H. Paus Johannes Paulus II - 25 september 1985
Wij weten dat Mozes, nadat hij met die zending belast werd, aan God vroeg hoe zijn naam was. En hier is het antwoord dat hij ontving: "IK BEN DIE IS". Volgens de exegetische, theologische en leerstellige traditie van de Kerk, die door Paulus VI werd overgenomen in het H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God
Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof
(30 juni 1968) (1968), moet dat antwoord worden geïnterpreteerd als een openbaring van God, als een openbaring van God als 'Wezen'.
Door het antwoord dat God aan Mozes gaf: "Ik ben die is", kan men van God een rijker en juister idee krijgen in het licht van de heilsgeschiedenis ; God - Jahwe - die op gezag van die Naam Mozes op weg zond, openbaarde zich vooral als de God van het Verbond: "Ik ben die is voor u"; Ik ben hier als de God die verlangt naar het Verbond en naar het heil, als de God die u bemint, de God die u redt. Die principiële verklaring toont ons God als een Wezen, als een Persoon die zich openbaart aan personen en die Hij als zodanig behandelt. Reeds toen God de wereld schiep, ontvluchtte Hij - als ik me zo mag uitdrukken zijn 'eenzaamheid', om zich te kunnen meedelen door zich naar de wereld toe te wenden, en speciaal naar de mensen toe, die geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis Vgl. Gen. 1, 26 . Uit de openbaring van de Naam "Ik ben die is", blijkt de waarheid naar voren te komen, dat God een Wezen-Persoon is die kent, bemint en de mensen tot zich trekt, de God van het Verbond.
Toen Hij met Mozes sprak aan de voet van de berg Horeb, stelde God - Jahwe - zich voor als "de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob", de God die reeds een verbond gesloten had met Abraham Vgl. Gen. 17, 1-4 en met de nakomelingen, de stamvaders van het uitverkoren volk, dat het Volk van God is geworden.
In het boek Exodus lezen we: "Ik ben Jahwe uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij" (Ex. 20, 2-3). In Deuteronomium vinden we de basisformule van het oudtestamentische Credo in de woorden: "Luister, Israël, Jahwe is onze God, Jahwe alléén!" (Deut. 6, 4).
Jesaja zal dat monotheïstisch Credo van het Oude Testament op een prachtige en profetische wijze uitdrukken; "Gij zijt mijn getuigen! - zo luidt de godsspraak van Jahwe - en mijn dienstknecht, die Ik heb uitverkoren, gij moet inzien en in Mij geloven, gij moet begrijpen dat Ik het ben. Eerder dan Ik werd er geen God gevormd en ook na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik alleen ben Jahwe, en een redder buiten Mij is er niet Gij zijt mijn getuigen, - luidt de godsspraak van Jahwe: Ik alleen ben God, altijd dezelfde tot in eeuwigheid" (Jes. 43, 10-13). "Wendt u tot Mij, en laat u redden, gij uithoeken der aarde; want Ik ben God en niemand anders!" (Jes. 45, 22).