• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Een aandachtige analyse van al eerder vermelde pijnlijke situatie van sterke tegenstellingen Alinea 6, waarin zowel lekengelovigen als Herders betrokken zijn, maakt onder de diverse oorzaken de belangrijke rol duidelijk van organen die aan de katholieke gemeenschap werden opgelegd als voornaamste verantwoordelijken met betrekking tot haar leven. Tot op de dag van vandaag is immers de erkenning van de kant van de genoemde organen het criterium om een gemeenschap, een persoon of een godsdienstige plaats legaal en daarmee "officieel" te verklaren. Dit alles heeft verdeeldheden veroorzaakt, zowel onder de geestelijkheid als onder de gelovigen. Het is een situatie die vooral van factoren afhangt buiten de Kerk, maar die in ernstige mate haar weg mee bepaald heeft, doordat zij aanleiding gegeven heeft tot verdenkingen, wederzijdse beschuldigingen en aanklachten, en die nog steeds een zorgwekkende zwakte van haar uitmaakt.

Wat het delicate vraagstuk betreft van de betrekkingen die met de staatsorganen te onderhouden zijn, is de uitnodiging van het Tweede Vaticaans Concilie, om het woord en de handelwijze van Jezus Christus te volgen, bijzonder verhelderend: "Hij wilde geen politieke Messias zijn die regeerde met geweld Vgl. Mt. 4, 8-10 Vgl. Joh. 6, 15 , maar Hij noemde zich liever de Mensenzoon, die gekomen was "om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mc. 10, 45). Hij toonde zich de volmaakte Dienaar van God Vgl. Jes. 42, 1-4 , die "een geknakt riet niet zal breken en een smeulende vlaspit niet zal doven" (Mt. 12, 20). Hij erkende het burgerlijk gezag en zijn rechten en beval, belasting te betalen aan de keizer, maar Hij wees er uitdrukkelijk op, dat men de hogere rechten van God moet eerbiedigen: "Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt" (Mt. 22, 21). Hij bekroonde tenslotte zijn openbaring door aan het kruis het verlossingswerk te voltooien, om daardoor voor de mensen het heil en de ware vrijheid te verwerven. Hij heeft getuigenis afgelegd van de waarheid Vgl. Joh. 18, 37 , maar heeft haar niet met geweld willen opdringen aan zijn tegenstanders. Zijn rijk immers wordt niet door het zwaard verdedigd Vgl. Mt. 26, 51-53 Vgl. Joh. 18, 36 , maar het wordt gesticht door het getuigen en het aanhoren van de waarheid, en het breidt zich uit door de liefde, waardoor Christus, omhooggeheven aan het kruis, de mensen tot zich trekt Vgl. Joh. 12, 32 ". 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 11

Waarheid en liefde zijn de twee dragende zuilen van de christelijke gemeenschap (communauteit). Dat is de reden waarom ik er aan herinnerde dat "De Kerk van de liefde ook de Kerk van de waarheid (is), vooral verstaan als trouw aan het Evangelie dat door de Heer Jezus aan de zijnen is toevertrouwd (...) Maar het gezin van de kinderen van God heeft, om in de eenheid en de vrede te kunnen leven, iemand nodig die het bewaart in de waarheid, en die het met wijze en gezagvolle onderscheiding leidt: dat is het wat het ambt van de apostelen geroepen is te doen. En hier komen we bij een belangrijk punt. De Kerk is helemaal van de Geest, maar heeft een structuur, de apostolische successie, waaraan de verantwoordelijkheid toekomt te waarborgen dat de Kerk in de waarheid blijft, die Christus heeft geschonken en waaruit ook het vermogen tot liefhebben voortkomt (...) De Apostelen en hun opvolgers zijn dus de behoeders en de gezagvolle getuigen van het erfgoed van de waarheid dat aan de Kerk is toevertrouwd, zoals zij ook de dienaars van de liefde zijn: twee aspecten die bij elkaar horen (...) De waarheid en de liefde zijn twee gezichten van dezelfde gave, die van God komt en die dankzij het apostelambt in de Kerk bewaard wordt en tot ons komt tot in onze tijd toe!" Paus Benedictus XVI, Audiëntie, (4e catechese in deze reeks), De Kerk van de liefde is ook de Kerk van de waarheid (5 apr 2006), 3.5

Daarom onderstreept het Tweede Vaticaans Concilie dat "de eerbied en de liefde zich eveneens moeten uitstrekken tot hen, die op sociaal, politiek of ook op godsdienstig gebied een andere opvatting of een andere praktijk hebben dan wij. Want hoe dieper wij met menselijkheid en liefde doordringen in hun manier van denken, des te gemakkelijker zullen wij met hen tot een dialoog kunnen komen". Maar, waarschuwt hetzelfde Concilie ons, "deze liefde en welwillendheid mogen ons natuurlijk niet onverschillig maken ten opzichte van de waarheid en het goede." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 28

Wanneer we "het oorspronkelijk plan van Jezus" Paus Benedictus XVI, Audiëntie, (4e catechese in deze reeks), De Kerk van de liefde is ook de Kerk van de waarheid (5 apr 2006), 1 beschouwen, blijkt duidelijk dat de aanmatiging van sommige, door de staat gewilde maar aan de structuur van de Kerk vreemde organen om zich boven de Bisschoppen zelf te plaatsen en leiding te geven aan het leven van de kerkelijke gemeenschap, niet overeenstemt met de katholieke leer volgens welke de Kerk "apostolisch" is, zoals ook het Tweede Vaticaans Concilie heeft benadrukt. "De Kerk is apostolisch "vanwege haar oorsprong, omdat zij is gebouwd op “het fundament van de apostelen” (Ef. 2, 20); vanwege haar onderricht, dat hetzelfde is als dat van de apostelen; vanwege haar structuur, in zoverre zij tot aan de wederkomst van Christus door de apostelen onderricht, geheiligd en geleid wordt, dank zij hun opvolgers, de bisschoppen, in gemeenschap met de opvolger van Petrus". Catechismus-Compendium, Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk (28 juni 2005), 174 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 857.869 In elke particuliere Kerk weidt daarom "alleen de diocesane Bisschop in naam van de Heer de kudde die aan hem als aan haar eigen, gewone en onmiddellijke Herder is toevertrouwd" H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 10, en op nationaal niveau kan alleen een wettige Bisschopsconferentie pastorale oriëntaties formuleren die voor heel de katholieke gemeenschap gelden van het betreffende land. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 447

Ook het uitdrukkelijke doel van de bovengenoemde organen om zo "de beginselen van onafhankelijkheid en autonomie, van zelfbestuur en democratische administratie van de Kerk" Statuten van de patriottische vereniging van de Chinese katholieken (Chinese Catholic Patriotic Association, CCPA), 2004, art. 3 te verwezenlijken, is onverzoenbaar met de katholieke leer, die vanaf de Geloofsbelijdenissen uit de Oudheid de Kerk belijdt als "een, heilig, katholiek en apostolisch".

In het licht van de hierboven uiteengezette beginselen zullen de Herders en de gelovigen zich herinneren dat de verkondiging van het Evangelie, de catechese en het caritatieve werk, de liturgische handeling en de eredienst, evenals alle pastorale keuzes enkel en alleen toekomen aan de Bisschoppen samen met hun priesters in de blijvende continuïteit van het geloof, zoals dat is doorgegeven door de apostelen in de Heilige Schrift en in de Overlevering, en daarom aan geen enkele inmenging van buitenaf onderworpen mogen zijn.

Ten overstaan van zo'n moeilijke situatie vragen nog al wat leden van de katholieke gemeenschap zich af of de erkenning door de burgerlijke autoriteiten - noodzakelijk om in het openbaar te kunnen werken - niet op de een of andere manier de communio met de universele Kerk compromitteert. Ik weet goed dat deze problematiek het hart van de Herders en de gelovigen pijnlijk verontrust. In deze ben ik op de eerste plaats van mening dat het noodzakelijk en vasthoudend bewaren van het erfgoed van het geloof en van de sacramentele en hiërarchische gemeenschap (communio) op zichzelf niet in strijd is met de dialoog met de autoriteiten over die aspecten van het leven van de kerkelijke gemeenschap (communauteit) die op het civiele terrein liggen. Vervolgens vallen er ook geen bijzondere moeilijkheden te zien wat betreft het aanvaarden van de door de burgerlijke autoriteiten verleende erkenning, op voorwaarde althans dat deze niet de ontkenning met zich mee brengt van onontbeerlijke beginselen van het geloof en van de kerkelijke communio. In niet weinig concrete gevallen echter, om niet te zeggen bijna altijd, mengen zich in de procedure van erkenning organen die de betrokken personen verplichten houdingen aan te nemen, handelingen te stellen en opdrachten te vervullen die in strijd zijn met wat hun geweten hen als katholieken gebiedt. Ik begrijp daarom hoe moeilijk het is onder zulke uiteenlopende condities en omstandigheden de juiste keuze te bepalen hoe te handelen. Daarom laat de Heilige Stoel, na nog eens de beginselen te hebben bevestigd, de beslissing over aan de afzonderlijke Bisschop die, na zijn priesters te hebben gehoord, beter in staat is kennis te nemen van de plaatselijke situatie, de concrete keuzemogelijkheden te wegen en rekening te houden met de eventuele gevolgen ervan binnen de diocesane gemeenschap zelf. Het zou kunnen zijn dat de uiteindelijke beslissing niet de instemming van alle priesters en gelovigen vindt. Ik hoop echter dat ze dan, al is het met pijn, toch wordt aanvaard en dat de eenheid van de diocesane gemeenschap met haar eigen Herder wordt bewaard.

Tenslotte zal het goed zijn dat de Bisschoppen en de priesters zich met een waar herderhart zich op alle manieren inspannen geen aanleiding te geven voor aanstootgevende situaties, en de gelegenheden te baat te nemen om het geweten van de gelovigen te vormen, met bijzondere aandacht voor de allerzwaksten: dit alles moet worden beleefd in communio en in broederlijk begrip, terwijl men vermijdt te oordelen of elkaar te veroordelen. Ook in dit geval moet men voor ogen houden dat het voor de beoordeling van het morele gehalte van een daad, met name als er geen echte ruimte voor vrijheid is, nodig is om naast de objectieve fout bijzonder zorgvuldig de werkelijke bedoelingen te kennen van de betreffende persoon. Elk geval zal daarom afzonderlijk moeten worden beoordeeld, rekening houdend met de omstandigheden.

Document

Naam: AAN DE KATHOLIEKE KERK IN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA
Soort: Paus Benedictus XVI - Brief
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 27 mei 2007
Copyrights: © 2007, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
Bewerkt: 15 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test