Paus Benedictus XVI - 29 juni 2009
Het thema van ontwikkeling is vandaag de dag sterk gebonden aan de verplichtingen die voortkomen uit de relatie van de mens met het natuurlijke milieu. Het milieu is een gave van God aan alle mensen. De omgang ermee vormt voor ons een verantwoordelijkheid jegens de armen, de toekomstige generaties en de gehele mensheid. Als de natuur, en bovenal de mens, als product van toeval of evolutionair determinisme wordt beschouwd, wordt het verantwoordelijkheidsgevoel van het geweten zwakker. De gelovige erkent daarentegen in de natuur het wonderbaarlijke werk van het scheppend ingrijpen van God, dat de mens verantwoordelijk mag gebruiken, om met eerbied voor het innerlijk evenwicht van de schepping zelf, zijn rechtmatige materiële en geestelijke behoeften te bevredigen. Als deze zienswijze verdwijnt, zal ten slotte de mens de natuur ofwel beschouwen als een onaantastbaar taboe of haar, in tegendeel, uitbuiten. Noch de ene, noch de andere houding strookt met de christelijke kijk op de natuur, die de vrucht van Gods schepping is.
De natuur geeft uitdrukking aan een plan van liefde en waarheid. Ze is er eerder dan wij en wordt ons door God geschonken als levensruimte. Zij spreekt tot ons over de Schepper Vgl. Rom. 1, 20 en over Zijn liefde tot de mens. Ze is ertoe bestemd aan het einde der tijden met Christus “verenigd te worden” Vgl. Ef. 1, 9-10 Vgl. Kol. 1, 19-20 . Zo is ze ook een “roeping”. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 1991, Wanneer je de vrede wilt, respecteer dan het geweten van iedere mens (8 dec 1990), 6 De natuur staat ons niet ter beschikking als “een hoop toevallig verstrooid afval” Heraclitus van Efeze, Fragment 22B124. in: H. Diels - W. Kranz, Die Fragmente der Vorsokratiker, Weidmann, Berlijn 1952 6, maar als een gave van de Schepper, die in haar een inherente ordening heeft gegrift, opdat de mens daaruit de aangeboden mogelijkheden haalt “om haar te bewerken en te beheren” (Gen. 2, 15). Maar ook moet worden benadrukt dat het in tegenspraak is met de ware ontwikkeling om de natuur belangrijker te vinden dan de menselijke persoon. Deze instelling verleidt tot nieuw heidendom of een nieuw pan-theïsme: uit een zuiver naturalistisch begrepen natuur alleen kan men het heil voor de mens niet afleiden. Toch moet men ook de tegenovergestelde houding afwijzen, die streeft naar een volledige vertechnisering van de natuur, omdat het natuurlijke milieu niet alleen materie is waarover wij naar believen kunnen beschikken, maar het wonderbare werk van de Schepper, dat een “grammatica” in zich draagt voor doelen en criteria voor een wijs, en niet slechts functioneel en willekeurig gebruik. Veel schade voor de ontwikkeling komt vandaag de dag voort uit deze verwrongen opvattingen. Het volledig terugbrengen van de natuur tot een aantal eenvoudige gegevens blijkt uiteindelijk de bron te zijn van het geweld jegens het milieu en leidt tot respectloos handelen jegens de natuur van de mens zelf. Daar deze niet alleen uit materie maar ook uit geest bestaat, en als zodanig rijk aan zin en te bereiken transcendente doelen is, is zij ook normatief voor de cultuur. De mens interpreteert en vormt het natuurlijke milieu door de cultuur, die van haar kant bepaald wordt door de verantwoordelijke vrijheid, die de geboden van de morele wet in acht neemt. Projecten voor een totale menselijke ontwikkeling mogen daarom de toekomstige generaties niet uit het oog verliezen, maar moeten gekarakteriseerd worden door solidariteit en gerechtigheid tussen de generaties, rekening houdend met veelsoortige aspecten – op ecologisch, juridisch, economisch, politiek en cultureel gebied. Vgl. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 451-460. Deel 2, 10e hoofdstuk