Paus Benedictus XVI - 22 april 2007
Beminde broeders en zusters:
Op dit slotmoment neemt mijn bezoek aan Pavia de vorm aan van een pelgrimstocht. Het is de wijze waarop ik ze in het begin had opgevat, omdat ik wilde komen om de stoffelijke resten van heilige Augustinus te vereren, om eer van de hele katholieke kerk te brengen aan een van haar meest opmerkelijke "vaders", en om uitdrukking te geven aan mijn devotie en mijn persoonlijke dank aan hem die zo een belangrijke rol heeft gespeeld in mijn leven als theoloog en herder, maar tevoren al als mens en priester.
Met genegenheid hernieuw ik mijn groet aan bisschop Giovanni Giudici en richt deze in het bijzonder tot de prior-generaal van de augustijnen, pater Robert Francis Prevost, tot de pater provinciaal en tot de hele augustijnse gemeenschap. Met vreugde groet ik u allen, dierbare priesters, mannen en vrouwen religieuzen, toegewijde leken en seminaristen.
De Voorzienigheid wilde dat mijn reis het karakter kreeg van een authentiek pastoraal bezoek. Om deze reden zou ik in deze etappe van gebed hier, naast het graf van de Doctor gratiae, een betekenisvolle boodschap willen verwoorden voor de reis van de Kerk. Deze boodschap komt tot ons door de ontmoeting van het woord van God met de persoonlijke ervaring van de grote bisschop van Hippo.
We hebben geluisterd naar de korte Bijbellezing van de tweede vespers van de derde zondag van Pasen (Heb. 10, 12-14): de brief aan de Hebreeën heeft ons kennis laten maken met Christus, hoge en eeuwige priester, verheven tot de heerlijkheid van de Vader nadat Hij zichzelf had geofferd als het enige en volmaakte offer van het nieuwe verbond, waarmee het Verlossingswerk werd gerealiseerd. Heilige Augustinus richtte zijn blik op dit mysterie en vond daarin de Waarheid die hij zo zocht: Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, het geslachte en verrezen Lam, is de openbaring van het gelaat van God Liefde voor ieder mens op weg langs de paden van de tijd naar de eeuwigheid.
In een passage die als parallel kan worden beschouwd aan het zojuist verkondigde in de brief aan de Hebreeën, schrijft de apostel Johannes: "Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen" (1 Joh. 4, 10). Hierin ligt het hart van het Evangelie, de centrale kern van het Christendom. Het licht van deze liefde opende de ogen van heilige Augustinus, het deed hem de "oude en steeds nieuwe schoonheid" vinden H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. X, 27, de enige plaats waarin het mensenhart vrede vindt.
Beste broeders en zusters, hier bij het graf van heilige Augustinus zou ik opnieuw mijn eerste encycliek willen overhandigen aan de Kerk en de wereld, die juist deze centrale boodschap van het Evangelie bevat: Paus Benedictus XVI - Encycliek
Deus Caritas Est
God is Liefde
(25 december 2005), "God is liefde" (1 Joh. 4, 8.16). Deze encycliek, en vooral het eerste deel ervan, heeft veel te danken aan het denken van heilige Augustinus, die verliefd was op de liefde van God en haar bezong, bemediteerde, predikte in al zijn geschriften en er vooral getuigenis ervan aflegde in zijn pastorale bediening.
In navolging van de leer van het Tweede Vaticaans Concilie en mijn eerbiedwaardige voorgangers Johannes XXIII, Paulus VI, Johannes Paulus I en Johannes Paulus II, ben ik ervan overtuigd dat de hedendaagse mensheid deze essentiële boodschap nodig heeft, belichaamd in Jezus Christus: God is liefde. Alles moet hieruit vertrekken en alles moet hiertoe leiden: elke pastorale activiteit, elke theologisch traktaat. Zoals heilige Paulus zegt: "Als ik de liefde niet heb, baat het mij niets". Vgl. 1 Kor. 13, 3 Alle charisma's zijn nutteloos en waardeloos zonder de liefde; daarentegen dragen ze dankzij de liefde allen bij aan de opbouw van het mystieke Lichaam van Christus.
De boodschap die heilige Augustinus vandaag ook herhaalt aan de hele Kerk, en in het bijzonder aan deze diocesane gemeenschap die zijn relieken met zoveel eerbied bewaart, is de volgende: Liefde is de ziel van het leven van de Kerk en van haar pastorale activiteit. Wij hoorden het vanmorgen in de dialoog van Jezus met Simon Petrus: "Hebt ge Mij lief?... Wijd mijn schapen". Vgl. Joh. 21, 15-17 Slechts wie leeft in de persoonlijke ervaring van de liefde van de Heer is in staat de taak te vervullen om anderen te leiden en te begeleiden op het pad van de navolging van Christus. Net als heilige Augustinus herhaal ik deze waarheid voor u als bisschop van Rome, terwijl ik deze met steeds nieuwe vreugde samen met u als christen aanneem.
Christus dienen is vooral een kwestie van liefde. Dierbare broeders en zusters, uw toebehoren aan de Kerk en uw apostolaat moet altijd uitblinken door de afwezigheid van elk individueel belang en door uw onvoorwaardelijke trouw aan Christus' liefde. Vooral jonge mensen hebben behoefte aan de verkondiging van vrijheid en vreugde, waarvan het geheim in Christus ligt. Hij is het meest waarachtige antwoord op de verwachtingen van hun harten die rusteloos zijn vanwege de vele vragen die ze in zich dragen. Slechts in Hem, het Woord dat door de Vader voor ons is uitgesproken, wordt de eenheid tussen de waarheid en de liefde gevonden, waarin de volledige zin van het leven wordt gevonden. Heilige Augustinus beleefde persoonlijk en analyseerde grondig de vragen die de mens in zijn hart koestert en peilde het vermogen dat hij heeft om zich open te stellen voor het oneindige van God.
In de voetsporen van heilige Augustinus moet ook u een Kerk zijn die stoutmoedig het "goede nieuws" van Christus kondigt, zijn levensvoorstel, zijn boodschap van verzoening en vergeving. Ik heb gezien dat uw eerste pastorale doel is om mensen tot de christelijke rijpheid te brengen. Ik waardeer deze prioriteit die u aan de persoonlijke vorming geeft want de Kerk is niet een simpele organisatie van collectieve manifestaties, en ook niet het tegenovergestelde, de optelsom van individuen die een particuliere religiositeit beleven. De Kerk is een gemeenschap van mensen die in de God van Jezus Christus geloven en zich inzetten om in de wereld het gebod van de naastenliefde te beleven dat Hij ons heeft nagelaten. Daarom is zij een gemeenschap waarin we in de liefde worden opgevoed, en deze opvoeding wordt niet uitgevoerd ondanks de gebeurtenissen in het leven, maar juist daardoor. Zo was het voor heilige Petrus, voor Augustinus en voor alle heiligen. En zo is het ook voor ons.
De persoonlijke rijping, bezield door kerkelijke naastenliefde, stelt ons ook in staat om te groeien in het onderscheid als gemeenschap, dat wil zeggen in het vermogen om de huidige tijd te lezen en te interpreteren in het licht van het Evangelie, om gehoor te geven aan de roep van de Heer. Ik spoor u aan om voortgang te boeken in het persoonlijk en gemeenschapsgetuigenis van de liefde met werken. De dienst van de naastenliefde, waarvan u terecht meent dat zij altijd verbonden is met de verkondiging van het Woord en de viering van de sacramenten, roept u op en spoort u tegelijkertijd aan om aandacht te besteden aan de materiële en geestelijke noden van de broeders.
Ik moedig u aan om te trachten de "hoge graad" van het christelijk leven te bereiken, die in de naastenliefde de band der volmaaktheid vindt en die zich ook moet vertalen in een morele levensstijl geïnspireerd door het Evangelie, onvermijdelijk tegen de stroom in volgens de criteria van de wereld, maar waarvan het altijd nodig is te getuigen op een nederige, respectvolle en hartelijke manier.
Beste broeders en zusters, voor mij was het een geschenk, echt een geschenk, om dit bezoek aan het graf van heilige Augustinus met u te delen; uw aanwezigheid heeft mijn pelgrimstocht een concretere kerkelijke betekenis gegeven. Laten we vanaf hier aanvangen de vreugde in ons hart te dragen om volgelingen van de Liefde te zijn.
Moge de Maagd Maria ons altijd vergezellen, aan wiens moederlijke bescherming ik ieder van u en uw dierbaren toevertrouw, terwijl ik u met grote genegenheid de apostolische zegen verleen.
Bij het verlaten van de basiliek van heilige Petrus in Ciel d'Oro, nam de Heilige Vader de hartelijke begroeting in ontvangst van vele gelovigen, in het bijzonder de kinderen van de katholieke scholen, tot wie hij zei:
Lieve kinderen, terwijl ik afscheid neem van deze prachtige stad Pavia, is het een grote vreugde voor mij om de kinderen, de jongens en de meisjes, de jongeren te zien. Jullie staan heel dicht bij de Heer die van jullie bijzonder houdt. Bid voor mij, ik bid voor jullie. Tot ziens.