddelijkheid en de gehele Christus is, en hetzelfde lichaam volmaakt en onder ieder van die gedaantes afzonderlijk is.
Evenzo, of hij gelooft, dat de gewoonte van communiceren van leken alleen onder de gedaante van het brood, door de gehele Kerk in acht genomen, en door het heilige Concilie van Konstanz goedgekeurd, zo in acht genomen moet worden, dat het niet toegestaan is haar af te wijzen of zonder toestemming van de Kerk naar believen te veranderen. En dat zij die halsstarrig het tegendeel van het voorafgaande zeggen, als ketters of personen die rieken naar ketterij moeten worden geweerd en gestraft.
Evenzo, of hij gelooft, dat een Christen die het ontvangen van het Sacrament van het Vormsel afwijst, of van het Laatste Oliesel, of van de plechtigheid van het Huwelijk, een doodzonde begaat.
Evenzo, of hij gelooft, dat een Christen boven het berouw van zijn hart, wanneer hij de beschikking heeft over een geschikte priester, vanwege de heilsnoodzakelijkheid gehouden wordt alleen bij de priester te biechten, en niet bij een leek of leken hoe goed en vroom ze ook zijn.
Evenzo, of hij gelooft, dat een priester in aan hem toegestane gevallen een zondaar, die gebiecht heeft en berouw heeft getoond, van zijn zonden kan verlossen, en hem een boete kan opleggen.
Evenzo, of hij gelooft, dat een slechte priester met de vereiste materie en vorm en met de bedoeling te doen, wat de Kerk doet, echt voltrekt, echt vrijspreekt, echt doopt, echt de andere Sacramenten toedient.
Evenzo, of hij gelooft, dat de heilige Petrus de plaatsvervanger van Christus is geweest, die de macht had om te binden en ontbinden op aarde.
Evenzo, of hij gelooft, dat de canoniek gekozen Paus, die dat voor dat moment is, wanneer zijn eigen naam is uitgesproken, de opvolger van de heilige Petrus is, die de hoogste macht heeft in de Kerk van God.
Evenzo, of hij gelooft, dat de volmacht van jurisdictie van de Paus, de aartsbisschop en de bisschop in het ontbinden en binden groter is dan de volmacht van een eenvoudige priester, zelfs als hij de zorg over de zielen heeft.
Evenzo, of hij gelooft, dat de Paus aan alle Christenen die oprecht berouw hebben en gebiecht hebben vanwege een vrome en juiste reden een aflaat kan verlenen tot vergeving van de zonden, vooral aan hen die heilige plaatsen bezoeken en zelf hun helpende handen uitsteken.
En of hij gelooft, dat zij die op grond van een dergelijk verlof de kerken zelf bezoeken en hun helpende handen uitstrekken naar hen dergelijke aflaten kunnen verkrijgen.
Evenzo, of hij gelooft, dat iedere bisschop apart aan zijn onderdanen binnen de grenzen van de heilige canones dergelijke aflaten kan toestaan.
Evenzo, of hij gelooft en beweert, dat het is toegestaan dat relikwieën en beelden van Heiligen door christengelovigen vereerd worden.
Evenzo, of hij gelooft, dat ordes die door de Kerk goedgekeurd zijn, door de heilige Vaders volgens de regels en volgens het verstand zijn ingesteld.
Evenzo, of hij gelooft, dat de Paus of een andere prelaat, nadat de eigen namen van de Paus voor dat moment zijn uitgesproken, of de plaatsvervangers van hen, hun kerkelijke of wereldlijke onderdanen wegens ongehoorzaamheid of onbuigzaamheid kunnen excommuniceren, zo dat zo iemand als geëxcommuniceerd beschouwd moet worden.
Evenzo, of hij gelooft, dat wanneer de ongehoorzaamheid of onbuigzaamheid van de geëxcommuniceerden toeneemt, de prelaten of hun plaatsvervangers in geestelijke zaken de volmacht hebben (de straffen) te verzwaren en nog eens te verzwaren, een interdict op te leggen en de wereldlijke arm in te roepen; en dat aan deze kerkelijke regels gehoorzaamd moet worden door de ondergeschikten.
Evenzo, of hij gelooft, dat de Paus of andere prelaten en hun plaatsvervangers in geestelijke zaken de volmacht hebben ongehoorzame en onbuigzame priesters en leken te excommuniceren, en hun het ambt, de begunstiging, de toegang tot de kerk en de toediening van de kerkelijke Sacramenten te ontzeggen.
Evenzo, of hij gelooft, dat het is toegestaan aan kerkelijke personen zonder zonden bezittingen van deze wereld en tijdelijke goederen te hebben.
Evenzo, of hij gelooft, dat het niet is toegestaan aan leken deze dingen van hen weg te nemen op eigen gezag; integendeel, dat zij, als zij die zo wegnemen, afpakken en in bezit nemen, als heiligschenners bestraft moeten worden, ook als de kerkelijke personen, die dergelijke goederen bezitten, slecht zouden leven.
Evenzo, of hij gelooft, dat een dergelijke onteigening en inbeslagname, van welke priester ook, zelfs als die slecht leeft, lichtvaardig of gewelddadig gedaan of toegebracht, leidt tot heiligschennis.
Evenzo, of hij gelooft, dat het is toegestaan aan leken van beide geslacht, mannen namelijk en vrouwen, om vrijelijk het woord Gods te verkondigen.
Evenzo, of hij gelooft, dat het aan iedere priester apart is toegestaan vrijelijk het woord Gods te verkondigen, waar dan ook, wanneer dan ook en aan wie dan ook het aan hen zal zijn bevallen, zelfs als ze niet zijn gezonden.
Evenzo, of hij gelooft, dat alle doodzonden, en vooral de klaarblijkelijke, publiekelijk moeten worden terechtgewezen en uitgeroeid.