Paus Benedictus XVI - 10 augustus 2007
Geëerde Broeders in het bisschopsambt en in het priesterschap, veelgeliefde broeders en zusters in Christus!
De pausen van Rome hebben in hem altijd een levende bron van wijsheid voor de Kerk erkend en hun aandacht voor zijn leraarschap heeft zich in de loop van de laatste eeuw nog verder toegespitst. Honderd jaar geleden heeft Pius X het vijftiende eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes herdacht door de Kerk uit te nodigen zijn deugden na te volgen Vgl. H. Paus Pius X, Brief, Epistula venerabili Vincentio S.R.E. Card. Vannutelli (22 juli 1907). Acta Sanctae Sedis, Ephemerides Romanae, 40 (1907) 453–455. . Paus Pius XII heeft de grote waarde belicht van de bijdrage die de heilige Johannes heeft geleverd aan de geschiedenis van de interpretatie van de Heilige Schriften met de theorie van de "condescendentie", ofwel de "synkatábasis". Door middel daarvan heeft Chrysostomus erkend dat "de woorden van God, in menselijke taal uitgedrukt, gelijkenis hebben gekregen met het menselijk spreken" Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de studie van de Heilige Schrift, Divino afflante Spiritu (30 sept 1943), 21. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze opmerking opgenomen in de dogmatische Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) over de goddelijke Openbaring. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 13 Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot Italiaanse professoren in de exegese bij gelegenheid van de 22e nationale Bijbelweek (29 sept 1972) De zalige Johannes XXIII heeft het diepe begrip onderstreept dat Chrysostomus heeft van de innige band tussen de liturgie van de Eucharistie en de zorg voor de gehele Kerk Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959). AAS 51 (1959) 846–847. De Dienaar Gods Paulus VI heeft de manier onderstreept waarop hij "met zoveel welsprekendheid en zoveel verlichte vroomheid sprak over het geheim van de Eucharistie". Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 17 Vgl. Paus Benedictus XVI, Angelus/Regina Caeli, Eucharistie en de heiliging van de priesters (18 sept 2005) Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 13 Ik wil hier herinneren aan het plechtige gebaar waarmee mijn veelgeliefde Voorganger, de dienaar Gods Johannes Paulus II, in november 2004 belangrijke relikwieën van de heilige Johannes Chrysostomus en Gregorius van Nazianze overhandigd heeft aan de oecumenische Patriarch van Constantinopel. De Paus merkte daarbij op hoe dat gebaar voor de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken werkelijk "een gezegende gelegenheid" was "om onze gewonde geheugens te zuiveren en om onze weg van verzoening te verstevigen". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de Oecumenische Patriarch van Constantinopel Bartolomeüs I (27 nov 2004) Zelf heb ik tijdens mijn apostolische reis naar Turkije, in de Kathedrale kerk zelf van de Patriarch van Constantinopel, de gelegenheid gehad om te herinneren aan "de uitmuntende heiligen en herders die over de Zetel van Constantinopel hebben gewaakt, onder wie de heilige Gregorius van Nazianze en de heilige Johannes Chrysostomus, die ook het Westen als Kerkleraren vereert... Waarlijk, zij zijn waardige voorsprekers voor ons ten overstaan van de Heer". Vgl. Paus Benedictus XVI, Toespraak, Bij gelegenheid van de Vespers in de Patriarchale Kathedraal van St. George te Constantinopel (29 nov 2006), 3 Ik ben daarom verheugd dat de omstandigheid van het XVI-de eeuwfeest van de sterfdag van de heilige Johannes mij de gelegenheid biedt zijn lichtende gestalte in herinnering te brengen en aan de universele Kerk ter gemeenschappelijke stichting voor te houden.
Gedurende de twaalf jaar van zijn priesterlijk dienstwerk in de Kerk van Antiochië onderscheidde Johannes zich bijzonder door zijn vermogen om de Heilige Schriften op een voor de gelovigen verstaanbare manier uit te leggen. In zij prediking spande hij zich ijverig in de eenheid van de Kerk te versterken door in zijn toehoorders de christelijke identiteit krachtiger te maken op een historisch moment dat deze zowel van binnenuit als van buitenaf werd bedreigd. Terecht beschouwde hij de eenheid van de christenen onder elkaar vooral afhankelijk van een naar waarheid begrijpen van het centrale mysterie van het geloof van de Kerk, dat van de allerheiligste Drie-eenheid en van de incarnatie, de vleeswording van het goddelijk woord. Maar omdat hij zich goed bewust was van de moeilijkheid van deze mysteries, spande Johannes zich ten zeerste in om het onderricht van de Kerk toegankelijk te maken voor de eenvoudige mensen in zijn gemeenschap, zowel in Antiochië, als later in Constantinopel. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, De incomprehensibili Dei natura. (SCh 28bis, 93–322) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In illud: Pater meus usque modo operatur. (PG 63,511–516) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In illud: Filius ex se nihil facit. (PG 56,247–256) En hij verzuimde niet zich ook te richten tot de andersdenkenden, waarbij hij er de voorkeur aan gaf jegens hen geduld te gebruiken in plaats van hen agressief te bejegenen, want hij geloofde dat waar het erom gaat een theologische dwaling te overwinnen "niets efficiënter werkt dan de gematigdheid en de vriendelijkheid". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, De incomprehensibili Dei natura. 1,352–353 (SCh 28bis, 132)
Het robuuste geloof van Johannes en zijn bekwaamheid in het preken, gaven hem de mogelijkheid de Antiochenen tot bedaren te brengen toen in het begin van zijn priesterschap de Keizer de belastingdruk op de stad verhoogde en daarmee een oproer teweeg bracht tijdens welke enige publieke gebouwen werden verwoest. Na de opstand was het volk uit vrees voor de woede van de Keizer bijeengekomen in de kerk en verlangde van Johannes woorden van christelijke hoop en troost: "Als wij u niet zullen troosten, waar zult u dan troost kunnen vinden?", zei hij hun. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 6,1 (PG 49,81) In zijn vastenpreken van dat jaar, doorliep Johannes nog eens de gebeurtenissen die met de opstand verbonden waren en herinnerde zijn toehoorders aan de houdingen die de burgerinzet van de christenen moeten kenmerken Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 2–21(PG 49,33–222), in het bijzonder het afzien van gewelddadige middelen bij het bevorderen van politieke en sociale veranderingen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 2,1–3 (PG 49,33–38) In dit perspectief spoorde hij de rijke gelovigen aan de naastenliefde te beoefenen jegens de armen, om een meer rechtvaardige stad op te bouwen en beval hij tegelijkertijd aan dat de meer gevormden een leraarstaak op zich zouden nemen en dat alle christenen in de kerken zouden samenkomen om elkaars lasten te leren dragen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 2,5; 12,2; 17,2 (PG 49,40. 129. 180) Bij gelegenheid wist hij zijn toehoorders ook te troosten door hun hoop te versterken en hen aan te moedigen vertrouwen te hebben in God, zowel voor het aardse heil als voor het eeuwige Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 3,2; 16,5 (PG 49,49–50; 168–169), want "verdrukking leidt tot volharding, volharding tot beproefde deugd en deze weer tot hoop" (Rom. 5, 3-4). Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken voor het volk van Antiochië, Ad populum Antiochenum. 4,1 (PG 49,62), waar hij Rom. 5, 4 citeert
Na de Kerk van Antiochië gedurende twaalf jaar te hebben gediend als priester en predikant, werd Johannes in 398 Bisschop van Constantinopel en bleef daar 5 en een half jaar. In die functie werkte hij aan de hervorming van de clerus door de priesters zowel met woorden als met zijn voorbeeld aan te sporen om in overeenstemming met het Evangelie te leven. Vgl. Socrates, Historia ecclesiastica. 6,4 (GCS, n.f. 1,315–316) Vgl. Sozomenus, Historia ecclesiastica. 8,3 (GCS 50,352–353) Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 5 (SCh 341,112) Hij ondersteunde de monniken die in de stad leefden en droeg zorg voor hun materiële noden, maar hij probeerde oo hun leven te hervormen door te onderstrepen dat zij zich voorgenomen hadden zich uitsluitend aan het gebed te wijden en aan een teruggetrokken leven. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Reflectie over de arme Lazarus, De Lazaro Concio. De Lazaro 3,1 (PG 48,932) Er op lettend om elk vertoon van luxe te vermijden en een bescheiden levensstijl te voeren, hoewel hij toch Bisschop was van een hoofdstad van het keizerrijk, was hij heel vrijgevig in het uitdelen van aalmoezen aan de armen. Elke zondag en op de voornaamste feestdagen wijdde Johannes zich aan de prediking. Daarbij lette hij er zorgvuldig op dat zo te doen, dat het applaus, dat hij dikwijls voor zijn prediking ontving, hem er niet toe zou verleiden het Evangelie dat hij predikte af te zwakken. Soms klaagde hij er dan ook over dat dezelfde vergadering die zijn preken zo toeklapte, geen weet had van de aansporingen die zij bevatten om het christelijk leven authentiek te beleven. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In illud: Pater meus usque modo operatur. (PG 63,511–516) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In Acta Apostolorum Homiliae. 30,4 (PG 60,226–228) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Contra ludos et theatra. (PG 56,263–270) Onvermoeibaar klaagde hij het contrast aan dat in de stad bestond tussen de buitensporige verkwisting van de rijken en de behoeftigheid van de armen en suggereerde hij de rijken de daklozen in hun huizen op te nemen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In Acta Apostolorum Homiliae. 35,5; 45,3–4 (PG 60,252; 318–319) Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 5 (SCh 341,124) Hij zag Christus in de armen. Daarom nodigde hij zijn toehoorders dat ook te doen en daarnaar te handelen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Kolossenzen, In epistulam ad Colossenses. 1,4 (PG 62,304–305) Zo aanhoudend was zijn verdediging van de armen en zijn verwijt aan het adres van wie al te rijk was, dat hij er misnoegen en zelfs vijandschap jegens hem mee opriep van de kant van enkele rijken en van degenen die in de stad de politieke macht in handen hadden. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Cum Saturninus et Aurelianus. 2 (PG 52,415–416)
Onder de bisschoppen van zijn tijd was Johannes buitengewoon vanwege zijn missionaire ijver. Hij zond missionarissen uit om het Evangelie te verspreiden onder hen die het nog niet gehoord hadden. Vgl. H. Theodoretus van Cyrus, Historia religiosa. 5,31 (GCS 44,330–331) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. ad Olympiadem 9,5 (SCh 13bis, 236–238) Hij bouwde gasthuizen voor de verzorging van de zieken. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 5 (SCh 341,122) Toen hij in Constantinopel preekte over de Brief aan de Hebreeën, benadrukte hij dat de materiële bijstand van de Kerk zich moest uitstrekken tot iedere behoeftige, zonder rekening te houden met diens godsdienstige overtuiging: "de behoeftige behoort God toe, ook als hij heiden is of Jood. Ook als hij niet gelooft, is hij hulp waard". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Hebreën, In epistulam ad Hebraeos. 10,4 (PG 63,88)
Uit hoofde van zijn rol als Bisschop van de hoofdstad van het oostelijk Keizerrijk moest Johannes bemiddelen in de delicate relaties tussen de Kerk en het keizerlijk hof. Dikwijls was hij voorwerp van vijandigheid van de kant van veel keizerlijke beambten, soms vanwege zijn vasthoudendheid in het bekritiseren van de buitensporige luxe waarmee zij zich omgaven. Tegelijkertijd bracht zijn positie als Aartsbisschop en metropoliet van Constantinopel hem in de moeilijke en delicate situatie van te moeten onderhandelen over een reeks van kerkelijke kwesties die tevens andere bisschoppen en andere zetels betroffen. Ten gevolge van de intriges die tegen hem werden opgezet door machtige, zowel kerkelijke als keizerlijke tegenstanders, werd hij tot twee keer toe door de keizer tot de ballingschap veroordeeld. Hij stierf op 14 september, nu 1600 jaar geleden, in Comana Pontica Red.: het huidige Gumenek in het noordoosten van Turkije op zijn reis naar het uiteindelijke doel van zijn tweede ballingschap, ver van zijn geliefde kudde van Constantinopel.
Een bijzondere vermelding waard is vervolgens de buitengewone inspanning die de heilige Johannes Chrysostomus heeft verricht ter bevordering van de volledige gemeenschap of communio tussen de christenen van het Oosten en van het Westen. In het bijzonder was zijn bijdrage beslissend voor het beëindigen van het schisma dat de zetel van Antiochië scheidde van die van Rome en de andere westerse Kerken. Al kort na zijn wijding tot Bisschop van Constantinopel zond Johannes een delegatie naar Paus Siricius in Rome. Ter ondersteuning van deze missie, met het oog op zijn plan om een einde te maken aan het schisma, verkreeg hij de medewerking van de Bisschop van Alexandrië in Egypte. Paus Siricius reageerde positief op het diplomatieke initiatief van Johannes en zo werd het schisma op vredige wijze opgelost en de volledige gemeenschap tussen de Kerken hersteld.
Later, tegen het einde van zijn leven, toen hij naar Constantinopel teruggekeerd was van zijn eerste ballingschap, schreef Johannes aan Paus Innocentius en ook aan Bisschop Venerius van Milaan en Cromatius van Aquileia, om hun hulp te vragen bij zijn inspanning om de orde te herstellen in de Kerk van Constantinopel, die verdeeld geraakt was ten gevolge van de ongerechtigheden die jegens hem waren begaan. Johannes verzocht paus Innocentius en de andere westerse Bisschoppen met aandrang om een interventie die, zoals hij schrijft, "tot welwillendheid moge stemmen niet alleen jegens ons maar jegens de gehele Kerk". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. ad Innocentium papam I (SCh 342,93) In de gedachte van Chrysostomus immers is het zo dat, wanneer een deel van de Kerk aan een wonde lijdt, heel de Kerk aan diezelfde wonde lijdt. Paus Innocentius verdedigde Johannes in enkele brieven aan de Bisschoppen van het Oosten. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3 (SCh 341,64–68) Vgl. H. Paus Innocentius I, Epistula. 5 (PL 20,493–495) De Paus bevestigde zijn volledige gemeenschap met hem, en ignoreerde diens afzetting die hij onwettig achtte. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3 (SCh 341,66–68) Vervolgens schreef hij aan Johannes om hem te op te beuren Vgl. Sozomenus, Historia ecclesiastica. 8,26 (GCS 50,384–385), en hij schreef ook aan de geestelijkheid en de gelovigen van Constantinopel om uiting te geven aan zijn volledige steun voor hun wettige Bisschop: "Johannes, uw Bisschop, heeft onterecht geleden", erkende hij. Vgl. Sozomenus, Historia ecclesiastica. 8,26 (GCS 50,385-387) Bovendien riep de Paus een synode van Italiaanse en oosterse Bisschoppen bijeen met het doel gerechtigheid te verkrijgen voor de vervolgde Bisschop. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 4 (SCh 341,84) Met de steun van de keizer van het Westen, zond de Paus een delegatie van westerse en oosterse bisschoppen naar Constantinopel, naar de keizer van het Oosten, om Johannes te verdedigen en te vragen dat een oecumenische synode van Bisschoppen hem recht zou doen. Vgl. Palladius, Dialogen over het leven van de H. Johannes Chrysostomos, Dialogus de vita Ioannis Chrysostomi. 3-4 (SCh 341,80-86) Toen kort voordat hij in ballingschap stierf deze plannen faalden, schreef Johannes aan Paus Innocentius om hem te bedanken voor de "grote vertroosting" die hij geput had uit de edelmoedige steun die hem bewezen was. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. ad Innocentium papam II (PG 52,535-536) In zijn brief bevestigde Johannes dat hij, ofschoon door de afstand van de ballingschap van hem gescheiden, "dag voor dag in gemeenschap" was met hem en hij zei: "Gij hebt zelfs de meest liefdevolle vader overtroffen in uw welwillendheid en ijver jegens ons". Toch smeekte hij te willen volharden in het zoeken van gerechtigheid voor hem en voor de Kerk van Constantinopel, want "de strijd die u te wachten staat, moet nu gevoerd worden voor bijna heel de wereld, voor een Kerk die tot de bodem toe vernederd wordt, voor een volk dat verstrooid is, voor een geestelijkheid die wordt belaagd, voor Bisschoppen die in ballingschap gestuurd worden, voor oude wetten die geschonden worden". Johannes schreef ook aan de andere westerse Bisschoppen om hen te bedanken voor hun steun Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 157-161 (PG 52,703-706), in Italië onder anderen aan Cromatius van Aquileia Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 155 (PG 52,702-703), aan Venerius van Milaan Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 182 (PG 52,714-715) en aan Gaudentius van Brescia. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Epistolae. 184 (PG 52,715-716)
Zowel in Antiochië als in Constantinopel sprak hij hartstochtelijk over de eenheid van de Kerk die verspreid is over de wereld. Hij noteerde daarover: "In Rome beschouwen de gelovigen degenen die in India zijn als ledematen van hun eigen lichaam" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 65,1 (PG 59,361-362) en hij onderstreepte dat er in de Kerk geen ruimte is voor verdeeldheden. "De Kerk," riep hij uit, "bestaat niet opdat wie verenigd zijn zich verdelen, maar opdat wie verdeeld zijn zich verenigen" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,3 (PG 61,228) en hij vond in de Heilige Schriften de goddelijke bekrachtiging van deze eenheid. Prekend over de Eerste Brief van de heilige Paulus aan de Korintiërs, herinnerde hij zijn toehoorders eraan dat "Paulus over de Kerk spreekt als 'Kerk van God' Vgl. 1 Kor. 1, 2 en laat zien dat zij één moet zijn, want als zij "van God" is, is zij één, en dat is zij dan niet alleen in Korinte maar ook in de wereld; de naam Kerk is immers geen naam van scheiding, maar van eenheid en eendracht". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 1,1 (PG 61,13)
Voor Johannes is de eenheid van de Kerk gefundeerd in Christus, het goddelijk Woord dat zich in zijn vleeswording verenigd heeft met de Kerk zoals het hoofd met zijn lichaam Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 30,1 (PG 61,249-251) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Kolossenzen, In epistulam ad Colossenses. 3,2-3 (PG 62,320) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) : "Waar het hoofd is, daar is ook het lichaam" en daarom "is er geen scheiding tussen het hoofd en het lichaam". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) Hij had begrepen dat in zijn vleeswording het goddelijk Woord niet alleen mens geworden is, maar zich ook met ons verenigd heeft door ons tot zijn lichaam te maken: "Omdat het voor hem niet genoeg was om mens te worden, om geslagen en gedood te worden, verenigt Hij zich met ons niet alleen door het geloof, maar maakt hij ons in feite ook tot zijn lichaam". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 82,5 (PG 58,743) In zijn commentaar op de passage uit Paulus' Brief aan de Efeziërs: "Alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die het al in alles vervult" Vgl. Ef. 1, 22-23 , legt Johannes uit dat het is "alsof het hoofd door het lichaam vervolledigd wordt, want het lichaam is samengesteld uit en wordt gevormd door zijn diverse delen. Zijn lichaam is dus samengesteld uit allen. Daarom wordt het hoofd vervolledigd en het lichaam vervolmaakt wanneer wij allen samengebonden en verenigd zijn." Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,2 (PG 62,26) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 20,4 (PG 62,140-141) Johannes concludeert dan ook dat Christus alle leden van zijn Kerk met zich en onder elkaar verenigt. Ons geloof in Christus vraagt dat wij ons inspannen voor een daadwerkelijke, sacramentele eenheid onder de leden van de Kerk door een einde te maken aan alle verdeeldheden.
Voor Chrysostomus wordt van de kerkelijke eenheid die zich in Christus verwezenlijkt op een heel bijzondere manier getuigd in de Eucharistie. "Doctor eucharisticus", leraar van de eucharistie genoemd vanwege de breedte en diepte van zijn leer over het allerheiligst Sacrament Vgl. Paus Benedictus XVI, Angelus/Regina Caeli, Eucharistie en de heiliging van de priesters (18 sept 2005), leert hij dat de sacramentele eenheid van de Eucharistie de basis vormt van de kerkelijke eenheid in en door Christus. "Zeker, er zijn veel dingen om ons verenigd te houden. Één tafel wordt voor allen bereid... aan allen wordt dezelfde drank aangeboden, of beter, niet alleen dezelfde drank maar ook dezelfde beker. Onze Vader, die ons naar een tedere genegenheid wil leiden, heeft ook dit zo geordend, dat wij uit één en dezelfde beker drinken, iets wat hoort bij een intense liefde". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 32,7 (PG 57,386) Denkend over de woorden van de Eerste Brief van Paulus aan de Korintiërs: "Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus?" Vgl. 1 Kor. 10, 16 , becommentarieert Johannes: voor de Apostel is het dus zo dat "zoals dat lichaam met Christus verenigd is, wij ook zo met Hem verenigd zijn door middel van dit brood". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,2 (PG 61,200) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 46,3 (PG 63, 260-261) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,4 (PG 62,28-29) In het licht van de daarop volgende woorden van de Apostel: "Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" Vgl. 1 Kor. 10, 17 , argumenteert Johannes nog duidelijker: "Wat is het brood? Het Lichaam van Christus. En wat worden wij wanneer wij het eten? Het lichaam van Christus; niet veel lichamen, maar één enkel lichaam. Zoals het brood, hoewel samengesteld uit veel graankorrels, één wordt ... zo zijn ook wij verenigd met elkaar en met Christus ... Welnu, als wij door één en hetzelfde brood gevoed worden en allemaal één en hetzelfde worden, waarom laten wij dan niet dezelfde liefde zien, zodat wij ook onder dit aspect één en hetzelfde worden?" Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,2 (PG 61,200)
Het geloof van Chrysostomus in het mysterie van de liefde die de gelovigen met Christus en onder elkaar verbindt, bracht hem ertoe een diepe eerbied jegens de Eucharistie te uiten, een eerbied die hij in het bijzonder voedde in de viering van de Goddelijke Liturgie. Een van de rijkste uitdrukkingen van de oosterse Liturgie draagt juist zijn naam: "De Goddelijke Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus". Johannes begreep dat de Goddelijke Liturgie de gelovige geestelijk plaatst tussen het aardse leven en de hemelse werkelijkheden die hem door de Heer beloofd zijn. Aan Basilius de Grote uitte hij zijn eerbiedige vrees bij het vieren van de heilige geheimen met deze woorden: "Wanneer jij de Heer geofferd ziet liggen op het altaar en de priester die staande over het slachtoffer bidt ... kun jij dan nog denken dat je onder de mensen, dat je op aarde bent? Wordt je in tegendeel niet meteen weggevoerd naar de hemel?". De heilige riten, zegt Johannes, "zijn niet alleen prachtig om te zien, maar ook buitengewoon vanwege de eerbiedige vrees die zij wekken. Daar staat de priester ... die de Heilige Geest doet neerdalen, hij bidt langdurig dat de genade die over het offer neerdaalt, op die plaats de geesten van allen moge verlichten en hen schitterender maakt dan zilver dat in het vuur gezuiverd is. Wie zou dit eerbiedwaardig mysterie gering kunnen achten? Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. 3,4 (SCh 272,142-146) Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 13
Met grote diepgang ontwikkelt Chrysostomus het denken over de uitwerkingen van de sacramentele communie in de gelovigen: "Het bloed van Christus vernieuwt in ons het beeld van onze Koning, brengt een onzegbare schoonheid voort en laat niet toe dat de adel van onze zielen wordt vernietigd, maar bevloeit en voedt die voortdurend". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 46,3 (PG 63,261) Daarom spoort Johannes de gelovigen dikwijls en met aandrang aan om waardig te naderen tot het altaar van de Heer, "niet lichtvaardig ... niet uit gewoonte of formaliteit", maar met "oprechtheid en zuiverheid van geest". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 3,4 (PG 62,28) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24 (PG 61,197-206) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,4 (PG 61,229-230) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In epistulam i ad Timotheum. 15,4 (PG 62,583-586) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 82,6 (PG 58,744-746) Onvermoeibaar herhaalt hij dat de voorbereiding op de Heilige Communie het berouw over de zonden moet omvatten en de dankbaarheid voor het offer dat Christus voor ons heil heeft gebracht. Daarom spoort hij de gelovigen aan volledig en devoot deel te nemen aan de riten van de Goddelijke Liturgie en in diezelfde gesteltenis de Heilige Communie te ontvangen: "Laat toch niet toe, zo smeken wij u, dat wij worden gedood door uw gebrek aan eerbied, maar nadert tot Hem met devotie en zuiverheid en wanneer u hem voor u geplaatst ziet, zegt dan tot u zelf: Uit kracht van dit lichaam ben ik geen arde meer en as, ben ik niet langer gevangen maar vrij; uit kracht hiervan is mijn hoop gesteld op het paradijs, hoop ik er de weldaden van te ontvangen, het erfdeel van de engelen, en met Christus te verkeren". Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 24,4 (PG 61,203)
Natuurlijk trekt hij uit de beschouwing van het Mysterie vervolgens ook de morele consequenties waarin hij zijn toehoorders betrekt: hij houdt hen voor dat de gemeenschap met het Lichaam en Bloed van Christus hen verplicht materiele hulp te verlenen aan de armen en de hongerigen die onder hen leven. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,5 (PG 61,230-231) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over Genesis, Sermones in Genesim. 5,3 (PG 54,602-603) De tafel van de Heer is de plaats waar de gelovigen de arme en de behoeftige, die zij misschien eerst genegeerd hadden, erkennen en opnemen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 27,5 (PG 61,230) Hij spoort de gelovigen van alle tijden aan verder te kijken dan het altaar waarop het eucharistisch offer wordt opgedragen en Christus te zien in de persoon van de armen en voor ogen te houden dat het dankzij de hulp is die aan de behoeftigen is verleend, dat zij op het altaar van Christus een offer kunnen opdragen dat aan God welgevallig is. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Tweede brief aan de Korintiërs, In epistulam II ad Corinthos. 20,3 (PG 61,540) Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de brief aan de Romeinen, In epistulam ad Romanos. 21,2-4 (PG 60,603-607)
Ik wil deze brief graag beëindigen met een laatste woord van de grote Leraar, waarin hij zijn gelovigen – en uiteraard ook ons – uitnodigt na te denken over de eeuwige waarden: "Hoelang nog zullen wij aan de tegenwoordige werkelijkheid gekluisterd zijn? Hoelang nog moet het duren voordat wij ons los kunnen rukken? Hoe lang nog zullen wij ons heil verwaarlozen? Laten wij weer voor de geest halen waarvoor Christus ons waardig hield. Laten wij Hem bedanken, Hem verheerlijken, niet alleen met ons geloof, maar ook met onze concrete werken. Dat wij de komende goederen mogen verkrijgen door de genade en de liefdevolle tederheid van onze Heer Jezus Christus, door Wie en met Wie eer zij aan de Vader en aan de Heilige Geest, nu en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Johannes, In Joannem Homilia. 46,4 (PG 63,262)
Aan allen mijn Zegen!
Vanuit Castel Gandolfo, 10 augustus 2007, in het derde jaar van mijn Pontificaat,
BENEDICTUS PP. XVI