BIJ GELEGENHEID VAN HET JOODSE PAASFEEST
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Boodschap)
Paus Benedictus XVI -
14 april 2008
Ik voel me in het bijzonder verbonden juist op dit moment van uw meest heilige viering, precies ook waartoe
2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) Christenen oproept om altijd in herinnering te hebben: dat de Kerk "Daarom kan de Kerk niet vergeten, dat zij de openbaring van het Oude Testament heeft ontvangen door middel van dit volk, waarmee God in zijn onuitsprekelijke barmhartigheid het Oude Verbond heeft willen sluiten, en dat zij zich voedt aan de wortel van de edele olijf, waarop de takken van de wilde olijf, de heidenen, geënt zijn"
2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4. Nu ik mij tot u richt wens ik opnieuw te bevestigen wat het
Tweede Vaticaans Concilie leert over de relaties tussen de Katholieken en Joden en herhaal de inzet van de Kerk voor de dialoog die in de afgelopen veertig jaar fundamentele wijzigingen ten goede heeft gegeven in onze relatie.
Vanwege deze groei in vertrouwen en vriendschap kunnen Christenen en Joden tezamen verheugd zijn over de diepe spirituele betekenis van het Pascha, de herinnering (zikkarôn) aan vrijheid en verlossing. Ieder jaar, wanneer we luisteren naar het verhaal van het Pascha keren wij terug naar die gezegende nacht van bevrijding. Deze heilige tijd van het jaar moet een oproep zijn aan beide gemeenschappen om te streven naar rechtvaardigheid, genade, solidariteit met de vreemden in het land, met de weduwe en de wezen, zoals Mozes bevolen heeft: "Bedenk dat u slaaf bent geweest in Egypte, en dat de heer uw God u daaruit verlost heeft. Daarom gebied ik u zo te handelen." (Deut. 24, 18).