H. Paus Johannes XXIII - 22 februari 1962
| VETERUM SAPIENTIA Ter bevordering van de studie van de Latijnse taal |
|||
| ► | DE WAARDE EN HET BELANG VAN HET LATIJN | ||
| ► | De religieuze waarde | ||
Daarom heeft de Apostolische Stoel er steeds zorg voor gedragen dat het Latijn ijverig zou gehandhaafd blijven en zij heeft deze taal waardig geacht om haar "als een prachtig gewaad voor de goddelijke geloofs- en zedenleer" Paus Pius XI, Motu Proprio, Over de studie van het Latijn, Litterarum latinarum (20 okt 1924). AAS 16 (1924) 417 in de uitoefening van haar magisterium te gebruiken en door haar gewijde dienaren te laten gebruiken. Want deze priesters - tot welk volk zij ook behoren - kunnen met gebruik van de Latijnse taal gemakkelijker de richtlijnen van de H. Stoel begrijpen en tevens met haar en onder elkaar een vlottere omgang hebben.
Het Latijn, dat zo nauw met het leven van de Kerk verbonden is, "door studie en gebruik te beheersen, is niet zozeer van belang voor de klassieke beschaving en letterkunde als wel voor de godsdienst" Paus Pius XI, Apostolische Brief, Officiorum Omnium (1 aug 1922). A.A.S. 14 (1922), 452, zoals Onze Voorganger Pius XI onsterfelijker gedachtenis heeft geleerd; na deze kwestie systematisch behandeld te hebben, geeft hij drie eigenschappen van deze taal aan, die wonderlijk overeenstemmen met de natuur van de Kerk: "Om door haar liefde alle volkeren te kunnen omvatten en te blijven voortbestaan tot het einde der eeuwen, eist de Kerk krachtens haar natuur een taal, die universeel, onveranderlijk en gecultiveerd is." Paus Pius XI, Apostolische Brief, Officiorum Omnium (1 aug 1922). A.A.S. 14 (1922), 452