Enkele recente theologen zijn van mening, dat het verbrandende en tegelijk reddende vuur Christus is, de Rechter en Redder. Hem ontmoeten is het beslissende gebeuren van het Oordeel. Voor Zijn aanblik smelt alle onwaarheid. De ontmoeting met Hem is het, die ons ombrandt en in ons het eigenlijke van onszelf vrijbrandt. Onze levensbouwwerken kunnen daarbij stro blijken, loutere grootdoenerij, en instorten. Maar in de pijn van deze ontmoeting, waarin ons het onreine en zieke van ons bestaan duidelijk wordt, is redding. Zeker, zijn blik, de aanraking van Zijn hart, geneest ons in een pijnlijke omvorming, “om zo te zeggen, door het vuur heen”. Maar het is een zalige pijn, waarin de heilige macht van Zijn liefde ons brandend doordringt, zodat wij eindelijk geheel onszelf en daardoor geheel van God worden. Zo wordt ook de intrinsieke eenheid van gerechtigheid en genade zichtbaar: hoe wij geleefd hebben is niet om het even, maar ons vuil bevlekt ons niet voor eeuwig, als we ons tenminste zijn blijven uitstrekken naar Christus, naar de waarheid en naar de liefde. Het is tenslotte in het lijden van Christus al verbrand. Op het ogenblik van het oordeel ervaren en ontvangen wij dit overwicht van Zijn liefde over al het kwade in de wereld en in ons. De pijn van de liefde wordt onze redding en onze vreugde. Het is duidelijk dat wij de 'duur' van dit ombranden niet kunnen meten in de tijdmaten van onze aardse tijd. Het omvormende 'ogenblik' van deze ontmoeting onttrekt zich aan aardse tijdmaten – is tijd van het hart, tijd van het ‘overgaan’ naar de gemeenschap met God in het Lichaam van Christus.
Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1030-1032 Het oordeel van God is hoop, zowel omdat het gerechtigheid is als omdat het genade is. Zou het enkel genade zijn die al het aardse om het even laat zijn, dan zou God ons de vraag naar de rechtvaardigheid schuldig blijven - de voor ons beslissende vraag aan de geschiedenis en aan God Zelf. Zou het alleen gerechtigheid zijn, dan zou er voor ons allen uiteindelijk alleen maar angst zijn. De Menswording van God in Christus heeft beide – oordeel en genade – zo in elkaar gevoegd dat gerechtigheid tot stand komt; wij maken dus allen werk van ons heil “met vrezen en beven” (
Fil. 2, 12). Toch laat de genade ons allen hoopvol en met vertrouwen tot de Rechter gaan, die wij kennen als onze ‘Advocaat’,
parakletos Vgl. 1 Joh. 2, 1
.