H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1995
Beslissingen die tegen het leven ingaan komen soms voort uit moeilijke of zelfs tragische situaties en diep lijden, eenzaamheid, een volkomen ontbreken van economische vooruitzichten en angst voor de toekomst. Zulke omstandigheden kunnen zelfs in aanzienlijke mate de subjectieve verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende schuldigheid van hen die deze keuzes - die op zichzelf slecht zijn - maken, verminderen. Maar vandaag gaat het probleem veel verder dan de noodzakelijke erkenning van deze persoonlijke situaties. Het is een probleem dat ook bestaat op cultureel, sociaal en politiek vlak, waar het zijn subversiefste en verwarrendste kant laat zien in de steeds toenemende tendens om bovengenoemde misdaden tegen het leven te zien als legitieme uitdrukkingen van individuele vrijheid, die erkend en beschermd moeten worden als echte en eigenlijke rechten.
Aldus bereikt een lang historisch proces een keerpunt met tragische gevolgen. Het proces dat eens leidde tot de ontdekking van de idee van 'mensenrechten' - rechten die eigen zijn aan iedere persoon en die voorafgaan aan iedere grondwet en wetgeving van de staat - raakt vandaag in een verrassende tegenspraak. Juist in een tijd nu de onschendbare rechten van de persoon plechtig worden afgekondigd en de waarde van het leven publiekelijk bevestigd, wordt het recht op leven ontkend of vertrapt, vooral op de meest betekenisvolle momenten van het bestaan: het moment van de geboorte en dat van de dood.
Enerzijds laten de verschillende verklaringen van mensenrechten en de vele initiatieven die erdoor geïnspireerd zijn, zien dat er op wereldniveau een groeiende morele gevoeligheid is, alerter op de erkenning van de waarde en de waardigheid van ieder individu als menselijk wezen, zonder enig onderscheid naar ras, nationaliteit, godsdienst, politieke mening of sociale klasse.
Anderzijds worden deze nobele verklaringen helaas tegengesproken door een tragische ontkenning ervan in de praktijk. Zo'n ontkenning is te meer verontrustend, ja zelfs schandaliger, juist omdat ze zich afspeelt in een samenleving die de invoering en de bescherming van mensenrechten tot eerste doel maakt en daar trots op is. Hoe kan men deze herhaalde bevestigingen van het principe rijmen met de voortdurende toename en wijdverbreide rechtvaardiging van aanvallen op het menselijk leven? Hoe kunnen we deze verklaringen rijmen met de weigering om hen op te nemen die zwak en behoeftig zijn, of ouder, of hen die juist in de moederschoot ontvangen zijn? Deze aanvallen richten zich rechtstreeks tegen het respect voor het leven en ze zijn een directe bedreiging voor de hele cultuur van de mensenrechten. Het is een bedreiging die tenslotte de betekenis zelf van het democratisch samenleven in gevaar kan brengen: in plaats van gemeenschappen van 'mensen die samenleven' worden onze steden tot gemeenschappen van mensen die uitgestoten raken, gemarginaliseerd, ontworteld en onderdrukt. Als we dan kijken naar het verdere wereldwijde perspectief dan moeten we wel vaststellen dat zelfs de plechtige bevestiging van de rechten van enkelingen en volken die in hoge internationale zittingen wordt uitgesproken, een puur nutteloze oefening in retoriek is, als we de zelfzuchtigheid van de rijke landen niet ontmaskeren die de arme landen de toegang tot ontwikkeling ontzeggen of die zulke toegang afhankelijk maken van absurde voortplantingsverboden, en die zo een tegenstelling maken tussen ontwikkeling en de mens zelf. Moeten we niet juist de economische modellen ter discussie stellen die staten vaak ook hanteren voor internationale druk en conditionering, en die onrechtvaardige en gewelddadige situaties doen ontstaan en verergeren, waarin het leven van hele volken wordt neergehaald en vertrapt?