• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het beschreven panorama moet niet alleen begrepen worden in termen van de doodsverschijnselen die het kenmerken, maar ook in de verscheidenheid van oorzaken die het bepalen. De vraag van de Heer: 'Wat heb je gedaan?' (Gen. 4, 10) schijnt a.h.w. een uitnodiging te zijn aan Kaïn om voorbij het materiële karakter van zijn moorddadig handelen te gaan, om het te ervaren in heel de ernst van de motieven die eraan ten grondslag liggen en van de consequenties die eruit voortvloeien.

Beslissingen die tegen het leven ingaan komen soms voort uit moeilijke of zelfs tragische situaties en diep lijden, eenzaamheid, een volkomen ontbreken van economische vooruitzichten en angst voor de toekomst. Zulke omstandigheden kunnen zelfs in aanzienlijke mate de subjectieve verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende schuldigheid van hen die deze keuzes - die op zichzelf slecht zijn - maken, verminderen. Maar vandaag gaat het probleem veel verder dan de noodzakelijke erkenning van deze persoonlijke situaties. Het is een probleem dat ook bestaat op cultureel, sociaal en politiek vlak, waar het zijn subversiefste en verwarrendste kant laat zien in de steeds toenemende tendens om bovengenoemde misdaden tegen het leven te zien als legitieme uitdrukkingen van individuele vrijheid, die erkend en beschermd moeten worden als echte en eigenlijke rechten.

Aldus bereikt een lang historisch proces een keerpunt met tragische gevolgen. Het proces dat eens leidde tot de ontdekking van de idee van 'mensenrechten' - rechten die eigen zijn aan iedere persoon en die voorafgaan aan iedere grondwet en wetgeving van de staat - raakt vandaag in een verrassende tegenspraak. Juist in een tijd nu de onschendbare rechten van de persoon plechtig worden afgekondigd en de waarde van het leven publiekelijk bevestigd, wordt het recht op leven ontkend of vertrapt, vooral op de meest betekenisvolle momenten van het bestaan: het moment van de geboorte en dat van de dood.

Enerzijds laten de verschillende verklaringen van mensenrechten en de vele initiatieven die erdoor geïnspireerd zijn, zien dat er op wereldniveau een groeiende morele gevoeligheid is, alerter op de erkenning van de waarde en de waardigheid van ieder individu als menselijk wezen, zonder enig onderscheid naar ras, nationaliteit, godsdienst, politieke mening of sociale klasse.

Anderzijds worden deze nobele verklaringen helaas tegengesproken door een tragische ontkenning ervan in de praktijk. Zo'n ontkenning is te meer verontrustend, ja zelfs schandaliger, juist omdat ze zich afspeelt in een samenleving die de invoering en de bescherming van mensenrechten tot eerste doel maakt en daar trots op is. Hoe kan men deze herhaalde bevestigingen van het principe rijmen met de voortdurende toename en wijdverbreide rechtvaardiging van aanvallen op het menselijk leven? Hoe kunnen we deze verklaringen rijmen met de weigering om hen op te nemen die zwak en behoeftig zijn, of ouder, of hen die juist in de moederschoot ontvangen zijn? Deze aanvallen richten zich rechtstreeks tegen het respect voor het leven en ze zijn een directe bedreiging voor de hele cultuur van de mensenrechten. Het is een bedreiging die tenslotte de betekenis zelf van het democratisch samenleven in gevaar kan brengen: in plaats van gemeenschappen van 'mensen die samenleven' worden onze steden tot gemeenschappen van mensen die uitgestoten raken, gemarginaliseerd, ontworteld en onderdrukt. Als we dan kijken naar het verdere wereldwijde perspectief dan moeten we wel vaststellen dat zelfs de plechtige bevestiging van de rechten van enkelingen en volken die in hoge internationale zittingen wordt uitgesproken, een puur nutteloze oefening in retoriek is, als we de zelfzuchtigheid van de rijke landen niet ontmaskeren die de arme landen de toegang tot ontwikkeling ontzeggen of die zulke toegang afhankelijk maken van absurde voortplantingsverboden, en die zo een tegenstelling maken tussen ontwikkeling en de mens zelf. Moeten we niet juist de economische modellen ter discussie stellen die staten vaak ook hanteren voor internationale druk en conditionering, en die onrechtvaardige en gewelddadige situaties doen ontstaan en verergeren, waarin het leven van hele volken wordt neergehaald en vertrapt?

Naast de moeder zijn er vaak andere mensen die besluiten tot het doden van het kind in de moederschoot. Schuldig kan vooral de vader van het kind zijn, niet alleen wanneer hij de moeder rechtstreeks tot abortus drijft, maar ook wanneer hij haar indirect aanmoedigt tot zo'n beslissing door haar alleen te laten met de problemen van de zwangerschap Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 14: zo wordt het gezin dodelijk gewond en onteerd in haar wezen als liefdesgemeenschap en in haar roeping om het 'heiligdom van het leven' te zijn. Ook mag men de druk niet over het hoofd zien die soms uit verdere familiekringen komt en van vrienden. Soms wordt de vrouw onder zulke zware druk gezet dat ze zich psychologisch gedwongen voelt om een abortus te ondergaan: zeker in dit geval ligt de morele verantwoordelijkheid speciaal bij hen die haar rechtstreeks of indirect verplicht hebben om een abortus te ondergaan. Artsen en verpleegkundigen zijn ook verantwoordelijk, wanneer zij hun bekwaamheid, die zij hebben aangeleerd om het leven te bevorderen, in dienst stellen van de dood.

Maar medeverantwoordelijk zijn ook de wetgevers die abortuswetten hebben bevorderd en goedgekeurd, en, naar de mate waarin zij terzake zeggenschap hebben, de directie van gezondheidscentra waar abortussen worden uitgevoerd. Een algemene en niet minder ernstige verantwoordelijkheid ligt bij hen die de verbreiding van een houding van seksuele permissiviteit hebben aangemoedigd en een gebrek aan waardering voor het moederschap en bij hen die een effectieve gezins- en sociale politiek hadden moeten verzekeren - maar dat niet gedaan hebben - ter ondersteuning van gezinnen, vooral grotere gezinnen en gezinnen met extra financiële en opvoedingszorgen. Tenslotte mag men niet voorbijzien aan het netwerk van medeschuldigheid dat ook internationale instellingen omvat, stichtingen en verenigingen die systematisch campagne voeren voor de legalisering en verspreiding van abortus over de hele wereld. In deze zin overstijgt abortus de verantwoordelijkheid van enkelingen en de schade die hij hen toebrengt, en krijgt hij een sterk sociale dimensie. Het is een zeer ernstige verwonding die aan de samenleving en haar cultuur wordt toegebracht, juist door de mensen die de samenleving zouden moeten opbouwen en verdedigen. Zoals ik schreef in mijn Brief aan de Gezinnen: 'We staan voor een reusachtige bedreiging van het leven: niet alleen het leven van enkelingen, maar ook dat van de beschaving zelf' H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Brief aan de Gezinnen - Bij gelegenheid van het Internationaal Jaar van het Gezin, Gratissimam sane (2 feb 1994), 21. We staan voor wat mag heten een 'structuur van de zonde' gericht tegen het nog niet geboren leven.

De zedelijke beoordeling van abortus moet ook worden toegepast op de recente vormen van ingrepen op menselijke embryo's die, ofschoon uitgevoerd voor doelen die in zichzelf gewettigd zijn, onvermijdelijk het doden van die embryo's met zich brengen. Dit is het geval bij proeven op embryo's, die steeds meer voorkomen op het gebied van het biomedisch onderzoek en die wettelijk zijn toegestaan in sommige landen. Ofschoon 'de ingrepen bij het menselijk embryo als geoorloofd moeten worden beschouwd op voorwaarde dat ze het leven en de ongeschondenheid van het embryo eerbiedigen en dat zij geen onevenredige risico's in zich dragen, maar dat zij gericht zijn op de genezing van de ziekte, de verbetering van de gezondheidstoestand of het overleven van de individuele foetus' Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 9 moet niettemin aangetekend worden dat het gebruik van menselijke embryo’s of foetussen voor louter experimenten een misdrijf (is) tegen hun waardigheid als menselijke wezens, die evenveel recht hebben op eerbied als kinderen die reeds geboren zijn en als elke andere persoon. Pauselijke Raad voor het Gezin, Handvest van de Rechten van het gezin (22 okt 1983), 5. b..

Deze zedelijke veroordeling betreft ook de procedure die levende menselijke embryo's en foetussen misbruikt - die soms speciaal voor dit doel 'gekweekt' zijn door in-vitro-bevruchting - ofwel als 'biologisch materiaal' ofwel als leveranciers van organen of weefsel voor transplantaties bij de behandeling van bepaalde ziekten. Het doden van onschuldige menselijke schepsels, zelfs wanneer het wordt gedaan om anderen te helpen, vormt een absoluut onaanvaardbare handeling.

Bijzondere aandacht moet men schenken aan de zedelijke beoordeling van technieken van prenatale diagnostiek die de vroege vaststelling van eventuele misvormingen of ziekten mogelijk maken. Vanwege de ingewikkeldheid van deze technieken is een zorgvuldig en systematisch zedelijk oordeel nodig. Wanneer zij geen onevenredig grote risico's inhouden voor het kind en de moeder, en bedoeld zijn om een vroege behandeling mogelijk te maken of zelfs om een rustige en bewuste aanvaarding van het nog niet geboren kind bevorderen, dan zijn deze technieken moreel geoorloofd. Maar aangezien de mogelijkheden van prenatale behandeling vandaag nog beperkt zijn, gebeurt het nogal eens dat deze technieken gebruikt worden met eugenetische bedoeling die selectieve abortus aanvaardt om de geboorte te van kinderen met allerlei soorten afwijkingen te voorkomen. Zo'n houding is schandelijk en hoogst verwerpelijk, daar zij zich aanmatigt om de waarde van een mensenleven enkel te meten naar maatstaven als 'normaliteit' en lichamelijk welbevinden, en zo ook de weg baant voor de legitimering van kinderdoding en euthanasie.

Maar toch leggen de moed en de innerlijke kalmte waarmee zovelen van onze broeders en zusters die te lijden hebben van ernstige handicaps hun leven leiden wanneer zij door ons opgenomen en bemind worden, een bijzonder welsprekend getuigenis af van wat echte waarde aan het leven geeft en wat het, zelfs in moeilijke omstandigheden, tot iets kostbaars maakt voor henzelf en voor anderen. De Kerk is die echtparen nabij die, met grote angst en verdriet, bereidwillig ernstig gehandicapte kinderen aanvaarden. Ze is ook dankbaar jegens al die gezinnen die door adoptie kinderen opnemen die door hun ouders in de steek gelaten zijn vanwege handicaps of ziekten.

Aan het andere einde van zijn bestaan staat de mens voor het geheim van de dood. Als gevolg van vorderingen in de geneeskunde en in een cultuurmilieu dat zich vaak afsluit voor het transcendente, kent de stervenservaring tegenwoordig enkele nieuwe elementen. Wanneer de tendens overheerst om het leven alleen te waarderen in de mate dat het plezier en welbevinden biedt, schijnt het lijden een ondraaglijke nederlaag te zijn, iets waarvan men zich tegen elke prijs moet bevrijden. De dood wordt als 'absurd' beschouwd wanneer hij plotseling een leven onderbreekt dat nog open staat naar een toekomst van nieuwe, interessante ervaringen. Maar hij wordt een 'rechtmatige bevrijding' wanneer men het leven niet meer zinvol acht omdat het vol pijn is en onverbiddelijk gedoemd tot zelfs nog groter lijden.

Bovendien meent de mens wanneer hij zijn fundamentele betrekking met God ontkent of verwaarloost, dat hij voor zichzelf maatstaf en norm is, met het recht om te eisen dat de maatschappij hem de wegen en middelen garandeert om te beslissen wat hij met zijn leven doet in volle en totale autonomie. Vooral mensen in de ontwikkelde landen handelen zo: ze voelen zich hiertoe ook aangemoedigd door de voortdurende vooruitgang van de geneeskunde en haar steeds meer gevorderde technieken. Met behulp van uiterst spitsvondige systemen en apparatuur, zijn de wetenschap en de medische praktijk vandaag niet alleen in staat om voor vroeger onoplosbare gevallen een oplossing te vinden en pijnen te verzachten of te verhelpen, maar ook om het leven, zelfs een toestand van uiterste zwakte, in stand te houden en te verlengen, mensen na het wegvallen van hun biologische basisfuncties te reanimeren en ingrepen te doen om organen voor transplantaties te verkrijgen.

In deze context groeit de bekoring om zijn toevlucht te nemen tot euthanasie dwz: zich tot heer over de dood te maken en die voortijdig op te wekken, door 'op zachte wijze' zijn eigen leven of dat van anderen te beëindigen. In werkelijkheid blijkt dat, wat misschien logisch en menselijk lijkt, absurd en onmenselijk wanneer men het nader beschouwt. We staan hier voor een van de alarmerendste symptomen van de 'cultuur van de dood', die vooral in welvarende samenlevingen voortschrijdt, gekenmerkt door een prestatiedenken dat het groeiende aantal oude en zwakke mensen als te belastend en onverdraaglijk beschouwt. Ze worden heel vaak geïsoleerd door hun families en door de samenleving, die bijna uitsluitend is georganiseerd op basis van maatstaven van productieve doelmatigheid, volgens welke een hopeloos arbeidsongeschikt leven geen waarde meer heeft.

Document

Naam: EVANGELIUM VITAE
Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 25 maart 1995
Copyrights: © 1995 Katholiek Nieuwsblad, Den Bosch
Bewerkt: 15 april 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test