
H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Bij de dienst van de naastenliefde moet een houding ons bezielen en kenmerken: wij moeten voor de ander zorgen als voor een persoon voor wie God ons verantwoordelijk heeft gemaakt. Als leerlingen van Jezus worden wij geroepen ons tot naasten van iedere mens te maken Vgl. Lc. 10, 29-37
Als het om het leven gaat, moet de dienst van de naastenliefde ten diepste eenstemmig zijn: ze kan geen eenzijdigheden en discriminatie dulden, want het menselijk leven is heilig en onaantastbaar in ieder stadium en in iedere situatie; het is een ondeelbaar goed. We moeten dus 'zorg tonen' voor het hele leven en voor het leven van iedereen. Ja, het gaat nog dieper: we moeten tot de eigenlijke wortels van het leven en de liefde gaan.
Het is de diepe liefde voor iedere man en vrouw die in de loop van de eeuwen een buitengewone geschiedenis van naastenliefde heeft ontwikkeld, een geschiedenis die in de Kerk en in de samenleving vele vormen van dienst aan het leven tot stand heeft gebracht, die de bewondering opwekken van alle onbevooroordeelde waarnemers. Elke christelijke gemeenschap met een hernieuwd besef van verantwoordelijkheid moet deze geschiedenis blijven schrijven door allerlei soorten pastorale en sociale activiteit. Met dit doel moeten voldoende, doelmatige vormen van begeleiding van het wordende leven in praktijk gebracht worden, waarbij het erom gaat die moeders in het bijzonder nabij te zijn, die ook zonder de ondersteuning door de vader niet aarzelen hun kind ter wereld te brengen en op te voeden. Soortgelijke zorg moet gegeven worden aan het leven van de gemarginaliseerden of de lijdenden, vooral in zijn laatste stadia.
Veelvoudig zijn de middelen die met kundigheid en ernstige inzet ontwikkeld moeten worden. T.a.v. het eerste stadium van het leven moet men centra voor natuurlijke vruchtbaarheidsregeling bevorderen als een waardevolle hulp bij verantwoordelijk ouderschap, waarbij alle individuen en in de eerste plaats het kind, erkend en gerespecteerd worden in hun eigen recht en waar iedere beslissing geleid wordt door het ideaal van de oprechte zelfgave. Ook adviesbureaus voor huwelijk en gezin bieden door hun specifieke werk van begeleiding en preventie, uitgevoerd volgens een mensvisie die overeenkomt met de christelijke visie op de persoon, op het echtpaar en op de seksualiteit, ook waardevolle hulp bij het ontdekken van de betekenis van liefde en leven, en bij het ondersteunen en begeleiden van ieder gezin bij zijn zending als het 'heiligdom van het leven'. Het pasgeboren leven wordt ook gediend door hulpcentra en tehuizen of centra waar het nieuwe leven opgenomen wordt. Dankzij het werk van zulke centra ontdekken veel ongehuwde moeders en echtparen in moeilijkheden nieuwe hoop en vinden zij hulp en steun bij het overwinnen van hun probleem en van de vrees om een pas ontvangen leven of een leven dat juist ter wereld is gekomen, te aanvaarden.
M.b.t. het leven in een ellendige toestand, in een situatie van ontsporing, in ziekte en aan de rand van de maatschappij, zijn andere instrumenten - zoals de gemeenschappen om drugsverslaafden te behandelen, woongemeenschappen voor minderjarigen of geestelijk gehandicapten, zorg- en hulpcentra voor AIDS-patiënten, verenigingen voor solidariteit, in het bijzonder met de gehandicapten - welsprekende uitdrukking van wat de liefde kan bedenken om aan ieder nieuwe reden tot hoop en concrete levensmogelijkheden te geven.
Wanneer dan het aardse bestaan ten einde neigt, is het opnieuw de naastenliefde die de meest gepaste middelen vindt om de ouderen, vooral hen die niet langer voor zichzelf kunnen zorgen, en de terminale zieken het mogelijk te maken echt menselijke hulp te genieten en een gepast antwoord te krijgen op hun noden, vooral hun angst en eenzaamheid. In deze gevallen is de rol van de familie onvervangbaar; toch kunnen families veel hulp vinden in bureaus van maatschappelijk werk en, indien nodig, door hun toevlucht te nemen tot palliatieve zorg, waarbij ze hun voordeel kunnen doen met geschikte medische en sociale dienstverlening, die in openbare instellingen of ook aan huis beschikbaar is.
Er moet opnieuw worden nagedacht over met name de rol van ziekenhuizen, klinieken en verpleeghuizen. Deze zouden niet louter instellingen moeten zijn waar zorg wordt gegeven voor de zieken of de stervenden, bovenal zouden het plaatsen moeten zijn waar lijden, pijn en dood worden herkend en begrepen in hun menselijke en specifiek christelijke betekenis. Dit moet vooral duidelijk en effectief zijn in instellingen die bemand worden door religieuzen of die op een of andere manier verbonden zijn met de Kerk.
Een unieke verantwoordelijkheid draagt het personeel in de gezondheidszorg: artsen, apothekers, verplegers en verpleegsters, zielzorgers, religieuzen, bestuur en vrijwilligers. Hun beroep maakt hen tot hoeders en dienaars van het menselijk leven. In de huidige culturele en sociale context, waarin de wetenschap en de praktijk van de geneeskunde het risico lopen de hun eigen ethische dimensie te verliezen, kunnen zij soms sterk bekoord worden om tot initiatiefnemers van de manipulatie met het leven of tot voltrekkers van de dood te worden. In het licht van deze bekoring is hun verantwoordelijkheid tegenwoordig enorm toegenomen. Haar diepste inspiratie en haar sterkste steun liggen in de intrinsieke en niet te ontkennen ethische dimensie van het medisch beroep, iets dat al erkend werd door de oude en nog steeds belangrijke eed van Hippocrates die van iedere dokter verlangt dat hij of zij zichzelf verbindt tot absoluut respect voor het menselijk leven en zijn heiligheid.
Absoluut respect voor ieder onschuldig mensenleven vereist ook de beroep op gewetensbezwaar tegenover abortus provocatus en euthanasie. Het 'doen sterven' kan nooit beschouwd worden als een vorm van medische behandeling, zelfs wanneer de bedoeling alleen is om te voldoen aan het verzoek van de patiënt: integendeel, het gaat volkomen in tegen het medische beroep, dat zich kenmerkt als een hartstochtelijk en hardnekkig 'ja' tegen het leven. Ook biomedisch onderzoek, een terrein dat grote beloften voor de mensheid in zich draagt, moet altijd experimenten, onderzoek of toepassingen afwijzen die de onaantastbare waardigheid van het menselijk wezen over het hoofd zien en aldus niet langer ten dienste staan van de mensen en in plaats daarvan worden tot middelen die, onder het mom van hulp aan mensen, hen in feite schade berokkenen.
Wil naastenliefde realistisch zijn en doelmatig, dan eist zij dat het Evangelie van het leven ook gediend wordt door middel van bepaalde vormen van sociale activiteit en politiek engagement, als een manier om de waarde van het leven in onze steeds ingewikkelder en pluralistischer maatschappijen te verdedigen. Enkelingen, gezinnen, groepen en verenigingen hebben, zij het om verschillende redenen en op verschillende manieren, allemaal een verantwoordelijkheid voor het sociale handelen, voor het ontwikkelen van culturele, economische, politieke en wetgevende projecten, die, met respect voor allen en overeenkomstig de democratische beginselen, zullen bijdragen aan de opbouw van een samenleving waarin de waardigheid van iedere persoon herkend wordt en beschermd, en de levens van allen worden verdedigd en gekoesterd.
Deze taak drukt met name op de verantwoordelijken voor het algemeen belang. Gekozen om het volk en het algemeen belang te dienen, hebben zij de plicht om moedige keuzes te maken om het leven te steunen, vooral door wetgevende maatregelen. In een democratisch systeem, waar wetten en beslissingen gemaakt worden op basis van de consensus van velen, kan het gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid in de gewetens van individuen die bekleed zijn met gezag, verzwakt zijn. Maar niemand kan ooit deze verantwoordelijkheid afwijzen, vooral wanneer hij of zij een mandaat heeft om wetten te maken of beslissingen te nemen; zo'n mandaat roept die persoon ertoe op om tegenover God, tegenover zijn of haar eigen geweten en tegenover de hele samenleving zich te verantwoorden voor keuzen die misschien tegen het algemeen welzijn ingaan. Ofschoon wetten niet de enige middelen zijn om het menselijk leven te beschermen, spelen zij niettemin een zeer belangrijke en soms beslissende rol bij het beïnvloeden van denk- en gedragspatronen. Ik herhaal nog eens dat een wet die het natuurlijke recht op leven van een onschuldige persoon aantast, onrechtvaardig is en als zodanig niet de waarde van een wet kan hebben. Daarom doe ik nog eens een dringend appel aan alle politieke leiders om geen wetten aan te nemen die, doordat zij de waardigheid van de persoon negeren, de burgerlijke samenleving zelf in de wortel bedreigen.
De Kerk weet, dat het moeilijk is om een werkzame wettelijke verdediging van het leven in daden oom te zetten in pluralistische democratieën, vanwege de aanwezigheid van sterke culturele stromingen met verschillende visies. Tegelijkertijd moedigt de Kerk, ervan overtuigd dat de zedelijke waarheid haar aanwezigheid diep moet doen voelen in ieder geweten, politieke leiders ertoe aan, te beginnen bij de christenen onder hen, om niet te wijken, maar om keuzes te maken die, rekening houdend met wat redelijkerwijs bereikbaar is, zullen leiden tot herstel van een rechtsorde ter verdediging en bevordering van de waarde van het leven. Hier moet opgemerkt worden dat het niet genoeg is om onrechtvaardige wetten af te schaffen. De onderliggende oorzaken van de aanvallen tegen het leven moeten uit de weg geruimd worden, vooral door de juiste hulp te verzekeren voor gezinnen en voor het moederschap: een gezinspolitiek moet de basis zijn van en de drijvende kracht achter alle sociale politiek. Het gaat er dus om, sociale en wetgevende initiatieven op gang te brengen, die in staat zijn bij de beslissing m.b.t. het ouderschap voorwaarden van echte vrijheid te garanderen; bovendien is het noodzakelijk om de arbeidspolitiek, de stadsuitbreidingspolitiek, de woningbouw en sociale politiek te reorganiseren, opdat de werktijden en het tijdschema van het gezin op elkaar afgestemd kunnen worden en de verzorging van de kinderen en van de oude mensen werkelijk mogelijk wordt.
De dienst aan het Evangelie van het leven is aldus een geweldige en ingewikkelde taak. Ze schijnt ons steeds meer een waardevol en vruchtbaar terrein voor positieve samenwerking met onze broeders en zusters van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen, overeenkomstig de praktische oecumene die Vaticanum II gezagvol aanmoedigde Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 12 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 90.
Het schijnt ook een providentieel terrein voor dialoog en gezamenlijke inspanningen met de volgelingen van andere godsdiensten en met alle mensen van goede wil. De verdediging en de bevordering van het leven zijn niet het monopolie van iemand, maar taak en verantwoordelijkheid van iedereen. Aan de vooravond van het derde millennium ligt een moeilijke uitdaging voor ons: alleen eendrachtige samenwerking van allen die geloven in de waarde van het leven, zal een nederlaag van de beschaving van onvoorstelbare omvang kunnen vermijden.