15 april 1993
Geen enkele wetenschappelijke methode voor de bestudering van de Bijbel is in staat de rijkdom van de Bijbelteksten geheel tot haar recht te doen komen. Hoe groot ook de waarde is van de historisch-kritische methode, toch kan zij er geen aanspraak op maken geheel toereikend te zijn. Noodgedwongen moet zij talrijke aspecten van de geschriften die zij bestudeert, terzijde laten. Het zal dus ook niet verrassen dat men tegenwoordig andere methodes en benaderingswijzen voorstelt om dieper in te gaan op bepaalde aspecten die de aandacht verdienen.
In deze paragraaf B zullen wij enige methodes van literaire analyse uiteenzetten die men de laatste tijd heeft ontwikkeld. In de volgende paragrafen (C, D, E) zullen wij in het kort verschillende benaderingswijzen onderzoeken, waarvan sommige te maken hebben met de bestudering van de traditie, andere met de ‘menswetenschappen’, weer andere met bepaalde moderne situaties. Tot slot (F) zullen wij de fundamentalistische wijze van Bijbellezing bespreken die elke methodische interpretatiepoging afwijst.
Profiterend van de vooruitgang die in onze tijd de vrucht is van taalkundige en letterkundige studies, gebruikt de Bijbelexegese in toenemende mate de nieuwe methodes van literaire analyse, met name de retorische analyse, de narratieve analyse en de semiotische analyse.
Op zich is de retorische analyse geen nieuwe methode. "Wel nieuw is dat zij systematisch gebruikt wordt voor de interpretatie van de Bijbel, en ook het feit dat er een ‘nieuwe retorica’ in opkomst is.
Retorica is de kunst een betoog zo op te bouwen dat het anderen overtuigt. Aangezien alle Bijbelteksten tot op zekere hoogte een overtuiging willen overdragen, hoort een zekere kennis van de retorica tot de normale bagage van de exegeet. De retorische analyse moet op kritische wijze gehanteerd worden, want de wetenschappelijke exegese behoort zich te onderwerpen aan de eisen van de kritische geest.
Tal van recente Bijbelstudies hebben veel aandacht gewijd aan de aanwezigheid van retorica in de Schrift. Men kan drie verschillende benaderingswijzen onderscheiden: de eerste gaat uit van de klassieke Grieks-Latijnse retorica; de tweede heeft veel aandacht voor de Semitische procedés in de wijze van opbouw; de derde laat zich leiden door de recente ‘nieuwe retorica’-studies.
Iedere situatie waar gesproken wordt, bevat drie elementen: de spreker (of schrijver), het gesproken woord (of de tekst) en de toehoorders (de doelgroep). Bijgevolg onderscheidt de klassieke retorica drie factoren die mede de kwaliteit bepalen van het betoog als instrument voor het overdragen van een overtuiging: het gezag van de spreker, de kracht van de argumenten, de emoties die de toespraak bij de toehoorders weet op te wekken. De wijze van spreken is in grote mate afhankelijk van het soort gehoor en van de situatie.
Sinds Aristoteles onderscheidt men in de klassieke retorica drie soorten van welsprekendheid: judiciaire welsprekendheid (voor de rechtbank), deliberatieve welsprekendheid (in politieke vergaderingen), demonstratieve welsprekendheid (in plechtigheden).
Steeds meer exegeten constateren de enorme invloed van de retorica in de hellenistische cultuur, en maken daarom gebruik van de verhandelingen over de klassieke retorica om bepaalde aspecten van Bijbelse geschriften, vooral van het Nieuwe Testament, beter te kunnen analyseren.
De aandacht van andere exegeten is geheel gericht op de specifieke trekken van de Bijbelse literaire traditie. Deze traditie, die geworteld is in de Semitische cultuur, vertoont uitgesproken voorkeur voor een symmetrische opbouw, waardoor tussen de verschillende elementen van de tekst verbanden worden gelegd. Door de bestudering van de vele vormen van parallellie en andere procedés die karakteristiek zijn voor de Semitische wijze van opbouw, zal men beter de literaire structuur van de teksten kunnen onderkennen en zo de boodschap van de tekst beter verstaan.
De nieuwe retorica neemt een algemener standpunt in. Ze wil meer zijn dan enkel een opsomming van stijlfiguren, oratorische kunstjes, soorten van betoog. Zij poogt te achterhalen waarom een bepaald taalgebruik effectief is en een overtuiging weet over te dragen. Zij wil ‘realistisch’ zijn, en wil zich niet alleen maar beperken tot de formele analyse. De situatie waarin het debat plaats vindt, krijgt van haar de verdiende aandacht. Ze bestudeert stijl en opbouw als middelen om het gehoor te beïnvloeden. Daartoe maakt zij gebruik van de recente bijdragen van disciplines als taalkunde, semiotiek, antropologie en sociologie.
Toegepast op de Bijbel, wil de ‘nieuwe retoriek’ doordringen tot in de kern van de taal van de openbaring, juist als religieuze taal die een overtuiging overdraagt, en nagaan wat dit spreken in een bepaalde maatschappelijke context voor invloed heeft.
De retorische analyse, en met name de recente verdere uitwerkingen ervan, betekent een verrijking voor de kritische bestudering van de teksten en verdient daarom veel waardering. Zij herstelt iets wat lang verwaarloosd is, en leidt tot het herontdekken of beter verstaan van de oorspronkelijke bedoelingen.
Terecht vestigt de ‘nieuwe retoriek’ er de aandacht op, dat spreken kan overtuigen en overreden. De Bijbel is niet enkel maar de formulering van een aantal waarheden. De Bijbel is een boodschap in een bepaalde context, een boodschap die effect sorteert dankzij de kracht van argumenten en een retorische strategie.
Toch hebben de retorische analyses hun beperkingen. Wanneer zij zich beperken tot beschrijven, zijn ze vaak alleen maar van stilistisch belang. Ze zijn wezenlijk synchronisch. Daarom kunnen zij niet als een onafhankelijke methode beschouwd worden die zichzelf genoeg zou zijn.
Als ze worden toegepast op de Bijbelteksten rijzen er verschillende vragen: behoorden de schrijvers van die teksten tot de meest ontwikkelde kringen? In welke mate hebben zij zich bij het opstellen van hun geschriften laten leiden door de regels van de retorica? Welk soort retorica komt het eerst in aanmerking om een bepaald geschrift te analyseren: de Grieks-Latijnse of de Semitische? Bestaat niet het gevaar dat men aan bepaalde Bijbelteksten een te ingewikkelde retorische structuur toekent? Men mag zich niet door deze en andere vragen laten weerhouden dat soort analyses te gebruiken; het zijn slechts vragen, die aangeven dat men deze vorm van analyse met onderscheidingsvermogen moet hanteren.
Om de Bijbelse boodschap te verstaan en door te geven, biedt de narratieve exegese een methode die aansluit bij de verhaalvorm en het persoonlijk getuigenis, die wezenlijke aspecten zijn van het verkeer tussen mensen, en ook kenmerkend zijn voor de heilige Schrift. Het Oude Testament geeft ons immers een heilsgeschiedenis; het verhaal hiervan heeft daadwerkelijk invloed en wordt de substantie van geloofsbelijdenis, liturgie en catechese Vgl. Ps. 78, 3-4 Vgl. Ex. 12, 24-27 Vgl. Dt. 6, 20-25 Vgl. Dt. 26, 5-11 . Het christelijk kerygma bestaat in wezen uit de verhalenreeks van leven, dood en verrijzenis van Jezus Christus, gebeurtenissen waarover de evangeliën ons gedetailleerd vertellen. Ook de catechese wordt in verhalende vorm gegeven Vgl. 1 Kor. 11, 23-25 .
Met betrekking tot de narratieve benadering is het goed om methodes van analyse te onderscheiden van theologische beschouwing.
Men kent tegenwoordig talrijke analysemethode. Sommige gaan uit van de bestudering van oude narratieve modellen. Andere baseren zich op een of andere vorm van moderne ‘narratologie’. In dat geval zijn er vaak overeenkomsten met de semiotiek. De narratieve analyse heeft bijzondere aandacht voor de elementen in de tekst die betrekking hebben op de intrige van het verhaal, de karakters, het standpunt dat de verteller inneemt. Zij bestudeert hoe het verhaal zó wordt verteld dat de lezer opgenomen wordt in ‘de wereld van het verhaal’ en in het waardesysteem daarvan.
Verschillende methodes introduceren een onderscheid tussen ‘werkelijke schrijver’ en ‘impliciete schrijver’, ‘werkelijke lezer’ en ‘impliciete lezer’. De ‘werkelijke schrijver’ is de persoon die het verhaal heeft geschreven. Met ‘impliciete schrijver’ wordt het schrijversbeeld aangeduid dat geleidelijk uit de tekst naar voren komt (zijn cultuur, temperament, neigingen, geloof, enzovoort). Men noemt ‘werkelijke lezer’ iedere persoon die toegang heeft tot de tekst - van de eersten die de tekst hebben gelezen of hebben horen lezen tot de lezers of toehoorders van deze tijd. Met ‘impliciete lezer’ bedoelt men de lezer die door de tekst wordt verondersteld en voortgebracht, die in staat is tot de mentale en affectieve verrichtingen die nodig zijn om in de wereld van het verhaal binnen te treden en erop te reageren op de wijze die de werkelijke schrijver, door de impliciete schrijver heen, bedoelde.
Zolang de werkelijke lezer (bijvoorbeeld wij zelf aan het einde van de twintigste eeuw) zich kan identificeren met de impliciete lezer, blijft een tekst zijn invloed uitoefenen. Een van de belangrijkste opdrachten van de exegese is die identificatie te vergemakkelijken.
Narratieve analyse houdt ook in dat de betekenis van de tekst op een nieuwe manier wordt verstaan. Terwijl de historisch-kritische methode de tekst meer beschouwt als een ‘venster’, waardoor men een of ander tijdvak nader kan beschouwen (niet alleen de gebeurtenissen die verteld worden, maar ook de situatie van de gemeenschap waarvoor die gebeurtenissen werden verteld), benadrukt de narratieve analyse dat de tekst ook als een ‘spiegel’ functioneert, in die zin dat de tekst een bepaald wereldbeeld ‘Schept - de ‘wereld van het verhaal’ - welke de zienswijze van de lezer beïnvloedt zodat hij sommige waarden eerder zal aanvaarden dan andere.
Dit soort studie, dat een typisch literair karakter heeft, gaat samen met een bepaalde vorm van theologische beschouwing die nagaat welke consequenties het ‘verhaal’-karakter - en dus het ‘getuigenis’-karakter - van de heilige Schrift heeft voor de geloofsinstemming, en welke meer praktische en pastorale hermeneutiek daaruit valt af te leiden. Het is een manier om te reageren tegen het herleiden van de geïnspireerde tekst tot een reeks theologische stellingen, die dan vaak in niet-schriftuurlijke categorieën en in niet-schriftuurlijke taal geformuleerd worden.
Men vraagt van de narratieve exegese dat zij, in een nieuwe context van de geschiedenis, de eigen manier waarop het Bijbels verhaal communiceert en betekenis geeft, tot haar recht zal laten komen, zodat het Bijbels verhaal beter haar heilbrengende kracht kan uitoefenen. Met nadruk wordt gewezen op de noodzaak om ‘het heil te verhalen’ (‘informatief’ aspect van het verhaal), en ‘te verhalen met het oog op het heil’ (‘performatief’ aspect). Van het Bijbels verhaal gaat immers - expliciet of impliciet - een existentiële oproep uit naar de lezer.
Het nut van de narratieve analyse voor Bijbelexegese is duidelijk. Ze sluit goed aan bij het narratieve karakter van zeer veel Bijbelteksten. Dankzij haar kan het makkelijker worden om van de tekst in zijn historische samenhang - zoals de historisch-kritische methode die tracht vast te stellen - te komen tot wat de tekst de moderne lezer te zeggen heeft. Daar staat tegenover dat het onderscheid tussen ‘werkelijke schrijver’ en ‘impliciete schrijver’ de interpretatieproblemen nog groter maakt.
Wanneer bij de analyse de narratieve methode wordt gebruikt, mag ze zich niet beperken tot het toepassen van tevoren vastgestelde modellen op Bijbelteksten. Ze moet juist trachten zich aan te passen aan het eigen karakter van die teksten. De narratieve analyse is een synchronische benaderingswijze, die aangevuld moet worden met diachronische studie. Daarnaast moet zij oppassen voor een mogelijke tendens om geheel uit te sluiten dat de in de Bijbelverhalen vervatte gegevens eventueel in doctrinaire zin worden uitgewerkt. Ze zou dan in strijd komen met de Bijbelse traditie zelf, die dit soort uitwerking toepast, en met de kerkelijke traditie, die op dezelfde weg is doorgegaan. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat de subjectieve existentiële uitwerking van het in verhalen overgedragen Woord Gods niet voldoende is als criterium dat de waarheid juist is verstaan.
Tot de synchronische methodes, dat wil zeggen de methodes die zich concentreren op de bestudering van de Bijbeltekst zoals deze in zijn uiteindelijke vorm voor ons ligt, hoort ook de semiotische analyse. Deze heeft zich de laatste twintig jaar in bepaalde kringen sterk ontwikkeld. De methode werd oorspronkelijk met de meer algemene term ‘structuralisme’ aangeduid. Grondlegger en voorloper van deze methode is Ferdinand de Saussure, een Zwitsers taalkundige uit het begin van deze eeuw, die de theorie heeft ontwikkeld dat iedere taal een aan vaste regels onderworpen systeem is van onderlinge betrekkingen. Verschillende taal- en letterkundigen hebben een duidelijke invloed gehad op de verdere uitwerking van deze methode. De meeste Bijbelgeleerden die bij de bestudering van de Bijbel zich van de semiotische methode bedienen, beroepen zich op Algirdas J. Greimas en de door hem gestichte Parijse School. Elders zijn soortgelijke methodes en benaderingswijzen op basis van de moderne linguïstiek in ontwikkeling. In het kort zullen wij de methode van Greimas uiteenzetten en analyseren.
De globale inhoud van een tekst kan op drie verschillende niveaus worden geanalyseerd:
De theoretici van de semiotische methode werken nog steeds aan een verdere ontwikkeling van die methode. Het huidige onderzoek gaat met name over enunciatie en intertextualiteit. Terwijl ze aanvankelijk vooral bij narratieve Bijbelteksten werd gebruikt, die er zich ook meer voor lenen, wordt de methode steeds meer gebruikt voor andere typen van Bijbels discours.
Uit de gegeven beschrijving van de semiotiek, en vooral uit de uiteenzetting van de vooronderstellingen waar ze van uitgaat, wordt reeds duidelijk welke de voordelen van deze methode zijn en welke haar beperkingen. De semiotiek doet ons beter beseffen dat iedere Bijbeltekst een samenhangend geheel is dat aan nauwkeurige taalkundige mechanismen gehoorzaamt; daardoor helpt zij ons om de Bijbel, het in mensentaal gesproken Woord Gods, beter te verstaan.