In deze context krijgt het thema van de integrale ontwikkeling van de mens een nog meeromvattende draagwijdte: de correlatie tussen de veelsoortige elementen vereist dat men zich inspant voor de
interactie van de verschillende niveaus van menselijke kennis, met het oog op de bevordering van een ware ontwikkeling van de volken. Dikwijls wordt de mening verdedigd dat ontwikkeling, en met name de bijbehorende socio-economische maatregelen, alleen maar als vrucht van gemeenschappelijk handelen gerealiseerd hoeven te worden. Aan dit gemeenschappelijke handelen moet echter richting worden gegeven, omdat “elke sociale actie aan een bepaalde leer (is) gebonden”.
H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 39 Gegeven de complexiteit van de problemen is het duidelijk dat de verschillende takken van wetenschap middels een geordende interdisciplinaire uitwisseling moeten samenwerken. Liefde sluit kennis niet uit, doch vereist, bevordert en stimuleert die juist van binnenuit. Kennis is nooit alleen het werk van het verstandelijk vermogen. Kennis kan weliswaar worden gereduceerd tot berekening of experiment, maar als zij wijsheid wil zijn, die in staat is de mens de weg te wijzen in het licht van de grondbeginselen en zijn uiteindelijke doel, dan moet zij “gezouten” zijn met het “zout” van de liefde. Doen is blind zonder kennis en kennis is steriel zonder liefde. “Want wie door een waarachtige liefde wordt gedreven, is vindingrijker dan wie ook, waar het erom gaat de oorzaken van de ellende op te sporen en middelen te vinden om haar te bestrijden en definitief te overwinnen”.
H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 75 Geconfronteerd met de verschijnselen die voor ons liggen, vereist liefde in waarheid op de allereerste plaats dat we weten en begrijpen, in het bewustzijn en de eerbiediging van de specifieke competentie van ieder niveau van kennis. De liefde is geen toevoeging achteraf, als het ware een aanhangsel van het door de verschillende disciplines reeds gedane werk, maar zij staat vanaf het begin met deze in dialoog. De aanspraken van de liefde zijn niet in tegenspraak met die van de rede. De menselijke kennis is onvoldoende en de conclusies van de wetenschappen kunnen op zich de weg naar de integrale ontwikkeling van de mens niet wijzen. Het is altijd noodzakelijk daarbovenuit verder door te dringen – dat vereist de liefde in waarheid.
Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 28 Daarbovenuit gaan betekent echter nooit de conclusies van de rede buiten beschouwing te laten, noch de resultaten ervan te weerspreken. Verstandelijk vermogen en liefde staan niet eenvoudigweg naast elkaar:
Er is liefde die rijk is aan verstandelijk vermogen en verstandelijk vermogen dat vervuld is van liefde.