SOLLEMNIS CONVENTUSTot de Romeinse seminaristen
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
24 juni 1939
PARAGRAAF 2 - Als gij verlangt de harten der menschen te bezielen met liefde voor Christus, dan moet gij eerst zelf door die liefde in vuur, gezet worden. Dat is het doel van uw godsdienstige, ascetische opvoeding
Als gij verlangt de harten der menschen te bezielen met liefde voor Christus, dan moet gij eerst zelf door die liefde in vuur, gezet worden. Dat is het doel van uw godsdienstige, ascetische opvoeding.
Wij zeggen: door vereeniging met Hem in gebed. Inderdaad, als gij ons vraagt, wat wij bij het begin van ons pontificaat tot de priesters der katholieke Kerk te zeggen hebben, dan antwoorden wij: Bidt, bidt altijd meer, bidt met steeds grooter aandrang!
Door vereeniging met Hem in offer: nl. in het eucharistisch offer. Doch niet alleen in eucharistisch offer, maar tegelijk daarmee in wat wij kunnen noemen het offer van u zelven. Gij weet het immers: één der uitwerkselen van de H. Eucharistie is, dat zij aan degenen die er bij tegenwoordig zijn en haar ontvangen de kracht verleent om zich zelf in zekeren zin te offeren en zich zelf te verloochen. Bij de verschillende methoden der christelijke ascese bestaan er veel verschillen in bijkomstigheden. Dat mag zoo zijn en mag zoo blijven. Maar geen enkele methode kent een weg naar Gods liefde buiten het offer, ook van uw eigen persoon om. Dat is immers de eisch dien Christus Zijn volgelingen stelt:
”Zoo iemand Mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen iederen dag, en Mij volgen.” Dat heeft Hij gezegd. Hij heeft ook uitdrukkelijk verklaard, dat de weg naar de liefde Gods ligt in de onderhouding Zijner geboden. Hij heeft eindelijk – en wel op de eerste plaats tot Zijn apostelen – het wonderschoone woord gesproken:
”Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zoo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft ze alleen; maar zo ze sterft, brengt ze rijke vruchten voort.”
Het priesterschap vraagt van u wij mogen wel zeggen geheel eenige offers, waaronder als voornaamste het volledig offer van zich zelven in den dienst van Christus door het celibaat. Onderzoekt u zelven! En mochten sommigen bemerken, dat zij niet in staat zijn om het celibaat te onderhouden, dan smeeken wij hem het seminarie te verlaten en een anderen staat te kiezen, waarin zij hun leven met eere en verdienste kunnen doorbrengen. In het heiligdom zouden zij niet kunnen leven zonder gevaar voor hun eeuwige zekerheid en zonder schande voor de Kerk. Degenen echter die reeds in den priesterlijken staat leven of klaar staan om dien te aanvaarden sporen wij aan zich met algeheele en edelmoedige toewijding te geven. Zorgt er toch voor, dat gij u in deze edelmoedigheid niet laat overtreffen door ontelbare geloovigen, die in onzen tijd voor de eer van God en het geloof in Jezus Christus de hardste beproevingen geduldig verdragen, maar weest bij dezen strijd voor allen een lichtend voorbeeld, en bezorgt hun en allen door uw arbeid en toewijding goddelijke genade in leven en in streven.
Verder,
”dit gebed hebben wij van God ontvangen: wie God bemint moet ook zijn broeder beminnen.” Deze liefde voor den naaste is volgens Christus’ verklaring het kenteeken en als het ware het paspoort voor iederen christen; maar nog zij als het kenmerk van den katholieken priester gelden. Trouwens, de naastenliefde kan van de liefde tot God niet gescheiden worden. Dat wordt duidelijk aangetoond door den apostel Paulus, die in zijn verheven loflied op de liefde de liefde tot God en tot den naaste zoo prachtig met elkander in betrekking brengt. Deze liefde, die van geen scheidsmuren weet, strekt zich uit tot alle menschen, talen natiën en rassen. Welnu, dierbare zonen, maakt gebruik van de zoo gewenschte en heel bijzondere gelegenheid die uw verblijf te Rome u biedt, om deze liefde te beoefenen jegens de talrijke jonge mannen, die wel behooren tot de meest verschillende en de verst van elkander verwijderde natiën, maar die toch allen zijn van denzelfden tijd, hetzelfde geloof, dezelfde roeping, dezelfde roeping, dezelfde liefde voor Jezus Christus, en volkomen gelijkberechtigdheid in de Kerk. Ja, maakt van deze gelegenheid gebruik om die liefde beter te ontwikkelen, en doet niets, noch in woorden noch in werken, wat die liefde ook maar in het minst zou kwetsen. Laat politieke partijtwisten aan anderen over; de behandeling daarvan is uw taak niet. Spreekt gij onder elkander slechts over hetgeen betrekking heeft op het apostolaat, de zielzorg, de positie en den vooruitgang der Kerk en daardoor dienstig kan zijn.
Ten slotte, als gij in de liefde tot Christus wilt toenemen, dan moet gij een kinderlijke gehoorzaamheid, vertrouwen en liefde jegens den plaatsbekleeder van Christus in u aankweeken. Christus immers is het, aan wien gij in den persoon van Zijn plaatsbekleeder uw eerbied en gehoorzaamheid bewijst; Christus is voor u in hem tegenwoordig. Het is verkeerd de Kerk als rechtsinstituut te scheiden van de Kerk als rechtsinstituut, wier hoofd de Paus is, is ook de Kerk van Christus, de Kerk van den liefdebond, het groote gezin van alle christenen. Laten dus de gevoelens, die in een echt christelijk gezin vader ren kinderen, kinderen en vader aller-nauwst verbinden, ook heerschen tusschen u en ons. Gij, die in deze stad verblijft, zijt er getuige van, hoe deze apostolische Stoel met terzijdestelling van alle menschelijke beschouwingen aan niets anders denkt en niets anders zoekt dan het welzijn, het geluk, de zaligheid van de geloovigen en van geheel het menschendom. Deelt dus het vertouwen dat gij door uw eigen ondervinding voor den H. Stoel hebt opgevat aan uw broeders over heel de wereld mede, om allen in de liefde van Christus één te zijn met den Paus.
Zoo verlicht door de goddelijke waarheid en bezield door de liefde van Christus zal uw apostolaat als priester, midden in de wilde stormen der waarheid en liefde afgekeerde wereld, midden in de moeilijkheden en wederwaardigheden, die als het voorrecht en haast de natuurlijke, noodzakelijke begeleiders zijn van alle arbeiders in het apostolaat, door Gods genade niet zonder overvloedige vruchten blijven voor het heil der zielen en niet zonder die zaligende vertroosting, wier volle genot den heiligen leeraar der heidenen de verzekering deed geven:
”Door Christus is onze vertroosting overvloedig.”
God alleen weet, langs welke wegen Zijn voorzienigheid een ieder uwer leiden zal, welke hoogten en laagten, hoeveel schreden langs rotsige, doornige paden u ten slotte te wachten staan. Maar één ding blijft in het leven van ieder priester, die diep doordrongen is van de waarheid en de liefde van Christus met onfeilbare zekerheid vaststaan: de hoop op Hem,
”die ons de overwinning gegeven heeft door Jezus Christus onzen Heer.”
In wie moet deze bovennatuurlijke zekerheid van de overwinning dieper geworteld zijn dan in u, die bij de graven der apostelen en bij de catacomben der martelaren dien geest hebt opgedaan, die in vroeger tijden het menschdom heeft vernieuwd en die ook nu nog het bewustzijn heeft, dat de beloften van Jezus Christus in volle kracht blijven gelden? Daarom, beminde zonen, herhalen wij voor u met nadruk hetgeen de H. Paulus vol blijdschap en zekerheid omtrent de vruchten van zijn apostolischen arbeid verklaart:
”Derhalve, mijn geliefde broeders, staat onbewegelijk vast, weest ten allen tijde rijk in ’s Heeren werk; gij weet, dat uw arbeid niet vergeefsch is in den Heer.”
Met deze hoop bezield smeeken wij de overvloedige genade van den eeuwigen Hoogepriester over u allen en over ieder uwer in het bijzonder af, en verleenen wij u als onderpand van deze verlichtende en versterkende genade met groote liefde in den Heer den apostolischen zegen.
© 1940, Ecclesia Docens 0120, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 56-69
In ongecorrigeerde spelling