IN COTIDIANIS PRECIBUSOver het gebruik van de nieuwe Latijnse psalmvertaling bij het bidden van het heilig Officie
(Soort document: Paus Pius XII - Motu Proprio)
Paus Pius XII -
24 maart 1945
IN COTIDIANIS PRECIBUS
Over het gebruik van de nieuwe Latijnse psalmvertaling bij het bidden van het heilig Officie
In de dagelijkse gebeden waarmede de priesters de majesteit en goedheid van de allerhoogsten God huldigen en Hem de noden aanbevelen van hen zelf, van de gehele Kerk en het ganse aardrijk, nemen voorzeker een bijzondere plaats de liederen in, welke de profeet David en andere gewijde schrijvers onder ingeving van Gods Geest hebben samengesteld, en de Kerk, naar het voorbeeld van de goddelijke VerĀlosser en Zijn apostelen, van de beginne af bij voortduring in haar heilig dienstwerk heeft gebruikt.
Deze psalmen heeft de Latijnse Kerk ontleend aan de gelovigen van Griekse taal; ze zijn namelijk bijna woordelijk uit het Grieks in het Latijn overgezet. In de loop van de eeuwe is er bij herhaling, vooral door de H. Hiëronymus, de grootste Kerkleraar in het verklaren van de heilige Schrift, met zorg aan verbeterd en geschaafd. Maar de bekende fouten van de Griekse vertaling zelf, waardoor de zin en de kracht van de oorspronkelijke tekst niet weinig verduisterd worden, zijn door deze verbeteringen niet op zodanige wijze weggenomen, dat de gewijde psalmen door allen en overal gemakkelijk kunnen verstaan worden. En allen weten wel, dat de H. Hiëronymus zelf met de oude "ijverig verbeterde" Latijnse vertaling die hij aan zijn taalgenoten gaf, niet bijster tevreden was, maar met nog grotere zorg de psalmen uit de "Hebreeuwse waarheid" zelf in het Latijn heeft overgezet.
H. Hieronymus, Het boek der Psalmen volgens de Hebreeuwse waarheid, In Psalmum. PL 28, 1125 (1185) Deze nieuwe vertaling van de heiligen Kerkleraar is evenwel niet in het gebruik van de Kerk overgegaan. De verbeterde uitgave van de oude Latijnse vertaling,
Psalterium Gallicanum genoemd, kreeg daarentegen langzamerhand zulk een verspreiding, dat onze voorganger, de H. Pius V, gemeend heeft haar in het Romeinse Brevier op te moeten nemen en zo ten bijna algemene gebruike voor te schrijven.
De onverstaanbaarheid en onjuistheid van menige plaats in deze Latijnse vertaling waren door de H. Hiëronymus geenszins weggenomen; hij stelde zich immers enkel ten doel, de Latijnse tekst volgens meer zuivere Griekse handschriften te verbeteren. Ze sprongen in de latere tijd te meer in het oog, doordat de kennis van de oude talen, vooral van het Hebreeuws, sterk toenam, de uitlegkunde niet geringe voortgang maakte, de metrische en rhythmische wetten van de Oosterse talen nauwkeuriger onderzocht en de regels van de zogenaamde tekstkritiek duidelijker doorschouwd werden. Daarbij kwam nog, dat uit vele vertalingen, die met goedkeuring van de kerkelijke overheid bij verschillende volkeren in de landstaal werden gemaakt, steeds duidelijker bleek, hoe deze gezangen in hun oorspronkelijke zegswijzen uitblonken in onovertroffen klaarheid, in dichterlijke schoonheid en in verhevenheid van leer.
Geen wonder dat bij niet weinige priesters, die de Uurgebeden niet slechts met grote godsvrucht maar ook met meer begrip wensen te bidden, het loffelijk verlangen opkwam om bij de dagelijkse lezing der psalmen zulk een Latijnse vertaling te bezitten, waarin de zin, door de inspirerenden Heiligen Geest bedoeld, meer verstaanbaar te voorschijn trad, waarin de vrome gevoelens van de psalmist volmaákter uitgedrukt werden, en de redekunst en de kracht der woorden klaarder in het licht gesteld. Welk streven en verlangen zowel in boeken van geleerde en voortreffelijke mannen als in tijdschriften werd geuit, en ons ook door niet weinige priesters en bisschoppen werd kenbaar gemaakt en zelfs door enige hoogwaardige heren kardinalen.
Daarom hebben wij besloten - alhoewel wij de bezwaren van het ondernemen geenszins gering achten en heel goed weten dat de zogenaamde
Vulgata ten nauwste met de geschriften van de heilige Vaders en de verhandelingen van de godgeleerden samenhangt en dat zij door een eeuwenlang gebruik in de Kerk een zeer hoog gezag verkregen heeft - om aan deze vrome verlangens te voldoen, en hebben derhalve opdracht gegeven een nieuwe Latijnse psalmenvertaling te vervaardigen, een vertaling die zowel de grondtekst nauw en getrouw volgt als zoveel mogelijk met de eerbiedwaardige Vulgaat en andere oude vertalingen rekening houdt, de verschillende lezingen nauwkeurig afwegend volgens de regels van de tekstkritiek.
Wij weten immers heel goed, dat ook de Hebreeuwse tekst niet vrij van iedere fout en van alle onduidelijkheid tot ons gekomen is en deze dus met andere, van ouds ons overgeleverde teksten moet vergeleken worden om een meer nauwkeurige en meer juiste uitdrukkingswijze te vinden. Het komt zelfs voor, dat de zin van de woorden, ook na aanwending van alle hulpmiddelen van kritiek en taalkunde, niet duidelijk blijkt en aan later onderzoek moet worden overgelaten om, na volgens vermogen aangewende moeite, de zaak in helderder licht te stellen. Geenszins twijfelen wij echter dat met ijverige aanwending van alle hulpmiddelen van de moderne wetenschap heden reeds een vertaling kan gegeven worden die de zin en innerlijke kracht van de psalmen zó helder weergeeft, dat de priesters, bij het bidden van het heilig Officie gemakkelijker begrijpend wat de Heilige Geest door het woord van de psalmist heeft willen beduiden, door deze goddelijke uitspraken daadkrachtig tot ware en echte vroomheid worden aangezet en bewogen.
Derhalve bieden wij, nu de zo sterk verlangde nieuwe overzetting door de professoren van ons Pauselijk Bijbelinstituut met passende zorg en ijver vervaardigd is, deze met vaderlijke welwillendheid allen aan, die ambtshalve dagelijks tot het bidden van de Uurgebeden gehouden zijn, en staan, na alles weloverwogen te hebben, op eigen initiatief en na rijp beraad toe, dat zij deze vertaling, nadat ze, aan het psalterium van het Brevier aangepast, door de Vaticaanse boekhandel is uitgegeven, zowel bij particulier als bij openbaar gebed, indien gewenst, kunnen gebruiken.
In deze onze herderlijke bezorgdheid en vaderlijke genegenheid jegens de God gewijde mannen en vrouwen vertrouwen wij, dat allen voortaan uit het bidden van het goddelijk Officie steeds meer licht en genade en vertroosting zullen putten. Hierdoor verlicht en aangedreven mogen zij in deze voor de Kerk zo moeilijke tijden meer en meer geëigend worden om de voorbeelden van heiligheid na te volgen die zo schitterend uit de psalmen oplichten, en mogen zij bewogen worden om in zich die gevoelens van goddelijke liefde, vastberaden zielekracht en vrome boetvaardigheid te voeden en te verlevendigen, waartoe de Heilige Geest bij het lezen van de psalmen ons vermaant.
Wat wij door dit schrijven, op eigen initiatief uitgevaardigd, beslist en bepaald hebben, zij blijvend vastgesteld, niettegenstaande tegenovergestelde bepalingen, ook al mochten ze bijzondere vermelding waardig zijn.
Gegeven te Rome bij St. Pieter, de 24e Maart 1945,
het zevende van ons pontificaat.
Paus Pius XII
© 1949, Ecclesia Docens nr 0166, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Mgr. Dr. Jan O. Smit