H. Paus Johannes Paulus II - 30 september 1987
God is de rechter van levenden en doden. De rechter van alle mensen.
In zijn catechese die voorafging aan de nederdaling van de Heilige Geest over de heidenen, verkondigde Petrus dat "Hij (Christus) de door God aangestelde rechter is over de levenden en de doden" (Hand. 10, 42). Deze goddelijke macht (exousia) is ook reeds in het onderricht van Christus zelf verbonden met de Mensenzoon. De welbekende tekst uit het Matteusevangelie over het laatste Oordeel begint met deze woorden: "Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken" (Mt. 25, 31-32). De tekst verhaalt vervolgens het verloop van het proces en kondigt al de uitspraak ervan aan. Eerst de goedkeuring: "Komt gezegenden van mijn Vader, ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld" (Mt. 25, 34). Vervolgens de veroordeling: "Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten" (Mt. 25, 41).
Jezus Christus is tegelijk Mensenzoon en waarlijk God, want Hij heeft de goddelijke macht om te oordelen over de handelingen in de gewetens van de mensen, en die macht is definitief en universeel. Hij heeft zelf uitgelegd waarom Hij die macht bezit: "De Vader oordeelt niemand, maar heeft het oordeel geheel en al in handen van de Zoon gelegd, opdat allen de Zoon zouden eren zoals zij de Vader eren" (Joh. 5, 22-23).
Die macht wordt door Jezus in verband gebracht met zijn vermogen het leven te geven. "Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo gaf Hij ook aan de Zoon leven in zichzelf te hebben. Hij heeft Hem macht gegeven om oordeel te vellen; Hij is immers de Mensenzoon" (Joh. 5, 26-27). Volgens deze uitspraak van Jezus staat de goddelijke macht om te oordelen in verband met Christus' zending als Redder en Verlosser van de wereld. En "oordelen" behoort tot het Verlossingswerk: het is een definitieve heilsdaad. Het doel van het Oordeel is inderdaad de volledige deelneming aan het leven als de laatste gave aan de mens geschonken - de definitieve voleinding van zijn eeuwige roeping. Tegelijk staat die oordeelsmacht in verband met de openbaring naar buiten van de heerlijkheid van de Vader in zijn Zoon als Verlosser van de mens. "Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden" (Mt. 16, 27). De orde van de rechtvaardigheid werd van het begin af ingeschreven in de orde van de Genade. Het laatste Oordeel moet de definitieve bevestiging zijn van dit bijeenhoren : Jezus verklaart duidelijk dat "de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader zullen schitteren als de zon" (Mt. 13, 43), maar niet minder duidelijk is zijn verklaring dat zij die ongerechtigheid bedreven, verwijderd zullen worden Vgl. Mt. 7, 23 .
Zoals blijkt uit de parabel van de talenten (Mt. 25, 14-30), zal het oordeel afhangen van de medewerking met de van God ontvangen gave, medewerking met de genade, ofwel afwijzen ervan.
Volgens die tekst van Matteüs zal iedereen geoordeeld worden over de liefde. Maar het is evident, dat de mensen eveneens over hun geloof zullen worden geoordeeld: "Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal de Mensenzoon als de zijne erkennen bij Gods engelen" (Lc. 12, 8). "Als iemand zich schaamt over Mij en mijn woorden, zal de Mensenzoon zich over hem schamen, wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid en die van zijn Vader" (Lc. 9, 26) Vgl. Mc. 8, 38 .
Als het waar is, zoals vooral blijkt uit de synoptici, dat Christus rechter is in de eschatologische betekenis, dan is het evenzeer waar dat de goddelijke oordeelsmacht in nauw verband staat met Gods heilswil, die naar voren komt in heel de messiaanse zending van Christus, zoals het Johannesevangelie speciaal onderlijnt: "Tot een oordeel ben Ik in de wereld gekomen, opdat de niet-zienden zouden zien en de zienden blind worden" (Joh. 9, 39). "Indien iemand mijn woorden hoort zonder ze te onderhouden, dan veroordeel "Ik" hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen maar om de wereld te redden" (Joh. 12, 47).
Zo wordt er een correctie aangebracht aan die menselijke opvatting van Gods gerechtigheid, die er alleen een kille rechtvaardigheid in ziet, ja zelfs een wraaklust. In werkelijkheid is deze gedachte, die voortkomt uit de Bijbel, zoveel als de laatste schakel in Gods liefde. God oordeelt omdat Hij liefheeft en met het oog op de liefde. Het oordeel dat de Vader toevertrouwt aan Christus is gemaakt op de maat van de liefde van de Vader en van onze vrijheid.