H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Abortus en euthanasie zijn dus misdrijven waarvan geen enkele menselijke wet zich de legitimatie kan aanmatigen. Wetten van deze soort houden niet alleen geen verplichting voor het geweten in, maar wekken veeleer de ernstige en duidelijke plicht op, om zich ertegen te verzetten met behulp van het beroep op gewetensbezwaren. Vanaf de begintijden van de Kerk heeft de verkondiging van de apostelen de christenen de plicht tot gehoorzaamheid jegens het rechtmatig optredende openbaar gezag ingeprent Vgl. Rom. 13, 1-7 Vgl. 1 Pt. 2, 13-14 , maar tegelijkertijd krachtig gewaarschuwd dat men ‘God meer moet gehoorzamen dan de mensen’ (Hand. 5, 29). Reeds in het Oude Testament vinden we met betrekking tot de bedreigingen tegen het leven een belangrijk voorbeeld van de tegenstand tegen het onrechtvaardige gebod van het openbaar gezag. De joodse vroedvrouwen verzetten zich tegen de farao, die bevolen had om iedere pasgeboren jongen te doden. Zij ‘deden niet wat de koning van Egypte bevolen had, maar lieten de kinderen in leven’ (Ex. 1, 17). Belangrijk is echter om op de diepere reden van dit gedrag te wijzen: ‘De vroedvrouwen vreesden God’ (Ex. 1, 17). Uit de gehoorzaamheid jegens God - aan wie alleen die vrees toekomt die de erkenning van zijn absolute soevereiniteit is - groeien de kracht en de moed om aan de onrechtvaardige wetten van de mensen te weerstaan. De kracht en de moed van hem die bereid is ook de gevangenis in te gaan of door het zwaard om te komen, in de zekerheid dat ‘hier de standvastigheid en de geloofstrouw van de heiligen moet blijken’ (Openb. 13, 10).
Daarom is het nooit geoorloofd zich te voegen naar een in zichzelf onrechtvaardige wet, zoals die welke abortus en euthanasie toelaat, ‘noch door deelname aan een propagandacampagne voor een dergelijke wet, noch door er zijn stem aan te geven’ Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over Abortus provocatus, De abortu procurato - Declaratio (18 nov 1974), 22.
Een bijzonder gewetensprobleem kan zich voordoen in de gevallen waarin een parlementaire stemming beslissend zou zijn voor het aannemen van een strengere wet, bedoeld om het aantal legale abortussen te beperken, in plaats van een wet die meer toelaat, wanneer die reeds zou zijn aangenomen of ter stemming gereed zou liggen. Zulke gevallen komen nogal eens voor. Het is een feit dat, terwijl in sommige delen van de wereld er voortdurend campagnes plaatsvinden om wetten in te voeren ten gunste van abortus, vaak gesteund door machtige internationale organisaties, in andere landen - in het bijzonder die, die al ervaring hebben met de bittere vruchten van zulke ‘vrije’ wetgeving - er toenemende tekenen zijn van een herbezinning op dit vlak. In een geval als het juist genoemde, wanneer het niet mogelijk is een abortuswet af te wenden of volledig af te stemmen, zou het een afgevaardigde, wiens persoonlijke absolute tegenstand tegen abortus duidelijk en aan iedereen bekend gemaakt was, geoorloofd kunnen zijn wetsvoorstellen te steunen die ten doel hebben de schade te beperken van zo’n wet en die de negatieve effecten op het gebied van de cultuur en de openbare moraal verminderen. Zo werkt men namelijk niet ongeoorloofd mee aan een onrechtvaardige wet, maar veeleer wordt een wettige en passende poging ondernomen om de kwade aspecten te beperken.