Aartsbisschop Stanislaw Rylko en J. Franciscus Kard. Stafford - 1 oktober 1998
Dankzij de ontwikkeling van de wetenschap en de daarmee samenhangende vooruitgang van de geneeskunde is in de laatste tientallen jaren de gemiddelde levensduur aanzienlijk verlengd. Een groot deel van de wereldbevolking verkeert thans in de 'derde levensfase': mensen die niet langer aan het productieproces deelnemen, maar nog zeer wel in staat zijn om een bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn. Naast deze menigte van 'young old' ('jonge ouderen' zoals demografen deze nieuwe leeftijdscategorie, gelegen tussen 65 en 75 jaar, aanduiden) is er ook een menigte van 'oldest old' ('de oudsten onder de ouderen', ouder dan 75 jaar), een vierde levensfase, die door een steeds groter aantal mensen in de toekomst bereikt zal worden. De sectie 'Bevolking' van de afdeling economische en sociale zaken van de Verenigd Naties heeft op 26 oktober 1998 de bijgewerkte schattingen en prognoses gepubliceerd op het gebied van de demografie. In het hoofdstuk over de toename van het aantal ouderen blijkt met name dat het aantal mensen van 80 jaar en ouder dat thans 66 miljoen bedraagt, in 2050 zal oplopen tot 370 miljoen. In dat jaar zullen er ongeveer 2.200.000 honderdjarigen zijn.
De verlenging van de gemiddelde levensduur enerzijds, en anderzijds het soms dramatisch teruglopend geboortecijfer In de laatste studies van de Verenigde Naties worden de vooruitzichten over de bevolkingsgroei in de komende tientallen jaren voortdurend naar beneden bijgesteld. Het VN-bevolkingsfonds bevestigt in een rapport over de situatie van de wereldbevolking in 1998 dat de bevolkingsaanwas stokt. Er is tegenwoordig alleen nog in een beperkt aantal Afrikaanse landen een hoog geboortecijfer. Elders, van Azië tot Latijns-Amerika, loopt dit steeds verder terug. zijn oorzaak van een ongekende verandering in de bevolkingsopbouw; de leeftijdspiramide van nog maar vijftig jaar geleden is letterlijk omgekeerd: het aantal ouderen vertoont een constante groei terwijl het aantal jonge mensen voortdurend verder terugloopt. Dit verschijnsel heeft zich in de loop van de jaren zestig in de landen van het noordelijk halfrond ingezet, maar doet zich thans ook voor in de landen op het zuidelijk halfrond, waar de vergrijzing nog sneller voortschrijdt.
Dit soort 'stille revolutie', die veel ingrijpender is dan de bevolkingsgegevens zeggen, stelt problemen van maatschappelijke, economische, culturele, psychologische en geestelijke aard; aan de gevolgen ervan besteedt de internationale gemeenschap sinds enige tijd voortdurend aandacht. In 1982 werd te Wenen (Oostenrijk) van 26 juli tot 6 augustus een door de Verenigde Naties georganiseerd wereldcongres gehouden over de problemen van de vergrijzing der bevolking; op dit congres werd een Internationaal Actieplan opgesteld waarop tot op de dag van vandaag in heel de wereld wordt teruggegrepen. Andere studies hebben vervolgens geleid tot het vaststellen van achttien Beginselen van de Verenigde Naties voor de Ouderen; (in vijf hoofdstukken verdeeld: onafhankelijkheid, participatie, verzorging, persoonlijke ontplooiing, waardigheid) De toepassing van deze uitgangspunten, het vijfde herziene Internationaal Actieplan, en de herziening van de strategie die in 1992 door Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aanvaard, vormen de 'Algemene doelstellingen op het gebied van de vergrijzing voor het jaar 2001'., en tot het besluit aan de ouderen een werelddag te wijden, te houden op 1 oktober van ieder jaar.
Het besluit van de Verenigde Naties om 1999 uit te roepen tot Internationaal Jaar van de Ouderen, alsmede de keuze van het thema 'Naar een samenleving voor alle leeftijdsgroepen' zijn een verder bewijs voor deze belangstelling. In zijn boodschap voor de Werelddag voor de Ouderen 1998 stelde de Algemeen Secretaris Kofi Annan: "Een samenleving voor alle leeftijdsgroepen is een samenleving die de ouderen niet op karikaturale wijze enkel als minder validen en gepensioneerden beschouwt, maar juist integendeel als mensen die verdere ontwikkeling bevorderen en ervan profiteren." Met andere woorden een samenleving die zich verantwoordelijk weet voor alle generaties en die tracht zodanige levensomstandigheden te scheppen dat het grote potentieel van de derde levensfase tot zijn recht kan komen.
De Heilige Stoel staat positief tegenover het streven, de grondslagen te leggen van een maatschappijinrichting die uitgaat van solidariteit en waaraan iedere generatie in samenwerking met de andere haar bijdrage levert; ze wil aan het Internationaal Jaar van de Ouderen meewerken door, zowel op het gebied van bezinning als van het handelen, de stem van de kerk te laten horen. Ze roept op tot eerbiediging van de waardigheid en de fundamentele rechten van de ouderen. In de overtuiging dat zij nog veel te bieden hebben en nog veel kunnen betekenen voor de samenleving, verlangt ze dat allen het vraagstuk zullen benaderen met een groot besef van verantwoordelijkheid: individuen, gezinnen, verenigingen, bestuurders en internationale organisaties, ieder overeenkomstig de eigen bevoegdheden en plichten, met inachtneming van het zeer belangrijke subsidiariteitsbeginsel. Alleen op die manier immers zullen voor de ouderen steeds betere levensomstandigheden gewaarborgd kunnen worden en kan duidelijk worden gemaakt welke onvervangbare rol zij spelen in een samenleving waarin zich voortdurend snelle economische en culturele veranderingen voltrekken. Dan zal men ook goed doordachte initiatieven kunnen nemen om al die maatschappelijke, economische en educatieve factoren te beïnvloeden die voor alle burgers zonder onderscheid al datgene toegankelijk maken wat noodzakelijk is voor de bevrediging van oude en nieuwe behoeften van mensen die niet langer rechtstreeks bij het maatschappelijk leven zijn betrokken, voor de daadwerkelijke bescherming van hun rechten, om hun redenen te bieden om te geloven en te hopen, om actief aan het leven van de samenleving deel te nemen en erbij te horen.
De zorg en betrokkenheid van de kerk voor de ouderen dateren niet van vandaag. Haar zending en pastorale aandacht is alle eeuwen door en in de meest uiteenlopende omstandigheden naar hen uitgegaan. De christelijke 'caritas' heeft zich om hun noden bekommerd en ten behoeve van de ouderen allerlei soorten van liefdadigheidsinstellingen in het leven geroepen, vooral dankzij de initiatieven en zorgen van religieuze congregaties en lekenorganisaties. Van zijn kant heeft het kerkelijk leergezag deze zaak nooit alleen maar beschouwd als een kwestie van bijstand en liefdewerk; het heeft er altijd op gewezen, van welk fundamenteel belang het is dat de mensen van alle leeftijden tot hun recht komen, en aan allen voorgehouden ervoor te zorgen dat de menselijke en geestelijke rijkdommen, de schatten aan ervaring en wijsheid die in een heel leven vergaard zijn, niet verloren gaan. In een H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Tot groepen van derde leeftijd van de Italiaanse bisdommen (23 maart 1984), aan wie Johannes Paulus II op 23 maart 1984 audiëntie verleende, verklaarde hij om dit te onderstrepen: "U mag niet ten prooi vallen aan de bekoring van innerlijke eenzaamheid. Hoe ingewikkeld uw problemen ook zijn ... hoezeer uw krachten ook afnemen, de sociale organisaties tekort schieten, de officiële wetgeving achterblijft, de egoïstische samenleving geen begrip toont, toch staat u niet als passieve elementen van een overspannen wereld aan de zelfkant van het kerkelijk leven; u mag dat ook niet denken, want u maakt actief deel uit van een tijdvak in het bestaan van de mensheid dat op menselijk en geestelijk vlak vruchtbaar is. U hebt nog een zending te verrichten, een bijdrage te leveren." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot groepen van derde leeftijd van de Italiaanse bisdommen (23 mrt 1984)
Toch vraagt de huidige situatie, die in veel opzichten geheel nieuw is, dat de kerk zich op het pastoraat van de derde en vierde levensfase opnieuw bezint. Het zoeken naar nieuwe vormen en methodes die meer beantwoorden aan de geestelijke behoeften en verwachtingen van de ouderen, het opzetten van vormen van een pastoraat dat sterk opkomt voor het leven, de betekenis en het einde daarvan: dat alles schijnt een absolute voorwaarde te zijn om de ouderen ertoe te brengen hun bijdrage te leveren aan de zending van de kerk, en om hen te helpen bijzonder geestelijk profijt te trekken uit hun actieve deelname aan het leven van de kerkgemeenschap.
Hiermee wordt in grote trekken het kader aangegeven waarbinnen het voorliggend document van de Pauselijke Raad voor de Leken geplaatst moet worden. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende departementen van de Romeinse Curie en het Staatssecretariaat heeft aan het opstellen ervan meegewerkt; daarnaast ook verantwoordelijken van kerkelijke groeperingen (bewegingen, verenigingen, religieuze congregaties) die een lange ervaring hebben met de wereld van de derde levensfase. De Pauselijke Raad voor de Leken is aangewezen als centrale instantie voor de activiteiten van de Heilige Stoel met betrekking tot het Internationaal Jaar van de Ouderen; de Raad hoopt, door dit document ter beschikking te stellen van de Bisschoppenconferenties, van bisschoppen en priesters, van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, van bewegingen en verenigingen, van jonge mensen, van volwassenen en van de ouderen zelf, dat het tot bezinning en actie zal aanzetten.
Men hoeft de bijbel maar open te slaan om de betekenis en waarde van de ouderdom te begrijpen. Alleen door middel van Gods Woord kunnen we ten volle de geestelijke, morele en theologische diepte peilen van die periode in het leven. Om te helpen de betekenis te doorgronden van de derde en vierde levensfase willen we hier verschillende Bijbelteksten voorleggen, vergezeld van opmerkingen of beschouwingen over de uitdagingen die zich in de moderne samenleving voor deze perioden van het leven voordoen.
U moet eerbied hebben voor een bejaarde (Lev. 19, 32).
De hoogachting die in de heilige Schrift aan de oudere wordt betoond, wordt tot een wet: "U moet opstaan voor een grijsaard ... U moet ontzag hebben voor uw God" (Lev. 19, 32). En op een andere plaats: "Eer uw vader en moeder" (Dt. 5, 16). Een zeer fijngevoelige vermaning om zijn ouders te eren, met name op hun oude dag, staat ook in het derde hoofdstuk van Jezus Sirach; deze vermaning eindigt met een bijzonder ernstig woord: "Degene die zijn vader in de steek laat is gelijk aan een godslasteraar, en wie zijn moeder treitert is door de Heer vervloekt" (Sir. 3, 16). Er moet een halt worden toegeroepen aan de tegenwoordig algemene neiging om aan ouderen geen aandacht te besteden en hen aan de kant te schuiven; men wil de nieuwe generaties 'wijsmaken' dat de oude mensen aan hun lot moeten worden overgelaten: jeugd, volwassenen en ouderen hebben elkaar nodig.
Onze vaderen hebben het ons verteld,
wat u tot stand hebt gebracht in hun dagen,
de dagen van toen (Ps. 44, 2)
De verhalen van de aartsvaders zijn in dit opzicht zeer welsprekend. Bij het brandende braambos, doet God zich aan Mozes kennen met de woorden: "Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaac en de God van Jacob" (Ex. 3, 6). God verbindt zijn naam aan de grote grijsaards die het geloof van Israël legitimeren en waarborgen. De zoon, de jonge man, ontmoet God - we zouden zelfs kunnen zeggen 'ontvangt' God - altijd en alleen langs zijn voorvaderen, de ouden. In de zojuist geciteerde tekst staat voor ieder van de aartsvaders: "God van ...", als om daarmee aan te geven dat ieder van hen op eigen wijze God had ervaren. Welnu, die Godservaring die de nalatenschap was van de grijsaards, was tegelijk ook de reden van hun inwendige jeugd en hun innerlijke rust in het aanschijn van de dood. Op paradoxale wijze tekent de grijsaard het beeld van het heden, door over te dragen wat hij heeft ontvangen: dat is iets wat te denken geeft, in een wereld die de eeuwige jeugd verheerlijkt, zonder kennis van het verleden en zonder toekomst.
Ze blijven zelfs in hun ouderdom
welig en sappig en groen (Ps. 92, 15)
Gods macht kan zich openbaren in de periode van verval, op een leeftijd die getekend wordt door beperkingen en ongemakken. "Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitgekozen; wat niets betekent koos Hij uit om teniet te doen wat wel iets betekent, opdat tegenover God geen mens zich zou beroemen op zichzelf" (1 Kor. 1, 27-29). Gods heilsplan wordt ook werkelijkheid in de broosheid van lichamen die niet jong meer zijn maar zwak, onvruchtbaar, machteloos. Zo wordt uit de onvruchtbare schoot van Sara en het honderd jaar oude lichaam van Abraham het uitverkoren volk geboren Vgl. Rom. 4, 18-20
. Later zullen de onvruchtbare schoot van Elisabeth en een onder de last der jaren wankelende grijsaard, Zacharias, het leven schenken aan Johannes de Doper, de voorloper van Christus. Zelfs als zijn leven door zwakheid getekend is, heeft de grijsaard dus reden om zich te beschouwen als een werktuig van de heilsgeschiedenis: "Tot in lengte van dagen schenk Ik hem leven, en hij zal zien dat Ik hem red" (Ps. 91, 16), zo luidt de belofte van de Heer.
Eer je schepper zolang je nog jong bent,
voordat de kwade dagen komen en de jaren dat je zegt: 'Het bevalt mij niet meer'
(Pred. 12, 1)
De wijze waarop hier de bijbel de ouderdom benadert is vooral heel treffend door haar ontwapenende objectiviteit. Bovendien herinnert de psalmist eraan dat het leven in korte tijd voorbij schiet en niet steeds voor ongemakken en leed gespaard blijft: "Zeventig jaar kan ons leven tellen, tachtig misschien als wij krachtig zijn; het grootste deel is zorgen en verdriet; de jaren vliegen voorbij en wij met hen" (Ps. 90, 10). De Prediker geeft door middel van symbolische beelden een uitvoerige beschrijving van het lichamelijk verval en de dood, en schetst een bitter portret van de ouderdom. Hier waarschuwt de Schrift ons voor illusies over een leeftijd die lasten, ongemakken en lijden met zich meebrengt. Ze vraagt dat wij ons gedurende heel ons leven tot God wenden; we moeten ons steeds naar Hem als ons veilig houvast richten, maar vooral op het moment dat we onze hoge leeftijd als een schipbreuk ervaren en ze ons met angst vervult.
Abraham gaf de geest en stierf in gezegende ouderdom, oud en verzadigd van jaren, en hij werd met zijn voorvaderen verenigd
(Gen. 25, 8)
Deze passage uit de bijbel is bijzonder actueel. De moderne wereld heeft geen weet meer van de werkelijke betekenis en waarde van het mensenleven zoals die vanaf het begin door God in het geweten van de mens zijn ingeprent, en daarmee ook niet van de volle betekenis van ouderdom en dood. In onze dagen heeft de dood haar sacraal karakter, haar betekenis als voltooiing, verloren. Ze is onbespreekbaar geworden, en men doet er van alles aan om te zorgen dat ze onopgemerkt plaats vindt, geen overlast veroorzaakt. Ook het kader van de dood is veranderd: met name oude mensen sterven steeds minder thuis en steeds meer in een ziekenhuis of bejaardentehuis, los van de eigen gemeenschap. De rituele rouwtijd en de talrijke vrome gebruiken zijn praktisch verdwenen, met name in de stad. Door dagelijks op de televisie beelden te zien van de dood is de moderne mens als het ware verdoofd, en doet hij wat hij kan om maar niet een werkelijkheid onder ogen te hoeven zien die hem verwart en angst aanjaagt. Vandaar dat hij, geconfronteerd met zijn eigen dood, onvermijdelijk vaak alleen is. Maar op het kruis heeft de mensgeworden Zoon van God de betekenis van de dood totaal veranderd en de poorten van de hoop wijd open gezet: "Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven; en iedereen die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven" (Joh. 11, 25-26). In het licht van deze woorden is de dood niet langer een vloek, noch het zinloos in het niet verdwijnen van het leven, maar blijkt ze het moment te zijn waarop een mens met vaste zekerheid mag verwachten de Heer van aanschijn tot aanschijn te zullen ontmoeten.
Leer ons de vluchtigheid te zien van ons leven, laat die wijsheid doordringen tot ons hart (Ps. 90, 12)
Volgens de bijbel is de wijsheid een van de 'charisma's van de hoge ouderdom'. Maar wijsheid is niet het automatisch voorrecht van die leeftijd; ze is een geschenk van God dat de grijsaard moet aanvaarden en waarnaar hij moet streven, zodat hij kan komen tot de wijsheid van hart, waardoor men 'de vluchtigheid kan zien van zijn leven', dat wil zeggen; waardoor hij de door de Voorzienigheid aan iedere mens geschonken tijd met verantwoordelijkheidsbesef leert besteden. Wezenlijk in die wijsheid is de ontdekking van de diepe 'betekenis' van het mensenleven en van de transcendente 'bestemming' van de mens in God. Wanneer zoiets al van belang is voor de jonge mens, hoeveel te meer dan voor de oudere die geroepen is om aan zijn leven richting te geven zonder ooit 'het enig noodzakelijke' Vgl. Lc. 10, 42
uit het oog te verliezen.
Ik zoek mijn toevlucht bij U, Heer, beschaam mij nooit ofte nimmer (Ps. 71, 1)
Deze zo roerend schone psalm is slechts een van de vele gebeden van hoogbejaarden die men in de bijbel vindt, en die getuigen van hun godsdienstige gevoelens voor de Heer. Het gebed is de eigen koninklijke weg van oude mensen om het leven naar de geest te verstaan. Het gebed is een dienst, een bediening die de ouderen kunnen verrichten ten bate van heel de kerk en wereld. Zelfs doodzieke oude mensen of zij die aan hun bed gekluisterd zijn, kunnen bidden. Gebed is hun kracht, hun leven. Door hun gebed delen ze in het leed en de vreugde van anderen, kunnen zij de ban van hun eenzaamheid doorbreken, hun onmacht te boven komen. Over bidden spreken is van wezenlijk belang en heeft ook betrekking op de wijze waarop een oudere een beschouwend mens kan worden. Een hoogbejaarde die op sterven ligt, wordt een soort monnik, een kluizenaar, en kan de gehele wereld in zijn gebed betrekken. Het lijkt onmogelijk dat iemand die een zeer actief leven heeft geleid, een beschouwend mens zou kunnen worden. En toch zijn er momenten in het leven dat iemands blikveld wordt verruimd ten bate van de mensengemeenschap. Het gebed is bij uitstek zo'n moment, want "er is geen vernieuwing, zelfs op sociaal gebied, of ze vindt haar oorsprong in beschouwend gebed. De ontmoeting met God in het gebed brengt in de wisselvalligheden van de geschiedenis een kracht binnen ... die de harten raakt, ze tot bekering en vernieuwing brengt; daardoor wordt ze dan een machtige historische kracht om de maatschappelijke structuren te veranderen." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Te Palermo tot het Derde Congres van de Kerk in Italiƫ (23 nov 1995)