
H. Paus Johannes XXIII - 22 februari 1962
Onze eigen mening over deze kwestie hebben Wij overigens, naar het Ons schijnt, duidelijk genoeg uiteengezet toen Wij tot voortreffelijke aanhangers van de Latijnse taal zeiden: "Velen worden, jammer genoeg, in onevenredige mate geboeid door de buitengewone vooruitgang der exacte wetenschappen en willen de studie van het Latijn en andere dergelijke vakken afschaffen of beperken... Het is juist de drang van deze behoefte die Ons de opvatting bijbrengt dat men in tegenovergestelde richting dient te gaan. Wanneer de geest zich op een meer intense wijze bezighoudt met de dingen, die nadrukkelijk verband houden met de menselijke natuur en zijn waardigheid, dient hij alleen maar meer uit te zijn op wat zijn cultuur en rijkdom uitmaakt, opdat de arme stervelingen niet gelijk zouden worden aan de machines die zij vervaardigen: koud, hard en liefdeloos". Ad Conventum internat. "Ciceronianis Studiis provehendis", 7 sept. 1959; X.A. XIV, 700, 710; in "Discorsi Messaggi Colloquill del Santo Padre Giovanni XXIII, L pp. 234-235; cfr. etiam Alloc. ad elves dioecesis Placentinae Romani peregrinantes habita, 15 apr. 1959; L'Osservatore Romano, 16 apr. 1959; Epist. Pater misericordiarum, 22 aug. 1961; A.A.S. 53 (1961), 677; Alloc. in sollemni auspicatione Collegii Insularum Philippinarum de Urbe habita, 7 okt. 1961. L'Osservatore Romano, 9-10 okt. 1961; Epist. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Apostolische Brief, Over de Pauselijke Kerkmuziekschool, Iucunda Laudatio (8 dec 1961)