EN SEPTEMBRE 1949 - OVER DE MEDISCHE MORAAL EN HET MEDISCH RECHTRadioboodschap tot het zevende Internationale Congres van Katholieke Artsen te Scheveningen
(Soort document: Paus Pius XII - Radiotoespraak)
Paus Pius XII -
11 september 1956
De moraal heeft tot doel, de bewuste innerlijke en uiterlijke houding te bepalen van de mens tegenover de grote verplichtingen, die uit de essentiële voorwaarden van de menselijke natuur voortvloeien: plichten tegenover God en godsdienst, plichten tegenover zichzelf en de medemensen, hetzij het gaat over individuen, groepen en collectiviteiten of over de gemeenschap in juridische zin, plichten op het haast onbeperkte gebied van de stoffelijke dingen. De moraal gebiedt iedereen, arts of militair, geleerde of man van de practijk, in geweten, zijn daden volgens de bovengenoemde plichten te regelen. Dit veronderstelt, dat men ze kent, en zo niet, dat men er kennis van neemt. Daaruit volgt, dat de morele beslissing, al gaat ze ook uit het van het subject, niet van zijn willekeur of gril afhangt, maar door objectieve criteria wordt ingegeven. Dit komt tot uiting in de spon tane vraag van het "waarom", die de gewetensvolle mens zichzelf stelt. Hij wil de objectieve normen kennen voor hetgeen hij wil gaan doen. Men behoeft dan ook slechts de gewetensvolle arts in zijn dagelijkse beroepsactiviteit te beschouwen, om te zien, hoe hij bij zijn handelen geleid wordt door de medische moraal. Zulk een arts stelt een zorgvuldige diagnose, wikt en weegt de gegevens, raadpleegt zijn verworven kennis, slaat zelfs werken en artikelen over de kwestie na, consulteert eventueel nog andere artsen, neemt dan een beslissing, gaat tot de uitvoering er van over en controleert het verder verloop van de feiten.
Ook moet men rekening houden met de eisen, die aan de arts worden gesteld door de patiënt, zijn familie of ander belanghebbende groepen, eisen, die betrekking hebben op te sluiten overeenkomsten of die voortvloeien uit reeds gesloten overeenkomsten. Soms moet de arts zich bij zijn handelen ook baseren op godsdienstige, morele, wijsgerige of sociale opvattingen, die in strijd zijn met zijn christelijke overtuiging, of moet hij minstens daarmee rekening houden. Soms ook zal men hem om redenen, die overigens van medisch standpunt begrijpelijk zijn, vragen, euthanasie of rechtstreekse onderbreking van zwangerschap toe te passen of zijn daadwerkelijke medewerking te verlenen aan anticonceptionele praktijken, in het geval van objectief ernstige indicaties. De arts heeft dan de plicht, de medische moraal te eerbiedigen, een onvoorwaardelijke eis voor de christelijke medicus in al die gevallen, waarin de morele norm onvoorwaardelijk, werkelijk duidelijk en zeker is. Onderhoudt hij aldus de morele wet, dan doet dit uiteindelijk geenszins afbreuk aan het belang van de wetenschap, noch van de patiënt, noch van de gemeenschap of van het "
bonum commune". In de afzonderlijke gevallen mag de arts niet beslissen volgens zijn subjectieve opvatting of naar willekeur, en nog minder mag hij bij zijn beslissing toegeven of zich aanpassen aan immorele verlangens of wensen, maar moet hij zijn geweten volgen volgens objectieve normen en denken aan God, aan wie hij rekenschap zal moeten geven. Dank zij deze objectieve instelling van zijn geweten zal de christelijke arts de veroordeelde vorm van de situatie.ethiek weten te vermijden.
© 1959, Ecclesia Docens 0790, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vertaling uit het Frans van dr. J. Kahman C.ss.R.