Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
CARITAS IN VERITATE Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid |
|||
► | De ontwikkeling van de mens in onze tijd |
Na de ineenstorting van de economische en politieke systemen van de communistische landen van Oost-Europa en het einde van de zogenaamde “tegenover elkaar staande blokken” zou een alomvattend heroverweging van ontwikkeling nodig zijn geweest. Daartoe had Paus Johannes Paulus II opgeroepen, die in 1987 het bestaan van deze “blokken” als een van de hoofdoorzaken van de onderontwikkeling had aangewezen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 20, waar de politiek geld onttrok aan de economie en aan de cultuur, en de ideologie de vrijheid belemmerde. In het jaar 1991, na de gebeurtenissen van 1989, eiste hij ook dat een globaal nieuw ontwerp hand in hand zou moeten gaan met het einde van de “blokken”, en niet alleen in de betrokken landen, maar ook in het westen en in die delen van de wereld waar de ontwikkeling in volle gang was. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 22-29 Dat is echter slechts ten dele gebeurd en blijft een echte verplichting waaraan voldaan moet worden, doordat men misschien juist voordeel trekt uit de noodzakelijke beslissingen om de huidige economische problemen te boven te komen.
In onze tijd wordt de staat geconfronteerd met de situatie zich bezig te moeten houden met de beperkingen die de nieuwe economisch-commerciële en financiële context aan de soevereiniteit van de staat oplegt – een context die zich ook onderscheidt door een toenemende mobiliteit van het financieringskapitaal, evenals van de materiële en de niet-materiële productiemiddelen. Deze nieuwe context heeft de politieke macht van de staten veranderd.
Vandaag de dag – ook onder de indruk van de les die de huidige economische crisis ons leert, waarbij de burgerlijke overheid direct bezig is met het corrigeren van vergissingen en wanbeleid – lijkt een nieuwe herwaardering van de rol en de macht van de staat realistischer. Beide moeten verstandig overwogen en beoordeeld worden, zodat de staten weer de mogelijkheid hebben – ook door nieuwe vormen van betrokkenheid – de uitdagingen van de huidige wereld aan te pakken. Met een evenwichtiger rol van de burgerlijke overheid kan men ervan uitgaan dat die nieuwe vormen van deelname aan de nationale en internationale politiek versterkt worden, die door de activiteit van in de burgermaatschappij werkende organisaties tot stand komen. Het is te wensen dat er op deze manier een dieper ervaren opmerkzaamheid en deelname van de burgers aan de res publica mag groeien.
De arbeidsmobiliteit is in verband met de wijdverbreide deregulering een belangrijk verschijnsel geweest, niet zonder positieve aspecten, want daardoor kan de productie van nieuw vermogen en de uitwisseling tussen verschillende culturen gestimuleerd worden. Als echter onzekerheid aangaande arbeidsvoorwaarden tengevolge van processen van mobiliteit en deregulering om zich heen grijpt, ontstaan er vormen van psychologische instabiliteit en moeilijkheden bij het ontwikkelen van eigen consequente levensplanning, ook met het oog op het huwelijk. Dit leidt niet alleen tot situaties van verspilling van sociale mogelijkheden maar ook tot menselijke achteruitgang. Vergelijkt men dit met wat er in het verleden in de industriële samenleving is gebeurd, dan ziet men hoe de werkloosheid vandaag de dag nieuwe aspecten van economische irrelevantie uitlokt en de huidige crisis kan de situatie alleen nog maar doen verslechteren. Langdurig werkloos zijn of langere tijd afhankelijk zijn van publieke of particuliere hulp ondergraaft de vrijheid en de creativiteit van de persoon, evenals zijn familiebetrekkingen en sociale relaties, wat zwaar lijden op het psychologische en geestelijke vlak met zich meebrengt. Allen, en in het bijzonder de bestuurders, die bezig zijn de economische en sociale orde van de wereld een vernieuwd gezicht te geven, zou ik in herinnering willen roepen dat het eerste te beschermen en te benutten kapitaal de mens is, de persoon in zijn totaliteit – “want de mens is de ontwerper, het centrum en doel van het gehele sociaal-economisch leven”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 63
Niet alleen de situatie van armoede veroorzaakt nog altijd hoge cijfers van kindersterfte in vele gebieden, maar in verschillende delen van de wereld worden door regeringen nog steeds vormen van bevolkingscontrole in praktijk gebracht, die dikwijls contraceptie bevorderen en zelfs zover gaan dat abortus verplicht wordt. In de economisch meer ontwikkelde landen is tegen het leven gerichte wetgeving wijdverbreid en heeft gewoonte en praktijk reeds beslissend beïnvloed; dit draagt bij tot de verbreiding van een anti-geboorte mentaliteit, die men dikwijls ook probeert over te brengen op andere landen, alsof dit een vorm van culturele vooruitgang zou zijn.
Sommige niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) werken actief voor de verbreiding van abortus en bevorderen soms in arme landen de keuze voor sterilisatie, ook bij vrouwen die zich niet bewust zijn van de betekenis van de ingreep. Bovendien bestaat de gegronde verdenking dat af en toe ontwikkelingshulp zelf is verbonden met bepaalde vormen van gezondheidsbeleid, die de facto strenge maatregelen van geboortebeperking opleggen. Eveneens zorgwekkend is de wetgeving waarin wordt voorzien in euthanasie, en evenzo verontrustend de druk van nationale en internationale groepen om de juridische erkenning hiervan te eisen.
Openheid voor het leven vormt de kern van de ware ontwikkeling. Als een samenleving de weg inslaat van het weigeren of onderdrukken van het leven, zal deze uiteindelijk niet meer de nodige motivatie en energie vinden om zich in te zetten voor het ware welzijn van de mens. Als de persoonlijke en sociale zin voor de aanvaarding van een nieuw leven verloren gaat, dan verdorren ook andere voor het sociale leven nuttige vormen van aanvaarding. Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Boodschap voor Wereldvrededag, 1 januari 2007, De menselijke persoon - hart van de vrede (8 dec 2006), 5 De aanvaarding van het leven versterkt de morele krachten en stelt mensen in staat tot wederzijdse hulpverlening. Als rijke volken de ontvankelijkheid voor het leven koesteren, kunnen ze de behoeften van de arme volken beter begrijpen en het gebruik van enorme economische en intellectuele hulpbronnen voor de bevrediging van egoïstische wensen bij de eigen burgers vermijden. In plaats daarvan kunnen ze dan goede handelingen met het oog op een moreel gezonde en solidaire productie bevorderen, met eerbiediging van het grondrecht van ieder volk en iedere mens op leven.
De waardigheid van de persoon en de aanspraken van de gerechtigheid eisen dat – vooral vandaag de dag – de economische beslissingen de verschillen in bezit niet op een overdreven en moreel onaanvaardbare wijze vergroten, Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 33 en dat als prioriteit steeds het doel wordt nagestreefd, alle mensen toegang tot werk te verschaffen en de mogelijkheid tot arbeid te behouden. Zuiver bezien wordt dat ook vereist door de “economische rede”. De systematische toename van ongelijkheid tussen sociale groepen in één land en tussen de bevolkingen van verschillende landen, meer bepaald de massieve groei van de relatieve armoede, leidt er niet alleen toe dat de sociale samenhang wordt ondermijnd en dat zo de democratie in gevaar wordt gebracht. Ook op economisch vlak werkt deze negatief, door voortgaande erosie van het “sociale kapitaal”, beter gezegd door het ondermijnen van het geheel van betrekkingen die op vertrouwen, betrouwbaarheid en het naleven van de regels gebaseerd zijn, en die onontbeerlijk zijn voor ieder samenleven van burgers.
Bovendien vertelt de economische wetenschap ons dat een structurele situatie van onzekerheid leidt tot handelwijzen die de productie belemmeren en menselijke hulpbronnen verkwisten, omdat de werknemer de neiging heeft zich passief naar de automatische mechanismen te voegen, in plaats van creativiteit te ontwikkelen. Ook op dit punt is er een overeenstemming tussen de economische wetenschap en morele evaluatie. De menselijke prijs is immers ook een economische prijs, en economische misstanden eisen altijd ook een menselijke prijs.
Verder moet eraan herinnerd worden dat het terugbrengen van culturen tot de technologische dimensie, zelfs als dat misschien op korte termijn het verwerven van winst bevordert, op de lange termijn de wederzijdse verrijking en de dynamiek van de samenwerking belemmert. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen economische of sociologische overwegingen op korte en lange termijn. Het verlagen van het niveau van de rechtsbescherming van de werknemers of het afzien van mechanismen voor de herverdeling van winst, zodat het land een betere internationale concurrentiepositie verkrijgt, belemmeren de voortzetting van een langdurige ontwikkeling. Zo moeten de gevolgen van de huidige tendens naar een economie op korte, soms zelfs extreem korte termijn, voor de mensen zorgvuldig afgewogen worden. Dat vereist “een nieuwe en diepgaandere beschouwing over het wezen van de economie en haar doelen” H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2000, Vrede op aarde (8 dec 1999), 15, evenals een ingrijpende en vooruitziende herziening van het ontwikkelingsmodel, om de misstanden en vervormingen ervan te corrigeren. Dit is in feite een eis van de ecologische gezondheid van de planeet; en bovenal is het een noodzaak die voortkomt uit de culturele en morele crisis van de mens, waarvan de symptomen allang in alle delen van de wereld zichtbaar zijn.
Het voornaamste nieuwe kenmerk was de explosie van wereldwijde wederzijdse afhankelijkheid, die intussen onder de aanduiding “globalisering” algemeen bekend is. Paus Paulus VI heeft dit verschijnsel ten dele voorzien, maar de mate en de heftigheid waarmee het zich heeft ontwikkeld zijn verwonderlijk. Ontstaan in de economisch ontwikkelde landen, heeft dit proces door zijn aard alle economieën meegetrokken. Het is de voornaamste impuls geweest waardoor hele gebieden uit de onderontwikkeling zijn gekomen, en betekent op zich een grote kans. Zonder de leiding van de liefde in waarheid kan deze wereldwijde impuls er desondanks toe bijdragen het gevaar van tot nu toe ongekende schade en nieuwe verdeeldheid in de familie van de mensheid op te roepen. Daarom vragen de liefde en de waarheid van ons een geheel nieuwe en creatieve inzet, die zeker omvangrijk en complex is. Het gaat erom de rede te verbreden en haar bekwaam te maken deze indrukwekkende nieuwe dynamiek te erkennen en richting te geven, door haar te bezielen in de zin van de “cultuur van de liefde”, waarvan God het zaad in ieder volk, in iedere cultuur heeft gelegd.