CON SEMPREKerstboodschap 1942
(Soort document: Paus Pius XII - Radiotoespraak)
Paus Pius XII -
24 december 1942
HOOFDSTUK 3 - Beschouwingen over de wereldoorlog en over de vernieuwing van de gemeenschap
Beminde zonen, God geve, dat, terwijl onze stem uw oor bereikt, uw hart diep getroffen en bewogen worde door de diepe ernst, de brandende zorg, de bezwerende nadruk, waarmede wij u deze gedachten inprenten. Zij willen een beroep zijn op het wereld geweten en een oproep tot verzamelen voor allen, die bereid zijn uit de omvang van de wereldramp de grootheid van hun zending en hun verantwoordelijkheid te wegen en af te meten.
Een groot deel van de mensheid en - wij aarzelen niet het te verklaren - ook niet weinigen van hen die zich christenen noemen, delen op een of andere wijze in de collectieve verantwoordelijkheid voor de verkeerde ontwikkeling, de nadelen en het gebrek aan zedelijke hoogheid van de tegenwoordige maatschappij.
Wat betekent deze wereldoorlog en alles wat er mee samenhangt, alles wat zijn verwijderde of naaste antecedenten of zijn methoden en zijn materiƫle, juridische en morele gevolgen betreft, anders dan de ineenstorting, die misschien voor degenen die niet dieper zagen onverwacht was, maar die vooruitgezien werd en ter afwending waarvan gebeden werd door hen, wier blik doordrong tot op de bodem van een maatschappelijke orde, die achter een bedriegelijk gelaat of achter het masker van conventioneele vormen haar noodlottige zwakheid en haar ongebreidelde blinde zucht naar winst en macht verborg?
Wat in tijden van vrede lag opgehoopt, dat barstte bij het uitbreken van de oorlog uit in een droevige reeks van daden, die in tegenspraak zijn met de geest van menselijkheid en Christendom. De internationale overeenkomsten om de oorlog minder onmenselijk te maken door hem te beperken tot de combattanten, en om de regels voor bezetting en voor de krijgsgevangenschap van de overwonnenen te bepalen, bleven op vele plaatsen een dode letter, en wie is er die het einde ziet van deze toenemende verergering?
Willen de volken soms werkeloos toezien bij zulk een rampzalige ontwikkeling? Of moeten niet veeleer op de puinhopen van een maatschappelijke orde, die zulk een tragisch bewijs van haar ongeschiktheid voor het welzijn van het volk gegeven heeft, de harten van alle grootmoedige en rechtschapen mensen zich verenigen in een plechtige gelofte, dat zij niet zullen rusten, voordat onder alle volken en naties van de aarde tot een legioen is aangegroeid de schare van hen, die met het vast besluit de maatschappij terug te brengen tot haar onwrikbaar zwaartepunt, de goddelijke wet, er naar smachten zich in dienst te stellen van de menselijke persoonlijkheid en van haar in God geadelde gemeenschapij?
Die gelofte is de mensheid schuldig aan de
ontelbare doden, die op de slagvelden begraven liggen; het offer van hun leven, dat zij bij de vervulling van hun plicht gebracht hebben, is het offer voor een nieuwe en betere maatschappelijke orde.
Die gelofte is de mensheid schuldig aan de
onafzienbare schare van moeders, van weduwen en wezen, die zich het licht, de troost en de steun van hun leven zagen ontrukken.
Die gelofte is de mensheid schuldig aan die ontelbare ballingen, die door de orkaan van de oorlog uit hun vaderland zijn weggerukt en in vreemde landen zijn verstrooid, en die met de profeet mogen klagen: "Ons erfdeel is aan de vreemden overgegaan, onze huizen aan vreemdelingen." (Jer. 5, 2)
Die gelofte is de mensheid schuldig aan de
honderden en duizenden personen, die zonder enige eigen schuld, alleen om redenen van
nationaliteit of ras, tot de dood of tot een geleidelijk uitsterven bestemd zijn.
Die gelofte is de mensheid schuldig aan de vele
duizenden niet-combattanten, vrouwen, kinderen, zieken en ouden van dagen, aan wie de luchtoorlog - tegen wiens gruwelen wij van de beginne af meermalen onze stem verheven hebben - zonder onderscheid of met onvoldoend onderzoek leven, goederen, gezondheid, woningen en tehuizen van liefdadigheid en bedehuizen ontnomen heeft.
Die gelofte is de mensheid schuldig aan de
stroom van tranen en bitterheden, aan de opeenstapeling van smarten en kwellingen, die uit de moorddadige verwoesting van de onmenselijke strijd voortkomen en die de hemel bezweren onder de roep om de nederdaling van de Geest, die de wereld bevrijde van deze overstroming van geweld en verschrikking.
© 1946, Ecclesia Docens 0151, Gooi & Sticht Hilversum
Vert.: F.A.J. Van Nimwegen C.ss.R.