H. Paus Johannes Paulus II - 22 mei 1994
Overigens toont het feit dat Maria, de Moeder van God en Moeder van de Kerk, niet de eigenlijke zendingsopdracht van de Apostelen en ook niet van het priesterambt ontvangen heeft, met alle duidelijkheid aan, dat het niet toelaten van de vrouw tot de priesterwijding geen vermindering is van haar waardigheid en geen discriminering van haar, maar het trouw opvolgen van de raadsbesluiten, die de Wijsheid van de Heer van het Universum toegeschreven wordt.
Hoewel de aanwezigheid en de rol van de vrouw in het leven en in de zending van Kerk niet aan het priesterambt gebonden is, blijven zij wel absoluut noodzakelijk en onvervangbaar. Zoals vanuit de verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Inter Insigniores
Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap
(15 oktober 1976) valt vast te stellen, wenst de Heilige Moeder de Kerk, "dat de christelijke vrouwen zich ten volle bewust worden, hoe groot haar zending is: haar taak is vandaag van het grootste belang, opdat de samenleving tegelijk vernieuwd en menselijker wordt en de gelovigen het ware beeld van de kerk ontdekken." Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 6 Het Nieuwe Testament en de hele kerkelijke geschiedenis tonen in voldoende mate de aanwezigheid van vrouwen in de Kerk aan, zowel als echte leerlingen en getuigen van Christus in de familie en in een beroep of in de volkomen toewijding aan de dienst voor God en het Evangelie. "Inderdaad heeft de Kerk, waar ze opkwam voor de waarde van de vrouw en haar roeping, verering en dankbaarheid voor diegene tot uitdrukking gebracht, die - trouw aan het Evangelie - ten alle tijde aan de apostolische zending van het gehele Volk Gods heeft deelgenomen. Het gaat daarbij om heilige martelaressen, maagden, moeders, die moedig hun geloof beleden en daardoor, omdat ze hun kinderen in de geest van het Evangelie hebben opgevoed, het geloof en de overlevering van de Kerk hebben doorgegeven". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 26
Daarom roept de verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Inter Insigniores
Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap
(15 oktober 1976) in herinnering, "Het ene betere charisma waarnaar iemand kan en moet streven, is de liefde. De grootsten in het rijk der hemelen zijn niet de ambtsdragers, maar de heiligen." Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 6