H. Paus Johannes Paulus II - 4 maart 1979
In deze verbondenheid op het vlak van de zending, waarover met name Christus zelf beslist, moeten alle Christenen ontdekken wat hen reeds verbindt, nog vóór hun volle vereniging verwezenlijkt wordt. Dat is precies de apostolische en missionaire, missionaire en apostolische eenheid. Dank zij deze eenheid kunnen wij samen dichter naar de heerlijke erfenis van de menselijke geest toegaan, die zich in alle godsdiensten heeft getoond, zoals de verklaring 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) van het Tweede Vaticaans Concilie zegt. Dank zij deze eenheid benaderen wij tevens alle culturen, alle ideologieën en alle mensen van goede wil. Wij doen deze tegemoettreding met achting, de eerbied en de onderscheiding des geestes, die sinds de tijd der apostelen kenmerkend was voor de missionaire houding en van de missionaris zelf. Wij hoeven maar te herinneren aan de heilige Paulus, en wel aan zijn redevoering op de Areopaag in Athene. Aan de basis van de missionaire houding ligt altijd een diepe achting voor wat er "in de mens" is, voor wat hij diep in zijn geest heeft uitgewerkt met betrekking tot de meest fundamentele problemen; het betreft de eerbied voor al wat de Geest, die "blaast waarheen Hij wil", in hem heeft bewerkt. De zending is nooit een vernietiging, maar een opnemen en heropbouwen van gegeven waarden, ook al heeft men aan zo'n verheven ideaal in de praktijk niet steeds ten volle beantwoord. Daarbij weten we zeer goed, dat de bekering, die moet wortelen in de zending, het werk is van de genade, waarin de mens zichzelf helemaal moet terugvinden.
Daarom hecht de Kerk van onze tijd zo'n groot belang aan al wat het Tweede Vaticaans Concilie heeft uiteengezet in de 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Dignitatis Humanae
Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden
(7 december 1965), zowel in het eerste als het tweede deel van dit document. We voelen diep de verplichtingen die ons worden opgelegd door de waarheid die God ons heeft geopenbaard. En in het bijzonder ondervinden we een zeer levendige verantwoordelijkheidszin tegenover deze waarheid. De Kerk is er krachtens haar instelling door Christus behoedster en lerares van. Juist opdat ze deze waarheid in haar volle gaafheid zou kunnen onderrichten en trouw bewaren, heeft de Kerk een bijzondere bijstand van de heilige Geest gekregen. Laten we bij de vervulling van deze zending kijken naar Christus zelf, de eerste verkondiger van het Evangelie, en ook naar de apostelen, martelaren en belijders. De 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Dignitatis Humanae
Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden
(7 december 1965) toont ons overtuigend aan dat Christus, en later de apostelen, bij de verkondiging van de waarheid, die niet van de mensen komt maar van God (" Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem die Mij gezonden heeft", van de Vader dus), met inzet van heel hun geesteskracht, een diepe achting bewaren voor de mens, voor zijn verstand, zijn wil, zijn bewustzijn en zijn vrijheid. Daardoor maakt de waardigheid van de menselijke persoon zelf deel uit van deze verkondiging, zelfs zonder woorden, enkel al door de houding er tegenover. Deze houding is blijkbaar in overeenstemming met de bijzondere noden van deze tijd. De echte vrijheid van de mens ligt niet in al wat de verschillende systemen en ook individuele personen beschouwen en propageren als vrijheid. Voor de Kerk is dat krachtens haar goddelijke zending een reden te meer om nog beter te waken over deze vrijheid, die voorwaarde en grondslag is voor de werkelijke waardigheid van de menselijke persoon.
Jezus Christus gaat de mens van ieder tijdperk, ook het onze, tegemoet met dezelfde woorden: "Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken". Deze woorden houden tegelijk een fundamentele eis en een waarschuwing in: de eis van oprechtheid tegenover de waarheid als voorwaarde voor een authentieke vrijheid, en de waarschuwing alle schijnvrijheid te vermijden, alle oppervlakkige en eenzijdige vrijheid, en alle vrijheid die niet de bodem raakt van de waarheid over mens en wereld. Ook vandaag, na tweeduizend jaar, is Christus voor ons Degene, die de mens de vrijheid brengt die gegrondvest is op de waarheid; Hij die de mens bevrijdt van alles was de vrijheid in zijn geest, zijn hart en zijn geweten beperkt, vermindert en als het ware tot in de wortels vernielt. Wat een bewonderenswaardig bewijs van dat alles werd en wordt voortdurend gegeven door degenen, die door Christus en in Christus, de echte vrijheid hebben gevonden en er het getuigenis van hebben afgelegd, zelfs wanneer ze van buitenaf onder zware druk worden gezet! En toen Jezus Christus zelf als gevangene voor het gerecht van Pilatus verscheen en door hem werd ondervraagd over de beschuldiging die de vertegenwoordigers van het Sanhedrin tegen Hem uitbrachten, antwoordde Hij toen niet: "Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid". Door deze woorden op een beslissend ogenblik voor de rechter uit te spreken, bevestigde Hij als het ware opnieuw wat Hij tevoren al had gezegd: "Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken". Is in de loop van alle eeuwen en generaties, vanaf de tijd der apostelen, Jezus Christus zelf niet zo vaak voor het gerecht verschenen aan de zijde van mensen die omwille van de waarheid gevonnist werden? Is Hij niet mee de dood ingegaan met wie veroordeeld werden omwille van de waarheid? Zal Hij niet altijd de woordvoerder en verdediger zijn van wie "in geest en waarheid" leeft? Hij blijft dat steeds voor het aanschijn van de Vader, en evenzeer voor de geschiedenis van de mens. En ondanks alle zwakheden die deel uitmaken van haar menselijke geschiedenis, blijft de Kerk op haar beurt onophoudelijk Hem volgen die gezegd heeft: "Maar er zal een uur komen, ja, het is er al, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. De Vader toch zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden".