De ontwikkeling heeft behoefte aan Christenen die de armen opheffen naar God in het gebaar van gebed, Christenen die gedragen worden door het bewustzijn dat de van waarheid vervulde liefde,
caritas in veritate, waarvan de echte ontwikkeling uitgaat, niet ons werk is maar ons geschonken wordt. Daarom moeten wij ook in de moeilijkste en meeste complexe gevallen niet slechts bewust reageren, maar ons voor alles beroepen op Zijn liefde. De ontwikkeling omvat zorg voor het geestelijk leven, ernstige aandacht voor ervaringen van Godsvertrouwen, van geestelijke broederlijkheid in Christus, van het zich toevertrouwen aan de goddelijke Voorzienigheid en barmhartigheid, van liefde en vergeving, van zelfverloochening, van de aanvaarding van de naaste, van gerechtigheid en vrede. Dat alles is essentieel om het “hart van steen” in een “hart van vlees” te veranderen (
Ez. 36, 26), om zo het leven op aarde “goddelijk” en daarmee menswaardiger te maken. Dit alles
behoort aan de mens, omdat de mens het subject van zijn bestaan is; en tegelijk
behoort het aan God, omdat God staat aan het begin en het einde van alles wat waarde heeft en verlossing schenkt: “Wereld, leven of dood, heden of toekomst, alles is van u, maar gij zijt van Christus en Christus is van God” (
1 Kor. 3, 22-23). Het diepe verlangen van de Christen is dat de hele familie van de mensheid God kan aanroepen als “Onze Vader!” Samen met de Eniggeboren Zoon kunnen alle mensen leren tot de Vader te bidden en Hem te vragen, met de woorden die Jezus Zelf ons gegeven heeft, dat zij Hem kunnen heiligen door te leven volgens Zijn wil, het noodzakelijke dagelijkse brood te hebben, evenals begrip en grootmoedigheid jegens de schuldenaren, om niet te zwaar op de proef te worden gesteld en verlost te worden van het kwaad
Vgl. Mt. 6, 9-13
.
Aan het einde van dit Paulusjaar wil ik deze wens graag tot uitdrukking brengen met de woorden van de apostel in de Brief aan de Christenen van Rome: “Uw liefde moet ongeveinsd zijn. Haat het kwaad, houdt vast wat goed is. Bemint elkander hartelijk met broederlijke genegenheid. Acht anderen hoger dan uzelf” (Rom. 12, 9.10). De Maagd Maria, die door Paus Paulus VI tot officieel Mater Ecclesiae (Moeder van de Kerk) is uitgeroepen en door het christelijk volk wordt vereerd als Speculum iustitiae (Spiegel van Gerechtigheid) en Regina Pacis (Koningin van de Vrede), moge ons beschermen en voor ons, door haar hemelse voorspraak, de kracht, de hoop en de vreugde verkrijgen die wij nodig hebben om ons verder edelmoedig te wijden aan de plicht “de integrale ontwikkeling van de mens en van alle mensen” H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 42 te verwezenlijken.
Gegeven te Rome, St. Pieter, op 29 juni, het Hoogfeest van de Heilige Apostelen Petrus en Paulus,
in het jaar 2009, het vijfde jaar van mijn pontificaat.
BENEDICTUS PP. XVI