• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Er is nog een ander aspect van het huidige leven dat zeer nauw verbonden is met de ontwikkeling: de weigering van het recht op godsdienstvrijheid. Ik verwijs niet alleen naar strijd en conflicten, die in de wereld nog steeds op religieuze gronden worden uitgevochten, zelfs wanneer het religieuze motief slechts de dekmantel is voor andersoortige redenen, zoals zucht naar macht en rijkdom. Inderdaad wordt vandaag de dag vaak gedood in de heilige Naam van God, zoals mijn voorganger Paus Johannes Paulus II en ikzelf herhaaldelijk hebben benadrukt en afgekeurd. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2002, Geen vrede zonder gerechtigheid, geen gerechtigheid zonder vergeving (8 dec 2001), 4-7.12-15 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Een blijvende opdracht: opvoeden tot vrede - Wereldvredesdag 2004 (8 dec 2003), 8 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2005, Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede (8 dec 2004), 4 Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Boodschap voor de 39e Wereldvredesdag 2006, In de waarheid van de vrede (8 dec 2005), 9-10 Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Boodschap voor Wereldvrededag, 1 januari 2007, De menselijke persoon - hart van de vrede (8 dec 2006), 5.14 Geweld van iedere soort remt de authentieke ontwikkeling af en belemmert de overgang van de volken naar groter socio-economisch en geestelijk welbevinden. Dit geldt speciaal voor terrorisme met fundamentalistische achtergrond, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2002, Geen vrede zonder gerechtigheid, geen gerechtigheid zonder vergeving (8 dec 2001), 6 Vgl. Paus Benedictus XVI, Boodschap, Boodschap voor de 39e Wereldvredesdag 2006, In de waarheid van de vrede (8 dec 2005), 9-10 dat verdriet, verwoesting en dood veroorzaakt, de dialoog tussen de naties blokkeert en grote hoeveelheden geld kost, die voor vreedzame en burgerlijke doelen gebruikt hadden moeten worden. Daar moet echter aan toegevoegd worden dat buiten het religieuze fanatisme dat in sommige gebieden de uitoefening van het recht op godsdienstvrijheid belemmert, ook de stelselmatige bevordering van religieuze onverschilligheid of praktisch atheïsme door veel landen indruist tegen de behoeften van de ontwikkeling van de volken, door hen te beroven van geestelijke en menselijke rijkdommen. God staat garant voor de ware ontwikkeling van de mens want, omdat Hij hem naar Zijn beeld geschapen heeft, is Hij ook de grond van zijn transcendente waardigheid en voedt zijn basisverlangen “meer te zijn”. De mens is niet zoiets als een verloren atoom in een toevallig universum Vgl. Paus Benedictus XVI, Homilie, H. Mis op het Islinger Feld bij Regensburg, De mens zonder God is niet mogelijk (12 sept 2006), 4, maar een schepsel Gods, dat van Hem een onsterfelijke ziel ontvangen heeft en dat Hij van eeuwigheid heeft liefgehad. Als de mens alleen het product van toeval dan wel van noodzaak zou zijn, of als hij zijn aspiraties zou moeten beperken tot de begrensde horizon van zijn aardse bestaan, als alles alleen geschiedenis en cultuur zou zijn en de mens geen natuur zou bezitten die bestemd is zichzelf te overstijgen in een bovennatuurlijk leven, dan zou men van groei of evolutie kunnen spreken, maar niet van ontwikkeling. Als de staat vormen van een praktisch atheïsme bevordert, leert of zelfs doordrijft, ontneemt de staat zijn burgers de morele en geestelijke kracht die onontbeerlijk is voor de inzet voor de integrale menselijke ontwikkeling en belet hen met een nieuw elan en een eigen engagement een edelmoedig antwoord te geven op de goddelijke liefde. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 1 Het komt ook voor dat de economisch ontwikkelde landen of de jonge industrielanden, in het kader van hun culturele, commerciële en politieke betrekkingen, deze kleinerende kijk op de mens en zijn bestemming naar de arme landen exporteren. Dat is de schade die de “overontwikkeling” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 28
toebrengt aan de echte ontwikkeling, als ze samengaat met “morele onderontwikkeling”. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 19

De christelijke openbaring aangaande de eenheid van het menselijk geslacht vooronderstelt een metafysische interpretatie van het humanum, waarin het vermogen tot relatie een wezenlijk element vormt. Ook andere culturen en godsdiensten leren broederlijkheid en vrede en zijn daarom voor de integrale ontwikkeling van de mens van groot belang. Er zijn echter ook religieuze en culturele houdingen waarin het principe van liefde en waarheid niet volledig aanvaard wordt en waardoor zo uiteindelijk de echte menselijke ontwikkeling afgeremd of zelfs belemmerd wordt. De wereld van vandaag is doortrokken met enkele culturen met een religieuze achtergrond, die de mens niet tot gemeenschap verplichten, doch hem op zoek naar het individuele welzijn isoleren, door zich te beperken tot de bevrediging van psychologische verwachtingen. Ook een zekere verbreiding van religieuze wegen van kleine groepen of zelfs van individuele personen en het religieuze syncretisme kunnen factoren zijn van verstrooiing en een gebrek aan betrokkenheid. Een mogelijk negatief effect van het globaliseringsproces is de tendens zulk syncretisme te bevorderen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de openbare zitting van de Pauselijke Academie voor Theologie en de Pauselijke Academie van de H. Thomas van Aquino (8 nov 2001), 3 en daarbij vormen van “godsdienst” te koesteren, die de mensen van elkaar doen vervreemden, in plaats van elkaar te laten ontmoeten, en hen van de werkelijkheid verwijderen. Tegelijkertijd blijven soms culturele en religieuze erfenissen bestaan, die de samenleving in verstarde sociale kasten inperken, in vormen van magisch geloof die de waardigheid van de persoon niet respecteren, en in houdingen van onderwerping aan occulte machten. In dergelijke situaties is het voor de liefde en de waarheid moeilijk zich te laten gelden, hetgeen schade voor de echte ontwikkeling met zich mee brengt.

Terwijl het van de ene kant waar is dat de ontwikkeling de godsdiensten en culturen van de verschillende volken nodig heeft, is het op grond hiervan anderzijds ook zo dat er een passend onderscheid gemaakt moet worden. Godsdienstvrijheid betekent niet godsdienstige onverschilligheid en brengt niet met zich mee dat alle godsdiensten gelijk zijn. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000), 22 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Activiteiten en het gedrag van de Katholieken op het gebied van de politiek (24 nov 2002), 8 Vooral diegenen die politieke macht uitoefenen moeten onderscheid maken ten aanzien van de bijdrage van culturen en godsdiensten aan de opbouw van de sociale gemeenschap, met aandacht voor het algemeen welzijn. Een dergelijk onderscheid moet gebaseerd zijn op het criterium van liefde en waarheid. Daar de ontwikkeling van de mensen en de volken op het spel staat, zal dit onderscheid rekening moeten houden met de mogelijkheid tot emancipatie en insluiting, dit met het oog op een werkelijk universele gemeenschap van mensen. “De gehele mens en alle mensen”, dat is het criterium om ook culturen en godsdiensten te beoordelen. Het christendom, de godsdienst van “de God die een menselijk gelaat heeft”, Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de Christelijke hoop, Spe Salvi (30 nov 2007), 31 Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het vierde algemene vergadering van de Italiaanse Kerkprovincie - Jaarbeurshal te Verona, Het getuigenis van de verrezen Christus - Over de aanwezigheid van de Kerk in de samenleving (19 okt 2006), 8 draagt dit criterium in zich.

De christelijke godsdienst en andere godsdiensten kunnen hun bijdrage aan de ontwikkeling alleen leveren, als God ook een plaats heeft in het publiek domein, vooral wat betreft de culturele, sociale, economische en in het bijzonder de politieke dimensies. De sociale leer van de Kerk is ontstaan om aanspraak te maken op dit “statuut van burgerschap” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 5 Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Tot de deelnemers aan het vierde algemene vergadering van de Italiaanse Kerkprovincie - Jaarbeurshal te Verona, Het getuigenis van de verrezen Christus - Over de aanwezigheid van de Kerk in de samenleving (19 okt 2006), 9 voor de christelijke godsdienst. Iemand het recht weigeren zijn eigen geloof openlijk te belijden en zich ervoor in te zetten dat ook het openbare leven over de geloofswaarheden wordt onderricht, heeft negatieve gevolgen voor de ware ontwikkeling. Het uitsluiten van godsdienst van het publieke domein – en van de andere kant religieus fundamentalisme – belemmert de ontmoeting tussen mensen en hun samenwerking voor de vooruitgang van de mensheid. Het openbare leven verliest aan motivatie en de politiek krijgt een onverdraagzaam en agressief gezicht. De mensenrechten lopen gevaar niet geëerbiedigd te worden, ofwel omdat zij van hun transcendente fundament worden beroofd, ofwel omdat de persoonlijke vrijheid niet erkend wordt. Door secularisme en fundamentalisme verliest men de mogelijkheid tot een vruchtbare dialoog en doeltreffende samenwerking tussen rede en geloof. De rede heeft steeds behoefte aan zuivering door het geloof en dat geldt ook voor de politieke rede, die zich niet voor almachtig mag houden. Religie, van haar kant, heeft steeds behoefte aan zuivering door de rede, om haar ware menselijke gelaat te tonen. Het afbreken van deze dialoog zou een zware tol van de ontwikkeling van de mensheid eisen.

De vruchtbare dialoog tussen geloof en rede kan het werk van sociale naastenliefde alleen maar doeltreffender maken en vormt een passend kader om de broederlijke samenwerking te bevorderen tussen gelovigen en niet-gelovigen, om in het gemeenschappelijke perspectief te werken voor gerechtigheid en de vrede van de mensheid. In de Pastorale Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965)
zeggen de Concilievaders: “Gelovigen en ongelovigen zijn het er bijna unaniem over eens, dat alles op aarde betrokken dient te worden op de mens, als het middelpunt en hoogtepunt daarvan”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 12 Voor de gelovigen is de wereld niet het product van toeval en evenmin van noodzaak, maar een plan van God. Daarom hebben gelovigen de plicht hun inspanningen te verenigen met die van alle mensen van goede wil – aanhangers van andere religies of niet-gelovigen – opdat onze wereld werkelijk beantwoordt aan het goddelijke plan: leven als een familie onder het oog van de Schepper. Een bijzonder teken van liefde en een leidend criterium voor de broederlijke samenwerking van gelovigen en niet-gelovigen is ongetwijfeld het subsidiariteitsbeginsel, Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 48 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1883 uitdrukking van de onvervreemdbare vrijheid van de mens. Subsidiariteit is bovenal een vorm van hulp voor de persoon middels de autonomie van middengroepen en –verbanden. Zulke hulp wordt geboden als de persoon en de sociale subjecten het niet op eigen kracht klaarspelen, en houdt altijd emanciperende doelstellingen in, daar de vrijheid en de participatie – voor zover die overname van verantwoordelijkheid is – worden bevorderd. Subsidiariteit eerbiedigt de waardigheid van de persoon, doordat een subject wordt gezien als een persoon die altijd in staat is anderen iets te geven. Door in de wederkerigheid de diepste gesteldheid van de mens te erkennen, is subsidiariteit het meest doeltreffende middel tegen iedere vorm van een bevoogdend sociaal systeem. Zo kan de subsidiariteit zowel de veelsoortige structurering van de verschillende niveaus – en daardoor de grote verscheidenheid aan subjecten – duidelijk maken, alsook de coördinatie daarvan. Het gaat dus om een beginsel dat bijzonder geschikt is om de globalisering te sturen en die te richten op een echt menselijke ontwikkeling. Om geen gevaarlijke, universele tirannie in het leven te roepen, moet het sturen van de globalisering subsidiair van aard zijn, en wel in meerdere lagen en op verschillende niveaus. Globalisering vereist zeker een bepaald gezag, omdat er sprake is van de vraag naar een beoogd globaal algemeen welzijn. Zo’n gezag moet echter op subsidiaire en gelaagde wijze worden georganiseerd Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 124, om de vrijheid niet te schenden en in de praktijk effectief te zijn.

Document

Naam: CARITAS IN VERITATE
Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid
Soort: Paus Benedictus XVI - Encycliek
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 29 juni 2009
Copyrights: © 2009, Libreria Editrice Vaticana / RKKerk.nl
Vert.: Dr. N. Stienstra met medewerking van drs. N. Schnell, pr.
Op enkele punten bewerkt voor deze site door redactie
Bewerkt: 9 november 2021

Referenties naar dit document

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test