H. Paus Johannes Paulus II - 22 mei 1994
Geliefde broeders in het Bisschopsambt,
De priesterwijding, waardoor Christus aan Zijn Apostelen het aan Hem toevertrouwde ambt heeft overgedragen, om de gelovigen te leren, te heiligen en te leiden, is in de Katholieke Kerk vanaf het begin voorbehouden geweest aan mannen. Aan deze traditie hebben ook de Kerken in Oosten trouw vastgehouden.
Toen de vraag naar de wijding van vrouwen opkwam binnen de Anglicaanse gemeenschap heeft Paus Paulus VI gemeend, getrouw aan zijn ambt om de apostolische overlevering te beschermen en ook met het oog op een nieuwe hindernis op de weg naar de eenheid van de Christenen te vermeiden, de Anglicaanse broeders in herinnering geroepen, waaruit het standpunt van de Katholieke Kerk bestaat: "Ze houdt er aan vast, dat het vanuit principiële redenen niet toegelaten is, vrouwen tot de priesterwijding toe te laten. Tot deze redenen behoren: dat het in de Heilige Schrift gegeven voorbeeld van Christus, die alleen mannen tot Zijn Apostelen verkoos, de constante praktijk van de Kerk, die in de uitsluitende keuze van mannen Christus navolgde, en in haar levende leerambt, daaraan voortdurend vasthoudt, dat de uitsluiting van vrouwen tot het priesterambt overeenstemt met het plan van God met Zijn Kerk". Vgl. H. Paus Paulus VI, Brief, Aan Donald Coggan, aartsbisschop van Canterbury, Over het priesterschap van de vrouw (30 nov 1975), 2. AAS 68 (1976), 599-600: "Your Grace is of course well aware of the Catholic Church's position on this question. She holds that it is not admissible to ordain women to the priesthood, for very fundamental reasons. These reasons include: the example recorded in the Sacred Scriptures of Christ choosing the Apostles only among men; the constant practice of the Church, which has imitated Christ in choosing only men; and her living teaching authority which has consistently held that the exclusion of women from the priesthood is in accordance with God's plan for his Church" (S. 599).
Omdat deze vraag ook onder theologen en in veel katholieke kringen omstreden was, gaf Paus Paulus VI opdracht aan de Congregatie voor de Geloofsleer, de daarop betrekking hebbende leer van de Kerk te beschrijven en uit te leggen. Dat gebeurde in de verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Inter Insigniores
Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap
(15 oktober 1976), waarvan de publicatie door de Paus na bevestiging van de tekst, verordineerde.
De verklaring herhaalt en verklaart de door Paus Paulus VI aangegeven redenen van deze leer, waarbij als conclusie wordt getrokken, dat de Kerk zich niet de volmacht toeeigent: "Vrouwen tot de priesterwijding toe te laten" Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 4 Aan deze fundamentele redenen voegt het document nog theologische redenen toe, die juistheid van de Goddelijke beslissing voor de Kerk verklaart en het toont duidelijk dat de handelswijze van Christus niet op sociologische of culturele motieven van die tijd terug te voeren is. Paus Paulus VI ging dus verder met te verklaren: "Dat de werkelijke reden daarin ligt, dat Christus het zo vastgelegd heeft, toen Hij de Kerk met deze diepere grondwet en haar theologische antropologie voorzien heeft, die dan vervolgens in de traditie van de Kerk steeds gevolgd is." H. Paus Paulus VI, Angelus/Regina Caeli, Over de rol van de vrouw in het heilsplan (30 jan 1977), 4. Insegnamenti, Bd. XV, 1977, 111 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 51 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1577
In de Apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Mulieris Dignitatem
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
(15 augustus 1988) heb ik hierover het volgende geschreven: "Wanneer Christus alleen mannen tot Zijn Apostelen geroepen heeft, deed Hij dit volledig vrij en onafhankelijk. Hij deed met dezelfde vrijheid, waarmee Hij in Zijn gehele omgang de waarde en roeping van de vrouw heeft aangegeven, zonder Zich naar de heersende zeden en naar de door de toenmalige wetgeving getolereerde traditie te richten." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 26
Inderdaad verkondigen de Evangeliën en de Handeling van de Apostelen, dat die roeping overeenstemt met de eeuwige plannen van God: Christus koos hen die Hij wilde Vgl. Mc. 3, 13-14 Vgl. Joh. 6, 70 , en deed dat tezamen met Zijn Vader "door de heilige Geest" (Hand. 1, 2), nadat Hij de nacht in gebed had doorgebracht. Vgl. Lc. 6, 12
Daarom heeft de Kerk bij de toelating tot het priesterschap Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2 steeds als vaststaande norm de handelswijze van haar Heer overgenomen die Hij gebruikte bij de verkiezing van de twaalf mannen, die Hij als grondsteen van Zijn Kerk gelegd heeft Vgl. Openb. 21, 14 . Ze nemen inderdaad niet alleen een functie over, die dan ieder willekeurig lid van de Kerk uitgeoefend kan worden, maar ze werden op bijzondere wijze en zeer diepgaand met de zending van het Vleesgeworden Woord zelf verbonden. Vgl. Mt. 10, 1.7-8 Vgl. Mt. 28, 16-20 Vgl. Mc. 3, 13-15 Vgl. Mc. 16, 14-15 . De Apostelen handelden op dezelfde wijze, toen zijn hun medewerkers uitkozen Vgl. 1 Tim. 3, 1-13 Vgl. 2 Tim. 1, 6 Vgl. Tit. 1, 5-9 die hen in hun ambt zouden gaan opvolgen. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1577 In deze keuze zijn ook die begrepen, die door de geschiedenis van de Kerk heen de zending van de Apostelen voort zouden zetten, Christus, de Heer en Verlosser, tegenwoordig te stellen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20-21
Overigens toont het feit dat Maria, de Moeder van God en Moeder van de Kerk, niet de eigenlijke zendingsopdracht van de Apostelen en ook niet van het priesterambt ontvangen heeft, met alle duidelijkheid aan, dat het niet toelaten van de vrouw tot de priesterwijding geen vermindering is van haar waardigheid en geen discriminering van haar, maar het trouw opvolgen van de raadsbesluiten, die de Wijsheid van de Heer van het Universum toegeschreven wordt.
Hoewel de aanwezigheid en de rol van de vrouw in het leven en in de zending van Kerk niet aan het priesterambt gebonden is, blijven zij wel absoluut noodzakelijk en onvervangbaar. Zoals vanuit de verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Inter Insigniores
Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap
(15 oktober 1976) valt vast te stellen, wenst de Heilige Moeder de Kerk, "dat de christelijke vrouwen zich ten volle bewust worden, hoe groot haar zending is: haar taak is vandaag van het grootste belang, opdat de samenleving tegelijk vernieuwd en menselijker wordt en de gelovigen het ware beeld van de kerk ontdekken." Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 6 Het Nieuwe Testament en de hele kerkelijke geschiedenis tonen in voldoende mate de aanwezigheid van vrouwen in de Kerk aan, zowel als echte leerlingen en getuigen van Christus in de familie en in een beroep of in de volkomen toewijding aan de dienst voor God en het Evangelie. "Inderdaad heeft de Kerk, waar ze opkwam voor de waarde van de vrouw en haar roeping, verering en dankbaarheid voor diegene tot uitdrukking gebracht, die - trouw aan het Evangelie - ten alle tijde aan de apostolische zending van het gehele Volk Gods heeft deelgenomen. Het gaat daarbij om heilige martelaressen, maagden, moeders, die moedig hun geloof beleden en daardoor, omdat ze hun kinderen in de geest van het Evangelie hebben opgevoed, het geloof en de overlevering van de Kerk hebben doorgegeven". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 26
Daarom roept de verklaring Congregatie voor de Geloofsleer
Inter Insigniores
Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap
(15 oktober 1976) in herinnering, "Het ene betere charisma waarnaar iemand kan en moet streven, is de liefde. De grootsten in het rijk der hemelen zijn niet de ambtsdragers, maar de heiligen." Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring aangaande de vraag over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap, Inter Insigniores (15 okt 1976), 6
Hoewel de leer over de alleen aan de mannen voorbehouden priesterwijding, zowel door de bestendige en omvattende overlevering van de Kerk bewaard is als ook door het leerambt in recente documenten bestendig geleerd wordt, wordt in deze tijd op verschillende plekken dit voor discutabel gehouden, of men ziet slechts alleen een disciplinaire bedoeling in de beslissing van de Kerk om vrouwen niet tot de wijding toe te laten. Om aan al deze twijfel betreffende dit belangrijke onderwerp, dat de goddelijke inrichting van de Kerk zelf betreft, terzijde te schuiven, verklaar ik uit kracht van mijn ambt, de broeders te sterken Vgl. Lc. 22, 32 , dat de Kerk geen enkele volmacht heeft, vrouwen de priesterwijding toe te dienen, en dat alle gelovigen zich uiteindelijk dienen te houden aan dit besluit.
Terwijl ik u allen, mijn vereerde broeders, en over het gehele christelijke volk de blijvende goddelijke ondersteuning afroep, deel ik allen de Apostolische Zegen.
Uit het Vaticaan, 22 mei, het Pinksterfeest van 1994, in het 16e van mijn pontificaatJohannes Paulus II