Vanuit het sociale gezichtspunt hebben zorginstellingen, die er ten tijde van Paus Paulus VI reeds in vele landen waren, moeite – en in de toekomst zou dat nog moeilijker kunnen worden – hun doelen van waarachtige sociale gerechtigheid in een ten diepste veranderd krachtenspel na te streven. De globaal geworden markt heeft op de eerste plaats bij de rijke landen het zoeken gestimuleerd naar gebieden waar de kosten van de productie sterk verlaagd kunnen worden, om de prijzen van veel goederen te verlagen, de koopkracht te vergroten en daarmee de op vermeerderde consumptie gebaseerde groeicijfers van de eigen binnenlandse markt te verhogen. Als gevolg daarvan heeft de markt nieuwe vormen van competitie tussen de staten aangemoedigd, die beogen met verschillende middelen – waaronder gunstige fiscale voorwaarden en deregulering van de arbeidsmarkt – productiecentra van buitenlandse ondernemingen aan te trekken. Deze processen hebben ertoe geleid dat het zoeken naar grotere concurrentievoordelen op de wereldmarkt betaald is met een
vermindering van het netwerk van sociale zekerheid. Dit brengt de rechten van de arbeiders, de fundamentele mensenrechten en de solidariteit, gerealiseerd in traditionele vormen van de verzorgingsstaat, ernstig in gevaar. De systemen van sociale zekerheid kunnen zo de mogelijkheid verliezen hun taak te vervullen, en niet alleen in de arme landen maar ook in de jonge industrielanden en in de reeds lang ontwikkelde landen. Hier kan de begrotingspolitiek, met reductie van sociale uitgaven, waartoe dikwijls door de internationale financiële instellingen wordt aangezet, de burgers machteloos maken ten opzichte van oude en nieuwe risico’s; deze machteloosheid wordt door het ontbreken van een effectieve bescherming door verenigingen van arbeidnemers nog vergroot. De combinatie van de sociale en economische veranderingen zorgt ervoor dat de
vakbonden bij de uitoefening van hun taak op grotere moeilijkheden stuiten, ook omdat regeringen op grond van het economisch belang dikwijls de vrijheid of de onderhandelingsmogelijkheden van de vakbonden zelf inperken. Zo moeten de traditionele netwerken van solidariteit groeiende obstakels overwinnen. Het voorstel van de kant van de sociale leer van de Kerk – begonnen met de Encycliek
Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 36 – om verenigingen van arbeidnemers ter verdediging van eigen rechten in het leven te roepen, zou daarom vandaag de dag nog meer nagekomen moeten worden dan vroeger, waardoor men bovenal een onmiddellijk en vooruitziend antwoord geeft op de dringende noodzaak nieuwe vormen van samenwerking in te voeren, niet alleen op plaatselijk maar ook op internationaal niveau.
De arbeidsmobiliteit is in verband met de wijdverbreide deregulering een belangrijk verschijnsel geweest, niet zonder positieve aspecten, want daardoor kan de productie van nieuw vermogen en de uitwisseling tussen verschillende culturen gestimuleerd worden. Als echter onzekerheid aangaande arbeidsvoorwaarden tengevolge van processen van mobiliteit en deregulering om zich heen grijpt, ontstaan er vormen van psychologische instabiliteit en moeilijkheden bij het ontwikkelen van eigen consequente levensplanning, ook met het oog op het huwelijk. Dit leidt niet alleen tot situaties van verspilling van sociale mogelijkheden maar ook tot menselijke achteruitgang. Vergelijkt men dit met wat er in het verleden in de industriële samenleving is gebeurd, dan ziet men hoe de werkloosheid vandaag de dag nieuwe aspecten van economische irrelevantie uitlokt en de huidige crisis kan de situatie alleen nog maar doen verslechteren. Langdurig werkloos zijn of langere tijd afhankelijk zijn van publieke of particuliere hulp ondergraaft de vrijheid en de creativiteit van de persoon, evenals zijn familiebetrekkingen en sociale relaties, wat zwaar lijden op het psychologische en geestelijke vlak met zich meebrengt. Allen, en in het bijzonder de bestuurders, die bezig zijn de economische en sociale orde van de wereld een vernieuwd gezicht te geven, zou ik in herinnering willen roepen dat het eerste te beschermen en te benutten kapitaal de mens is, de persoon in zijn totaliteit – “want de mens is de ontwerper, het centrum en doel van het gehele sociaal-economisch leven”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 63