• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

DE WAARDIGHEID VAN OUDEREN EN HUN MISSIE IN DE KERK EN DE WERELD

Inleiding

Dankzij de ontwikkeling van de wetenschap en de daarmee samenhangende vooruitgang van de geneeskunde is in de laatste tientallen jaren de gemiddelde levensduur aanzienlijk verlengd. Een groot deel van de wereldbevolking verkeert thans in de 'derde levensfase': mensen die niet langer aan het productieproces deelnemen, maar nog zeer wel in staat zijn om een bijdrage te leveren aan het algemeen welzijn. Naast deze menigte van 'young old' ('jonge ouderen' zoals demografen deze nieuwe leeftijdscategorie, gelegen tussen 65 en 75 jaar, aanduiden) is er ook een menigte van 'oldest old' ('de oudsten onder de ouderen', ouder dan 75 jaar), een vierde levensfase, die door een steeds groter aantal mensen in de toekomst bereikt zal worden. De sectie 'Bevolking' van de afdeling economische en sociale zaken van de Verenigd Naties heeft op 26 oktober 1998 de bijgewerkte schattingen en prognoses gepubliceerd op het gebied van de demografie. In het hoofdstuk over de toename van het aantal ouderen blijkt met name dat het aantal mensen van 80 jaar en ouder dat thans 66 miljoen bedraagt, in 2050 zal oplopen tot 370 miljoen. In dat jaar zullen er ongeveer 2.200.000 honderdjarigen zijn.

De verlenging van de gemiddelde levensduur enerzijds, en anderzijds het soms dramatisch teruglopend geboortecijfer In de laatste studies van de Verenigde Naties worden de vooruitzichten over de bevolkingsgroei in de komende tientallen jaren voortdurend naar beneden bijgesteld. Het VN-bevolkingsfonds bevestigt in een rapport over de situatie van de wereldbevolking in 1998 dat de bevolkingsaanwas stokt. Er is tegenwoordig alleen nog in een beperkt aantal Afrikaanse landen een hoog geboortecijfer. Elders, van Azië tot Latijns-Amerika, loopt dit steeds verder terug. zijn oorzaak van een ongekende verandering in de bevolkingsopbouw; de leeftijdspiramide van nog maar vijftig jaar geleden is letterlijk omgekeerd: het aantal ouderen vertoont een constante groei terwijl het aantal jonge mensen voortdurend verder terugloopt. Dit verschijnsel heeft zich in de loop van de jaren zestig in de landen van het noordelijk halfrond ingezet, maar doet zich thans ook voor in de landen op het zuidelijk halfrond, waar de vergrijzing nog sneller voortschrijdt.

Dit soort 'stille revolutie', die veel ingrijpender is dan de bevolkingsgegevens zeggen, stelt problemen van maatschappelijke, economische, culturele, psychologische en geestelijke aard; aan de gevolgen ervan besteedt de internationale gemeenschap sinds enige tijd voortdurend aandacht. In 1982 werd te Wenen (Oostenrijk) van 26 juli tot 6 augustus een door de Verenigde Naties georganiseerd wereldcongres gehouden over de problemen van de vergrijzing der bevolking; op dit congres werd een Internationaal Actieplan opgesteld waarop tot op de dag van vandaag in heel de wereld wordt teruggegrepen. Andere studies hebben vervolgens geleid tot het vaststellen van achttien Beginselen van de Verenigde Naties voor de Ouderen; (in vijf hoofdstukken verdeeld: onafhankelijkheid, participatie, verzorging, persoonlijke ontplooiing, waardigheid) De toepassing van deze uitgangspunten, het vijfde herziene Internationaal Actieplan, en de herziening van de strategie die in 1992 door Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aanvaard, vormen de 'Algemene doelstellingen op het gebied van de vergrijzing voor het jaar 2001'., en tot het besluit aan de ouderen een werelddag te wijden, te houden op 1 oktober van ieder jaar.

Het besluit van de Verenigde Naties om 1999 uit te roepen tot Internationaal Jaar van de Ouderen, alsmede de keuze van het thema 'Naar een samenleving voor alle leeftijdsgroepen' zijn een verder bewijs voor deze belangstelling. In zijn boodschap voor de Werelddag voor de Ouderen 1998 stelde de Algemeen Secretaris Kofi Annan: "Een samenleving voor alle leeftijdsgroepen is een samenleving die de ouderen niet op karikaturale wijze enkel als minder validen en gepensioneerden beschouwt, maar juist integendeel als mensen die verdere ontwikkeling bevorderen en ervan profiteren." Met andere woorden een samenleving die zich verantwoordelijk weet voor alle generaties en die tracht zodanige levensomstandigheden te scheppen dat het grote potentieel van de derde levensfase tot zijn recht kan komen.

De Heilige Stoel staat positief tegenover het streven, de grondslagen te leggen van een maatschappijinrichting die uitgaat van solidariteit en waaraan iedere generatie in samenwerking met de andere haar bijdrage levert; ze wil aan het Internationaal Jaar van de Ouderen meewerken door, zowel op het gebied van bezinning als van het handelen, de stem van de kerk te laten horen. Ze roept op tot eerbiediging van de waardigheid en de fundamentele rechten van de ouderen. In de overtuiging dat zij nog veel te bieden hebben en nog veel kunnen betekenen voor de samenleving, verlangt ze dat allen het vraagstuk zullen benaderen met een groot besef van verantwoordelijkheid: individuen, gezinnen, verenigingen, bestuurders en internationale organisaties, ieder overeenkomstig de eigen bevoegdheden en plichten, met inachtneming van het zeer belangrijke subsidiariteitsbeginsel. Alleen op die manier immers zullen voor de ouderen steeds betere levensomstandigheden gewaarborgd kunnen worden en kan duidelijk worden gemaakt welke onvervangbare rol zij spelen in een samenleving waarin zich voortdurend snelle economische en culturele veranderingen voltrekken. Dan zal men ook goed doordachte initiatieven kunnen nemen om al die maatschappelijke, economische en educatieve factoren te beïnvloeden die voor alle burgers zonder onderscheid al datgene toegankelijk maken wat noodzakelijk is voor de bevrediging van oude en nieuwe behoeften van mensen die niet langer rechtstreeks bij het maatschappelijk leven zijn betrokken, voor de daadwerkelijke bescherming van hun rechten, om hun redenen te bieden om te geloven en te hopen, om actief aan het leven van de samenleving deel te nemen en erbij te horen.

De zorg en betrokkenheid van de kerk voor de ouderen dateren niet van vandaag. Haar zending en pastorale aandacht is alle eeuwen door en in de meest uiteenlopende omstandigheden naar hen uitgegaan. De christelijke 'caritas' heeft zich om hun noden bekommerd en ten behoeve van de ouderen allerlei soorten van liefdadigheidsinstellingen in het leven geroepen, vooral dankzij de initiatieven en zorgen van religieuze congregaties en lekenorganisaties. Van zijn kant heeft het kerkelijk leergezag deze zaak nooit alleen maar beschouwd als een kwestie van bijstand en liefdewerk; het heeft er altijd op gewezen, van welk fundamenteel belang het is dat de mensen van alle leeftijden tot hun recht komen, en aan allen voorgehouden ervoor te zorgen dat de menselijke en geestelijke rijkdommen, de schatten aan ervaring en wijsheid die in een heel leven vergaard zijn, niet verloren gaan. In een H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Tot groepen van derde leeftijd van de Italiaanse bisdommen (23 maart 1984)
, aan wie Johannes Paulus II op 23 maart 1984 audiëntie verleende, verklaarde hij om dit te onderstrepen: "U mag niet ten prooi vallen aan de bekoring van innerlijke eenzaamheid. Hoe ingewikkeld uw problemen ook zijn ... hoezeer uw krachten ook afnemen, de sociale organisaties tekort schieten, de officiële wetgeving achterblijft, de egoïstische samenleving geen begrip toont, toch staat u niet als passieve elementen van een overspannen wereld aan de zelfkant van het kerkelijk leven; u mag dat ook niet denken, want u maakt actief deel uit van een tijdvak in het bestaan van de mensheid dat op menselijk en geestelijk vlak vruchtbaar is. U hebt nog een zending te verrichten, een bijdrage te leveren." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot groepen van derde leeftijd van de Italiaanse bisdommen (23 mrt 1984)

Toch vraagt de huidige situatie, die in veel opzichten geheel nieuw is, dat de kerk zich op het pastoraat van de derde en vierde levensfase opnieuw bezint. Het zoeken naar nieuwe vormen en methodes die meer beantwoorden aan de geestelijke behoeften en verwachtingen van de ouderen, het opzetten van vormen van een pastoraat dat sterk opkomt voor het leven, de betekenis en het einde daarvan: dat alles schijnt een absolute voorwaarde te zijn om de ouderen ertoe te brengen hun bijdrage te leveren aan de zending van de kerk, en om hen te helpen bijzonder geestelijk profijt te trekken uit hun actieve deelname aan het leven van de kerkgemeenschap.

Hiermee wordt in grote trekken het kader aangegeven waarbinnen het voorliggend document van de Pauselijke Raad voor de Leken geplaatst moet worden. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende departementen van de Romeinse Curie en het Staatssecretariaat heeft aan het opstellen ervan meegewerkt; daarnaast ook verantwoordelijken van kerkelijke groeperingen (bewegingen, verenigingen, religieuze congregaties) die een lange ervaring hebben met de wereld van de derde levensfase. De Pauselijke Raad voor de Leken is aangewezen als centrale instantie voor de activiteiten van de Heilige Stoel met betrekking tot het Internationaal Jaar van de Ouderen; de Raad hoopt, door dit document ter beschikking te stellen van de Bisschoppenconferenties, van bisschoppen en priesters, van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, van bewegingen en verenigingen, van jonge mensen, van volwassenen en van de ouderen zelf, dat het tot bezinning en actie zal aanzetten.

Betekenis en waarde van de ouderdom
Hoewel men meer dan in het verleden mag verwachten in goede gezondheid een hoge ouderdom te zullen bereiken en zich te zullen kunnen wijden aan liefhebberijen die te maken hebben met een hogere graad van opleiding, en ondanks het feit dat ouderdom niet langer meer altijd synoniem is met afhankelijkheid en dus niet altijd de kwaliteit van het bestaan aantast, schijnt dat alles niet voldoende om deze levensfase te doen aanvaarden; velen van onze tijdgenoten beschouwen haar uitsluitend als een onvermijdelijk en pijnlijk noodlot.
In onze tijd wordt immers de derde levensfase meestal gezien als een fase van geleidelijk verval, waarin menselijk en maatschappelijk tekortschieten als een vaststaand gegeven wordt beschouwd. Toch is dit een cliché dat niet overeenkomt met een feitelijke situatie die veel meer facetten vertoont; ouderen vormen immers geen homogene groep en beleven de ouderdom op zeer uiteenlopende wijze. Er is een groep mensen die oog heeft voor de betekenis van de ouderdom in het mensenleven, en die haar niet alleen vredig en op waardige wijze beleeft, maar haar ook ziet als een periode in het leven die nieuwe kansen biedt tot verdere groei en engagement. En er is ook een andere categorie mensen - die in onze tijd juist het talrijkst is - voor wie de ouderdom een schrikbeeld is. Het betreft mensen die op hun eigen ouder worden reageren met passieve gelatenheid, met opstandigheid of met wanhopig verzet. Door zich van anderen terug te trekken en zich min of meer van de buitenwereld af te sluiten, zetten ze een proces in gang van lichamelijk en geestelijk verval.
We kunnen dus stellen dat de derde en vierde levensfase op evenveel manieren worden ingevuld als er ouderen zijn en dat iedere mens zich er in de loop van zijn gehele leven op voorbereidt hoe hij of zij de ouderdom zal beleven. In die zin groeit de ouderdom samen met ons op, en hoe ze zijn zal, zal vooral afhangen van de vraag in hoeverre we in staat zullen zijn de betekenis en waarde ervan in puur menselijk en gelovig opzicht te vatten. De ouderdom moet dus geplaatst worden in het kader van een duidelijk plan van God die liefde is, en worden beleefd als een fase op de weg waarlangs Christus ons naar het huis van de Vader leidt Vgl. Joh. 14, 2 . Alleen in het licht van het geloof en uit kracht van de hoop die nooit teleurstelt Vgl. Rom. 5, 5 zullen we in staat zijn om op werkelijk christelijke wijze de ouderdom als een geschenk en opgave te beleven. Dat is het geheim om jong van geest te blijven, ook al gaan de jaren voorbij. Linda, een vrouw die 106 jaar oud is geworden, heeft in die zin een prachtig getuigenis gegeven. Bij gelegenheid van haar honderd-en-eerste verjaardag zei ze tot een vriendin: "Ik ben 101 jaar oud, maar ik ben sterk, weet je. Lichamelijk heb ik een paar problemen, maar geestelijk doe ik alles; ik laat me niet door lichamelijke ongemakken uit het veld slaan, ik besteed er geen aandacht aan. Ik voel mij niet oud, want ik besteed geen aandacht aan mijn hoge leeftijd: die neemt vanzelf toe, maar ik hecht er geen belang aan. Het enige middel om je ouderdom goed te beleven is haar in God te doorleven."
Alle generaties hebben dus de culturele en opvoedkundige taak, het negatieve beeld dat men zich van de ouderdom vormt te corrigeren. Men moet oudere mensen helpen om de betekenis te vatten van hun gevorderde leeftijd, oog te hebben voor de mogelijkheden die deze biedt en de bekoring af te wijzen om ertegen in verzet te komen, zich van anderen af te zonderen, of toe te geven aan een gevoel van berusting, nutteloosheid en wanhoop. Het is onze verantwoordelijkheid jegens de komende generaties, een menselijk, sociaal en geestelijk klimaat te scheppen waarin ieder mens deze levensfase ten volle en waardig kan doorleven.
In zijn boodschap, gericht tot de Wereldcongres over de vergrijzingsproblemen van de bevolking, schreef Johannes Paulus II: "Het leven is door God geschonken aan de mensen, die naar zijn beeld en gelijkenis uit liefde geschapen zijn. Wanneer men aldus inziet welke hoge waardigheid de mens bezit, zal men alle fasen van het leven waardevol achten. Dat is een kwestie van samenhang en rechtvaardigheid. Het is immers niet mogelijk het leven van een oudere werkelijk waardevol te achten, indien men geen echte waarde toekent aan het leven van een kind vanaf het moment van de ontvangenis. Niemand weet waartoe het zou leiden, als het leven niet langer geëerbiedigd werd als een onvervreemdbaar en heilig goed." Paus Johannes Paulus II, Insegnamenti V, 3 (1982), blz. 125
Een samenleving die zorg heeft voor alle generaties kan alleen duurzaam worden opgebouwd, als ze gebaseerd is op de eerbiediging van het leven in alle fasen daarvan. Dat er zoveel ouderen in de moderne wereld zijn, is een geschenk, een nieuwe menselijke en geestelijke rijkdom, een teken van de tijd dat, mits volledig verstaan en aanvaard, de moderne mens kan helpen om weer te zien wat de zin is van het leven, een zin die veel dieper gaat dan de oppervlakkige betekenissen die markt, staat en heersende opinie eraan toekennen.
De ervaring die de ouderen kunnen inbrengen in het humaniseringsproces van onze samenleving en cultuur is uiterst waardevol en er moet een beroep op worden gedaan door de eigen charisma's van de ouderdom, zoals we ze zouden kunnen noemen, tot hun recht te laten komen:

- Het gratuite. Bij alles wat we doen wordt door de huidige cultuur de meetlat der doeltreffendheid aangelegd waarbij voor het aspect van het gratuite geen plaats is. De oudere kan over zijn tijd beschikken en daardoor de maar al te bezige samenleving wijzen op de noodzaak om de belemmeringen uit de weg te ruimen van vernederende en ontmoedigende onverschilligheid waardoor onbaatzuchtige impulsen geen kans krijgen.

- Herinneringen. De jongste generaties zijn het historisch besef aan het verliezen en daarmee ook het besef van hun eigen identiteit. Wanneer een samenleving de betekenis van de geschiedenis van weinig belang acht, doet ze tekort aan de vorming van de jeugd. Een samenleving die geen weet heeft van de geschiedenis loopt al gauw het gevaar in oude fouten terug te vallen. Dat het historisch besef geleidelijk verloren gaat is ook te wijten aan een maatschappij die oude mensen afzondert en uit haar midden verwijdert, waardoor het gesprek tussen de generaties moeilijker wordt.

- Ervaring. We leven thans in een wereld waar blijkbaar aan de antwoorden van wetenschap en techniek meer waarde wordt gehecht dan aan de ervaring die oude mensen in de loop van hun leven hebben vergaard. Een dergelijk culturele hinderpaal mag voor mensen in de derde en vierde levensfase geen reden zijn om de moed te verliezen; ze hebben immers aan de jongeren veel te zeggen en er is veel waarvan ze hen deelgenoot kunnen maken.

- Onderlinge afhankelijkheid. Niemand kan leven buiten anderen om. Maar deze waarheid blijft verhuld door het individualisme en de overdreven zucht van mensen om zich altijd op de voorgrond te dringen. Oude mensen die het gezelschap van anderen zoeken, vormen een aanklacht tegen een samenleving waarin de zwaksten vaak aan hun lot worden overgelaten. Ze herinneren eraan dat de mens een gemeenschapswezen is, en dat het netwerk van sociale relaties tussen mensen hersteld moet worden.

- Een meer volledige kijk op het leven. Ons leven wordt overheerst door haast en drukte, en vertoont vaak zelfs neurotische trekken. Het is een versnipperd leven waarin de fundamentele vragen aangaande roeping, waardigheid en bestemming van de mens niet aan de orde komen. De derde levensfase is ook de leeftijd van eenvoud en beschouwing. De door de ouderen beleefde affectieve, morele en religieuze waarden zijn onmisbaar voor het evenwicht van de samenleving, de gezinnen, de individuen. Deze waarden omvatten verantwoordelijkheidbesef, genegenheid, het niet najagen van macht; daarnaast ook verstandig oordeel, geduld en wijsheid, benevens inwendig leven, respect voor de schepping, bouwen aan de vrede. Een mens op leeftijd ziet heel duidelijk in dat het 'zijn' belangrijker is dan het 'doen' en het 'hebben'. De samenlevingen zullen er beter door worden als ze hun voordeel weten te doen met de charisma's der ouderdom.
De oudere in de Bijbel

Men hoeft de bijbel maar open te slaan om de betekenis en waarde van de ouderdom te begrijpen. Alleen door middel van Gods Woord kunnen we ten volle de geestelijke, morele en theologische diepte peilen van die periode in het leven. Om te helpen de betekenis te doorgronden van de derde en vierde levensfase willen we hier verschillende Bijbelteksten voorleggen, vergezeld van opmerkingen of beschouwingen over de uitdagingen die zich in de moderne samenleving voor deze perioden van het leven voordoen.

U moet eerbied hebben voor een bejaarde (Lev. 19, 32).

De hoogachting die in de heilige Schrift aan de oudere wordt betoond, wordt tot een wet: "U moet opstaan voor een grijsaard ... U moet ontzag hebben voor uw God" (Lev. 19, 32). En op een andere plaats: "Eer uw vader en moeder" (Dt. 5, 16). Een zeer fijngevoelige vermaning om zijn ouders te eren, met name op hun oude dag, staat ook in het derde hoofdstuk van Jezus Sirach; deze vermaning eindigt met een bijzonder ernstig woord: "Degene die zijn vader in de steek laat is gelijk aan een godslasteraar, en wie zijn moeder treitert is door de Heer vervloekt" (Sir. 3, 16). Er moet een halt worden toegeroepen aan de tegenwoordig algemene neiging om aan ouderen geen aandacht te besteden en hen aan de kant te schuiven; men wil de nieuwe generaties 'wijsmaken' dat de oude mensen aan hun lot moeten worden overgelaten: jeugd, volwassenen en ouderen hebben elkaar nodig.

Onze vaderen hebben het ons verteld,
wat u tot stand hebt gebracht in hun dagen,
de dagen van toen (Ps. 44, 2)

De verhalen van de aartsvaders zijn in dit opzicht zeer welsprekend. Bij het brandende braambos, doet God zich aan Mozes kennen met de woorden: "Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaac en de God van Jacob" (Ex. 3, 6). God verbindt zijn naam aan de grote grijsaards die het geloof van Israël legitimeren en waarborgen. De zoon, de jonge man, ontmoet God - we zouden zelfs kunnen zeggen 'ontvangt' God - altijd en alleen langs zijn voorvaderen, de ouden. In de zojuist geciteerde tekst staat voor ieder van de aartsvaders: "God van ...", als om daarmee aan te geven dat ieder van hen op eigen wijze God had ervaren. Welnu, die Godservaring die de nalatenschap was van de grijsaards, was tegelijk ook de reden van hun inwendige jeugd en hun innerlijke rust in het aanschijn van de dood. Op paradoxale wijze tekent de grijsaard het beeld van het heden, door over te dragen wat hij heeft ontvangen: dat is iets wat te denken geeft, in een wereld die de eeuwige jeugd verheerlijkt, zonder kennis van het verleden en zonder toekomst.

Ze blijven zelfs in hun ouderdom
welig en sappig en groen (Ps. 92, 15)

Gods macht kan zich openbaren in de periode van verval, op een leeftijd die getekend wordt door beperkingen en ongemakken. "Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitgekozen; wat niets betekent koos Hij uit om teniet te doen wat wel iets betekent, opdat tegenover God geen mens zich zou beroemen op zichzelf" (1 Kor. 1, 27-29). Gods heilsplan wordt ook werkelijkheid in de broosheid van lichamen die niet jong meer zijn maar zwak, onvruchtbaar, machteloos. Zo wordt uit de onvruchtbare schoot van Sara en het honderd jaar oude lichaam van Abraham het uitverkoren volk geboren Vgl. Rom. 4, 18-20 . Later zullen de onvruchtbare schoot van Elisabeth en een onder de last der jaren wankelende grijsaard, Zacharias, het leven schenken aan Johannes de Doper, de voorloper van Christus. Zelfs als zijn leven door zwakheid getekend is, heeft de grijsaard dus reden om zich te beschouwen als een werktuig van de heilsgeschiedenis: "Tot in lengte van dagen schenk Ik hem leven, en hij zal zien dat Ik hem red" (Ps. 91, 16), zo luidt de belofte van de Heer.

Eer je schepper zolang je nog jong bent,
voordat de kwade dagen komen en de jaren dat je zegt: 'Het bevalt mij niet meer'
(Pred. 12, 1)

De wijze waarop hier de bijbel de ouderdom benadert is vooral heel treffend door haar ontwapenende objectiviteit. Bovendien herinnert de psalmist eraan dat het leven in korte tijd voorbij schiet en niet steeds voor ongemakken en leed gespaard blijft: "Zeventig jaar kan ons leven tellen, tachtig misschien als wij krachtig zijn; het grootste deel is zorgen en verdriet; de jaren vliegen voorbij en wij met hen" (Ps. 90, 10). De Prediker geeft door middel van symbolische beelden een uitvoerige beschrijving van het lichamelijk verval en de dood, en schetst een bitter portret van de ouderdom. Hier waarschuwt de Schrift ons voor illusies over een leeftijd die lasten, ongemakken en lijden met zich meebrengt. Ze vraagt dat wij ons gedurende heel ons leven tot God wenden; we moeten ons steeds naar Hem als ons veilig houvast richten, maar vooral op het moment dat we onze hoge leeftijd als een schipbreuk ervaren en ze ons met angst vervult.

Abraham gaf de geest en stierf in gezegende ouderdom, oud en verzadigd van jaren, en hij werd met zijn voorvaderen verenigd
(Gen. 25, 8)

Deze passage uit de bijbel is bijzonder actueel. De moderne wereld heeft geen weet meer van de werkelijke betekenis en waarde van het mensenleven zoals die vanaf het begin door God in het geweten van de mens zijn ingeprent, en daarmee ook niet van de volle betekenis van ouderdom en dood. In onze dagen heeft de dood haar sacraal karakter, haar betekenis als voltooiing, verloren. Ze is onbespreekbaar geworden, en men doet er van alles aan om te zorgen dat ze onopgemerkt plaats vindt, geen overlast veroorzaakt. Ook het kader van de dood is veranderd: met name oude mensen sterven steeds minder thuis en steeds meer in een ziekenhuis of bejaardentehuis, los van de eigen gemeenschap. De rituele rouwtijd en de talrijke vrome gebruiken zijn praktisch verdwenen, met name in de stad. Door dagelijks op de televisie beelden te zien van de dood is de moderne mens als het ware verdoofd, en doet hij wat hij kan om maar niet een werkelijkheid onder ogen te hoeven zien die hem verwart en angst aanjaagt. Vandaar dat hij, geconfronteerd met zijn eigen dood, onvermijdelijk vaak alleen is. Maar op het kruis heeft de mensgeworden Zoon van God de betekenis van de dood totaal veranderd en de poorten van de hoop wijd open gezet: "Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft mag dan wel sterven, toch zal hij leven; en iedereen die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven" (Joh. 11, 25-26). In het licht van deze woorden is de dood niet langer een vloek, noch het zinloos in het niet verdwijnen van het leven, maar blijkt ze het moment te zijn waarop een mens met vaste zekerheid mag verwachten de Heer van aanschijn tot aanschijn te zullen ontmoeten.

Leer ons de vluchtigheid te zien van ons leven, laat die wijsheid doordringen tot ons hart (Ps. 90, 12)

Volgens de bijbel is de wijsheid een van de 'charisma's van de hoge ouderdom'. Maar wijsheid is niet het automatisch voorrecht van die leeftijd; ze is een geschenk van God dat de grijsaard moet aanvaarden en waarnaar hij moet streven, zodat hij kan komen tot de wijsheid van hart, waardoor men 'de vluchtigheid kan zien van zijn leven', dat wil zeggen; waardoor hij de door de Voorzienigheid aan iedere mens geschonken tijd met verantwoordelijkheidsbesef leert besteden. Wezenlijk in die wijsheid is de ontdekking van de diepe 'betekenis' van het mensenleven en van de transcendente 'bestemming' van de mens in God. Wanneer zoiets al van belang is voor de jonge mens, hoeveel te meer dan voor de oudere die geroepen is om aan zijn leven richting te geven zonder ooit 'het enig noodzakelijke' Vgl. Lc. 10, 42 uit het oog te verliezen.

Ik zoek mijn toevlucht bij U, Heer, beschaam mij nooit ofte nimmer (Ps. 71, 1)

Deze zo roerend schone psalm is slechts een van de vele gebeden van hoogbejaarden die men in de bijbel vindt, en die getuigen van hun godsdienstige gevoelens voor de Heer. Het gebed is de eigen koninklijke weg van oude mensen om het leven naar de geest te verstaan. Het gebed is een dienst, een bediening die de ouderen kunnen verrichten ten bate van heel de kerk en wereld. Zelfs doodzieke oude mensen of zij die aan hun bed gekluisterd zijn, kunnen bidden. Gebed is hun kracht, hun leven. Door hun gebed delen ze in het leed en de vreugde van anderen, kunnen zij de ban van hun eenzaamheid doorbreken, hun onmacht te boven komen. Over bidden spreken is van wezenlijk belang en heeft ook betrekking op de wijze waarop een oudere een beschouwend mens kan worden. Een hoogbejaarde die op sterven ligt, wordt een soort monnik, een kluizenaar, en kan de gehele wereld in zijn gebed betrekken. Het lijkt onmogelijk dat iemand die een zeer actief leven heeft geleid, een beschouwend mens zou kunnen worden. En toch zijn er momenten in het leven dat iemands blikveld wordt verruimd ten bate van de mensengemeenschap. Het gebed is bij uitstek zo'n moment, want "er is geen vernieuwing, zelfs op sociaal gebied, of ze vindt haar oorsprong in beschouwend gebed. De ontmoeting met God in het gebed brengt in de wisselvalligheden van de geschiedenis een kracht binnen ... die de harten raakt, ze tot bekering en vernieuwing brengt; daardoor wordt ze dan een machtige historische kracht om de maatschappelijke structuren te veranderen." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Te Palermo tot het Derde Congres van de Kerk in Italiƫ (23 nov 1995)

Problemen van ouderen, alleman problemen
Marginalisering
Een van de problemen waarmee ouderen tegenwoordig misschien het meest te maken hebben, is de aantasting van de persoonlijke waardigheid: de marginalisering. Dit betrekkelijk nieuwe verschijnsel vindt vruchtbare bodem in een samenleving die uit is op efficiency en waarvoor de eeuwig jonge mens het ideaalbeeld is dat ze najaagt; daarbij sluit ze mensen die niet langer aan bepaalde maatstaven voldoen, buiten 'de kring van mensen met wie ze omgaat'.
Het tekortschieten van verantwoordelijke instanties, met de daaruit voortvloeiende maatschappelijke tekortkomingen, zoals armoede of drastische vermindering van inkomen en financiële middelen die een fatsoenlijk leven en passende verzorging zouden kunnen waarborgen, daarnaast ook het in toenemende mate losraken van de oudere uit zijn of haar maatschappelijk milieu en familie: dat alles zijn factoren waardoor talrijke oude mensen hun volwaardige plaats in samenleving en burgermaatschappij verliezen.
Het meest dramatische aspect van deze marginalisering is het geringe contact met andere mensen. Dit veroorzaakt bij veel oude mensen niet alleen het verdriet dat ze dierbare dingen moeten loslaten, maar ook dat ze zich in de steek gelaten, eenzaam en gesoleerd voelen. Bovendien worden ze lusteloos doordat de sociale contacten en het contact met andere mensen afnemen; ze raken minder goed op de hoogte van wat er omgaat en beschikken over minder culturele middelen. Als ouderen zich onmachtig voelen om iets aan hun situatie te doen, als zij als mens noch als staatsburger een stem hebben in de besluitvorming over zaken die op hen betrekking hebben, verliezen ze tenslotte het besef dat zij bij de gemeenschap horen waarbinnen zij leven.
Het probleem gaat iedereen aan, en de maatschappij moet door middel van haar verschillende instanties zorgen voor daadwerkelijke en met name juridische bescherming van dat belangrijke deel van de bevolking dat maatschappelijk, economisch en op het gebied van de media geen grote invloed heeft.


Bijstand
Voor het verzorgen en bijstaan van oudere zieken die niet zonder hulp kunnen, geen familie hebben of over weinig geldmiddelen beschikken, neemt men tegenwoordig steeds meer zijn toevlucht tot het systeem van georganiseerde bijstand. Maar wanneer iemand in een ziekenhuis of verzorgingstehuis wordt opgenomen, kan dat betekenen dat hij of zij los komt te staan van de vertrouwde omgeving in de burgermaatschappij. Bepaalde keuzes van maatschappelijk hulpbetoon en de daarmee samenhangende instellingen komen voort uit een bepaald verleden en uit een andere maatschappelijke en culturele leefwereld; ze zijn thans achterhaald en gaan zelfs in tegen wat men tegenwoordig vindt dat een mens toekomt. Een samenleving die zich bewust is van haar verplichtingen ten opzichte van de oudste generaties aan wie ze haar huidige gestalte mede te danken heeft, moet instellingen en diensten weten te scheppen die aan hun behoeften beantwoorden. Zo mogelijk moet men ervoor zorgen dat de ouderen in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven, dankzij hulpverlenende instanties zoals thuiszorg, day-hospital, dagopvang, enzovoorts.
In verband hiermee is het goed iets te zeggen over de bejaardenoorden. Juist vanwege het feit dat ze onderdak verlenen aan mensen die hun huis hebben moeten verlaten, moet erop worden aangedrongen dat ze ieders zelfstandigheid en persoonlijkheid zo goed mogelijk respecteren, aan allen de mogelijkheid bieden tot het beoefenen van hun liefhebberijen, voorzien in alles waaraan ze bij het stijgen der jaren behoefte hebben, en een zo huiselijk mogelijk klimaat scheppen.


Opleiding en werk

In het huidige denken zijn opleiding en werk nauw met elkaar verbonden. Dit is de reden dat er geen opleidingsprogramma's zijn voor de derde levensfase. In een tijd waarin voortdurende training en bijscholing onmisbare voorwaarden zijn om niet achterop te geraken en om zich aan te passen aan de snelle technologische ontwikkelingen teneinde er met name op materieel gebied ten volle van te profiteren, voorziet het officieel beleid voor de ouderen - voor wier kennis op de arbeidsmarkt geen plaats meer is - in geen enkele vorm van permanente educatie. Dat is in strijd met hun groeiende verlangens en verwachtingen hieromtrent.
Het gedwongen afscheid van het actieve arbeidsleven en van alles wat daarmee samenhangt, geschiedt bruusk en weinig soepel, en maar zelden op het tijdstip en de manier die door de belanghebbenden zelf gekozen zijn. Om te magere of ontbrekende pensioenen aan te vullen gaan velen tevergeefs op zoek naar werk. Aan dat verlangen naar zekerheid moet worden voldaan, door aan de ouderen de mogelijkheid te bieden om actief bezig te zijn, hun creativiteit uit te leven en de geestelijke dimensie van hun leven te ontplooien.
Het schijnt tegenwoordig vast te staan dat de verplichte pensionering leidt tot voortijdig veroudering, terwijl het daarentegen voor de kwaliteit van het leven gunstig zou zijn om ook na het pensioen bezig te blijven. De vrije tijd waarover de ouderen beschikken is dus de eerste mogelijkheid waaraan men moet denken om hen weer een actieve rol te laten spelen; ze kunnen dan kennismaken met nieuwe vormen van technologie, en zich inzetten voor nuttig werk op maatschappelijk terrein of voor vormen van dienstbetoon en vrijwilligerswerk.


Participatie

Men ziet dat ouderen, indien ze er de kans toe krijgen, zowel als staatsburger als op het gebied van cultuur en in verenigingen actief aan het sociale leven deelnemen. Dat blijkt ook uit het feit dat veel bestuursfuncties, bijvoorbeeld in het vrijwilligerswerk, door gepensioneerden bekleed worden, en dat zij daarnaast een behoorlijk groot politiek gewicht in de schaal leggen. Er dient iets gedaan te worden aan de valse voorstellingen, de vooroordelen, de afwijkende behandeling van ouderen, die schadelijk zijn voor hun aanzien.
Ouderen dienen invloed te kunnen uitoefenen op het politiek beleid omtrent hun leven, maar ook op het maatschappelijk leven in het algemeen, en wel, door middel van voor hen bestemde organisaties en door vertegenwoordiging in de politiek en in de belangenverenigingen. Het stichten van ouderenverenigingen dient dus gestimuleerd te worden en de reeds bestaande moeten gesteund worden. Johannes Paulus II sprak in die zin de wens uit "dat ze door de overheid in de samenleving erkend zouden worden als de gerechtvaardigde wijze waarop de ouderen hun stem kunnen laten horen, vooral de armsten onder hen." Paus Johannes Paulus II, Insegnamenti V, 3 (1982), blz.130
De cultuur van onverschilligheid, het felle individualisme, de concurrentiedrang en het nuttigheidsdenken vormen in deze tijd een bedreiging voor alle lagen van de menselijke samenleving; wil men dat alles indammen en voorkomen dat er een breuk ontstaat tussen de generaties, dan moet er gewerkt worden aan het scheppen van een nieuwe mentaliteit, een nieuwe stijl van leven, een nieuwe cultuur. Er moet gestreefd worden naar een welzijn en een maatschappelijke gerechtigheid die de menselijke waardigheid respecteren.
De Kerk en de ouderen
"Het leven van oude mensen ... werpt mede licht op de schaal van menselijke waarden; het laat de opeenvolging van de generaties zien, en is een overduidelijk bewijs voor de onderlinge afhankelijkheid van het volk van God." Paus Johannes Paulus II, Insegnamenti III, 2 (1980), blz. 539 De Kerk is in feite de plaats waarin de verschillende generaties de opdracht hebben met Gods liefdesplan mee te werken door de gaven die de genade van de heilige Geest aan eenieder heeft geschonken, onderling uit te wisselen. Bij deze uitwisseling vertegenwoordigen de ouderen godsdienstige en morele waarden die een kostbaar geestelijk erfgoed betekenen voor het leven van gemeenschappen, gezinnen en wereld.
In het leven van de ouderen nemen de godsdienstige praktijken een belangrijke plaats in. De derde leeftijdsfase schijnt mensen bijzonder gevoelig te maken voor hetgeen boven de alledaagse werkelijkheid uitstijgt. Dat blijkt onder meer uit het feit dat ouderen veelvuldig en met grote aandacht liturgische bijeenkomsten bijwonen, uit de onverwachte omslag bij veel ouderen die toenadering zoeken tot de kerk na lange jaren van verwijdering, uit de vele tijd die ze besteden aan gebed, hetgeen een kostbare bijdrage betekent aan de geestelijke schat van gebeden en offers waaruit de kerk overvloedig put, en die binnen de kerkelijke gemeenschappen en gezinnen weer naar waarde geschat moet worden.
Mannelijke en vrouwelijke ouderen hebben vaak een eenvoudig maar daarom niet minder diep geestelijk leven, maar er zijn nogal verschillen in hun godsdienstige beleving; deze wordt bepaald door de mate waarin het geloof in de andere periodes van het leven een rol speelde.
Soms vertoont hun godsdienstig leven een zekere gelatenheid: pijn, lichamelijke beperkingen, ziektes, verliezen waarmee men juist in deze levensfase geconfronteerd wordt, worden dan beschouwd als bewijzen dat God hun niet langer gunstig gezind is, of zelfs gezien als straffen van God. De kerkgemeenschap dient dit fatalisme te zuiveren door het geestelijk leven van ouderen te stimuleren en een hoopvol perspectief te bieden aan hun geloof.
Daarbij speelt de catechese een belangrijke rol om bij de oudere het beeld van een God van vreze weg te nemen en hem of haar de God van liefde te doen ontdekken. Vertrouwelijke omgang met de heilige Schrift, verdieping van de geloofskennis, het bemediteren van de dood en verrijzenis van Christus, zullen ertoe bijdragen dat de vergeldingsgedachte bij de ouderen in hun relatie met God niet langer blijft domineren, een gedachte die geheel in strijd is met Gods vaderliefde. Door deel te nemen aan het liturgisch en sacramenteel gebed van de christelijke gemeenschap, en door met haar mee te leven, zullen de ouderen steeds beter gaan inzien dat de Heer niet onbewogen blijft als de mens lijdt of wanneer het leven hem zwaar valt.
De kerk heeft de plicht aan de ouderen de blijde boodschap te verkondigen van Jezus, die zich aan hen openbaart zoals Hij zich aan Simeon en Anna openbaarde, hen troost met zijn aanwezigheid, hen inwendig doet juichen omdat de verwachtingen en beloften die zij in hun hart waren blijven koesteren, in vervulling zijn gegaan Vgl. Lc. 2, 25-38 .
De kerk heeft de plicht om aan de ouderen de mogelijkheid te bieden om Christus te ontmoeten, door ze te helpen om weer de betekenis van hun doopsel te ontdekken waardoor zij met Christus begraven zijn in de dood "opdat, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, (ook zij) een nieuw leven zouden gaan leiden" (Rom. 6, 4), en in Hem de zin van hun heden en toekomst zouden vinden. De hoop is immers geworteld in het geloof aan die tegenwoordigheid van Gods Geest, "Hij die Christus uit de doden heeft doen opstaan" en "die ook (ons) sterfelijk lichaam levend zal maken" (Rom. 8, 11). Als ouderen zich bewust blijven dat ze in het Doopsel zijn wedergeboren, zal de opgetogenheid uit hun jeugd over het geheim van Gods liefde die in schepping en verlossing zichtbaar wordt, niet uit hun hart verdwijnen.
Het is de plicht van de kerk de ouderen duidelijk te doen beseffen dat ook zij de opdracht hebben het evangelie van Christus aan de wereld door te geven en aan alle mensen het mysterie te openbaren van zijn blijvende tegenwoordigheid in de geschiedenis. De kerk moet de ouderen van hun verantwoordelijkheid bewust maken want voor de samenleving en voor de christelijke gemeenschap zijn zij de allerbeste getuigen van de trouw van God die zich altijd aan zijn beloften jegens de mens houdt.
Bij de evangelisatie of de nieuwe evangelisatie van oude mensen moet de pastoraal er naar streven hen te doen groeien in de bij hun leeftijd passende spiritualiteit, de spiritualiteit namelijk van het steeds weer herboren worden, waarover Jezus met de grijsaard Nicodemus spreekt, als Hij hem vraagt zich niet te laten weerhouden door zijn hoge leeftijd, maar te trachten in de Geest herboren te worden tot een nieuw leven vol hoop, want "wat uit vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest" (Joh. 3, 6).
Christus nodigt al zijn volgelingen, ieder in zijn eigen levensfase, uit tot heiligheid: "Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is" (Mt. 5, 47). Al gaan de jaren voorbij en dreigt het gevaar dat de oude mensen hun dynamiek en geestdrift geleidelijk verliezen, toch moeten ook zij zich meer dan ooit aangesproken voelen om de boeiende horizonten van christelijke heiligheid te verkennen: een christen mag zijn geestelijke tocht niet door lusteloosheid en vermoeidheid laten belemmeren.
Voor dit pastorale werk dienen priesters te worden opgeleid, professionele krachten en vrijwilligers - jongeren, volwassenen en de ouderen zelf - mensen met een rijk gemoedsleven en een rijke spiritualiteit, die in staat zijn tot contact met mensen uit de derde en vierde levensfase, en die op hun vaak zeer individuele verwachtingen van menselijke, sociale, culturele en spirituele aard weten in te spelen.
Ook de verschillende soorten van gespecialiseerd pastoraat moeten rekening houden met de ouderen en met wat ze op geestelijk gebied nodig hebben: evenzeer de gezinspastoraal - die niet voorbij mag gaan aan hun relatie met de familie, niet alleen wat de dienstverlening betreft maar ook op het gebied van het geestelijk leven - als de pastoraal op maatschappelijk gebied en de pastoraal voor de wereld van de gezondheidszorg.
Onmisbaar is de inbreng van de ouderen zelf in de pastoraal. Dankzij hun rijke ervaring en geloof kunnen ze van nieuwe en oude dingen profiteren en de hele gemeenschap ervan laten genieten. Ouderen ondergaan niet lijdelijk de pastoraal van de kerk, maar zijn integendeel onvervangbare apostels vooral onder mensen van hun leeftijd, want niemand kent beter dan zij de problemen en gevoelige punten van deze fase in het mensenleven. In onze tijd krijgt het levend getuigenis van ouderen als apostolaatsvorm onder oude mensen een bijzondere betekenis. Zo schrijft Paulus VI in H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Nuntiandi
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
(8 december 1975)
dat "de hedendaagse mens liever luistert naar getuigen dan naar meesters, of wanneer hij luistert naar meesters, dan komt dat omdat het getuigen zijn" H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 41. Het is dus niet onbelangrijk als men concreet weet duidelijk te maken dat deze levensfase, wanneer ze als christen wordt doorleefd, in het geheel van het mensenleven een wonderschone en diepe betekenis heeft. En de directe verkondiging van Gods woord door ouderen onderling, en door ouderen aan hun kinderen en kleinkinderen is dus evenmin onbelangrijk.
Door woord en gebed, maar ook door het moeten loslaten van dingen waaraan men gehecht was en door de kwalen die een hoge leeftijd met zich meebrengt, waren oude mensen in verleden en heden duidelijke getuigen van het geloof en hebben ze dit in de christelijke gemeenschappen en gezinnen doorgegeven. Soms te midden van werkelijke vervolgingen zoals dat bijvoorbeeld het geval was onder de goddeloze totalitaire communistische regimes in de twintigste eeuw. Iedereen heeft wel eens gehoord van de 'Russische baboesjka's'. Gedurende vele tientallen jaren, waarin geloven als een misdrijf werd beschouwd, hebben deze oude moedertjes het christelijk geloof levend weten te bewaren en het doorgegeven aan hun kleinkinderen. Dankzij hun moed is het geloof in de voormalige communistische landen niet geheel verdwenen, en resteert er nog een kleine stronk waarop een nieuwe evangelisatie gent kan worden. Het Internationaal Jaar van de Ouderen biedt een uitstekende gelegenheid om te herinneren aan deze heel bijzondere oude mensen - vrouwen en mannen - en aan hun even heldhaftig als stil getuigenis. Zowel de kerk als de menselijk beschaving hebben veel aan hen te danken.
Bij het stimuleren van de ouderen tot actieve deelname aan het evangeliseringswerk is een belangrijke rol weggelegd voor kerkelijke genootschappen en bewegingen - "een van de gaven van de heilige Geest aan (de Kerk van) onze tijd". H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Vigilie van Pinksteren, Tijdens de H. Mis b.g.v. van het begin van de stadsmissies ter voorbereiding van het Grote Jubileum van het derde millennium (25 mei 1996) Veel ouderen vonden reeds voor hun vorming, betrokkenheid en apostolaat een gunstig terrein binnen de verschillende verenigingen van hun parochie, en speelden zo binnen de christelijke gemeenschap werkelijk een actieve rol. Er zijn ook heel wat groepen en gemeenschappen waarin met name mensen in de derde levensfase werkzaam zijn.
Dankzij de kwaliteiten die ieder hunner heeft, scheppen ze mogelijkheden voor onderlinge verbondenheid tussen de generaties en een geestelijk klimaat dat de ouderen helpt hun geestelijke dynamiek en jeugdige frisheid te bewaren.
Richtlijnen voor een ouderenpastoraal
Delend in "vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag"10 strekt de Kerk haar moederlijke zorg niet alleen tot deze mensen uit dankzij werken van bijstand en naastenliefde, maar vraagt ook aan de ouderen voort te gaan met hun evangeliseringsopdracht, die niet alleen een taak en plicht is waartoe zij ook op hun leeftijd in staat zijn, maar die juist op die leeftijd een heel eigen en oorspronkelijk vorm aanneemt.
In zijn postsynodale apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Christifideles laici
Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk
(30 december 1988)
over de roeping en de zending van de leken, richt Johannes Paulus II zich tot de ouderen en schrijft: "De beëindiging van de ... arbeid opent een nieuwe ruimte voor (uw) apostolische taak: u moet deze taak op u nemen en vastberaden de verleiding overwinnen om uit nostalgie te vluchten in een verleden dat niet meer terugkeert of om de actuele inzet te ontvluchten vanwege de moeilijkheden die u ontmoet in een wereld die voortdurend verandert; en u moet er u steeds duidelijker van bewust zijn dat uw eigen rol in de kerk en in de maatschappij beslist geen stilstand kent vanwege de leeftijd maar alleen nieuwe vormen. ... Het binnengaan in de derde leeftijd moet als een voorrecht beschouwd worden: niet slechts omdat niet allen het geluk hebben deze leeftijd te bereiken, maar ook en vooral omdat het de periode is van de concrete mogelijkheden om beter het verleden te waarderen, om het paasmysterie dieper te kennen en te beleven, om in de kerk voorbeeld te worden voor heel het volk Gods." (48)
De kerkelijke gemeenschap dient van haar kant in te gaan op het verlangen van de ouderen naar actieve betrokkenheid, en ze moet recht doen aan het 'geschenk' dat de ouderen betekenen als getuigen van de geloofsoverlevering, Vgl. Ps 44,2 Vgl. Ex. 12, 26-27 , als leermeesters van het leven Vgl. Sir. 6, 34 Vgl. Sir. 8, 11-12 , als beoefenaars van naastenliefde. Ze moet zich dus aangesproken voelen en zich herbezinnen op de pastoraal voor de derde levensfase als een periode waarin de ouderen actief hun medewerking kunnen verlenen.
De volgende gebieden zijn voor het getuigenis van de ouderen om de kerk het meest geschikt:

- Charitatief werk. Er zijn veel ouderen die over voldoende lichamelijke, mentale en geestelijke energie beschikken om hun vrije tijd en talenten edelmoedig te kunnen besteden aan allerlei vormen van vrijwilligerswerk.

- Apostolaat. Als catechisten of als getuigen van christelijk leven kunnen ouderen veel bijdragen tot de verkondiging van het Evangelie.

- Liturgie. Veel ouderen leveren reeds een doeltreffende bijdrage aan het onderhoud van de plaatsen van eredienst. Mits goed opgeleid, zouden veel meer mensen in de derde levensfase permanente diaken kunnen worden, de lagere wijdingen van lectoraat en acoliet kunnen ontvangen, buitengewone bedienaar van de H. Communie kunnen zijn en belast worden met het stimuleren van de liturgie, van eucharistische vroomheid en devoties in allerlei vorm, vooral van de devotie voor Maria, en van heiligenverering.

- Kerkelijke genootschappen en bewegingen. Met name sinds het Tweede Vaticaans Concilie constateert men bij de ouderen een grote openheid om het geloof te beleven in gemeenschapsverband. De groei van veel bewegingen en genootschappen - die een grote verrijking betekenen voor de Kerk - is met name te danken aan een participatie die de verschillende generaties tot eenheid smeedt en die teken is van de rijke overvloed aan allerlei charisma's van de Geest.

- Familie. De ouderen vormen het 'historisch geheugen' voor de jongste generaties en dragen fundamentele menselijke waarden over. Gaat de herinnering verloren, dan vallen ook de wortels weg, en daarmee het vermogen hoopvol op weg te gaan naar een toekomst die over de grenzen van het heden heen gaat. De familie en dus ook de gehele samenleving zullen er veel baat bij hebben als de vormende rol van de grootouders weer in ere wordt hersteld.

- Beschouwing en gebed. De ouderen moeten gestimuleerd worden om de hun resterende jaren, waarvan God alleen het aantal weet, te wijden aan een nieuwe opdracht waarover het licht straalt van de heilige Geest, en daarmee het begin markeren van een periode in het mensenleven die in het licht van het paasmysterie van de Heer de rijkste en meest veelbelovende levensfase zal blijken te zijn. In zijn toespraak tot de deelnemers aan het Internationale Forum over actief ouder worden, zei Johannes Paulus II hierover: "Dankzij hun wijsheid en ervaring, die de vruchten zijn van een heel leven, zijn de ouderen in een uitzonderlijk genadevolle levensfase gekomen, waarin zij als nooit tevoren kansen krijgen om te bidden en zich met God te verenigen. Zij ontvangen nieuwe geestelijke krachten, die ze in dienst moeten stellen van anderen, waarbij zij hun leven tot een vurige offergave maken aan de Heer en Gever van het leven." Paus Johannes Paulus II, Insegnamenti III, 2 (1980), blz. 538

- Beproevingen, ziekte, lijden. Wanneer men dit alles meemaakt, is het moment gekomen om in lichaam en hart het lijden van Christus voor de kerk en de wereld 'aan te vullen' Vgl. Kol. 1, 24 . Het is van belang om de ouderen, maar niet hen alleen, tot het inzicht te brengen dat hun getuigenis er ook in kan bestaan dat zij zich in navolging van de Heer in Gods handen overgeven. Maar zoiets is alleen dan mogelijk wanneer de oudere mens voelt dat men hem of haar liefheeft en hoogacht. Het is de plicht van de kerk zorg te hebben voor de zwaksten, voor mensen die lijden, voor hen die van anderen afhankelijk zijn, en door dit te doen toont ze zich een echte moeder. Er moet dus een hele reeks aan voorzieningen en diensten geboden worden opdat de ouderen niet het gevoel krijgen overbodig te zijn of een last voor anderen, en opdat ze het lijden dat ze doormaken, beleven als een mogelijkheid tot contact met het mysterie van God en de mens.

- Zich inzetten voor de 'cultuur van het leven'. De tijd van ziekte en lijden is een tijd die bij uitstek herinnert aan het onwrikbaar beginsel dat het leven heilig en onschendbaar is. De zending van Jezus zelf en de vele genezingen die Hij verricht, tonen duidelijk aan dat God het lichamelijk leven van de mens belangrijk vindt Vgl. Lc. 4, 18 . Maar de mens mag niet naar eigen goeddunken kiezen tussen leven en sterven, laten leven of laten sterven: alleen Hij "door Wie wij leven, bewegen en zijn" (Hand. 17, 28) Vgl. Deut. 32, 39 is meester over deze keuze. Doordat men met name in onze tijd geen oog meer heeft voor hetgeen de mens overstijgt, wordt de neiging steeds sterker om genot en welbevinden tot maatstaf te nemen van het leven, en lijden te beschouwen als een onverdraaglijke mislukking waarvan men zich tot alle prijs moet bevrijden. Als de dood een einde maakt aan een leven waar nog veel van te verwachten is, wordt ze als 'absurd' beschouwd; maar ze wordt een 'bevrijding die men opeist', wanneer het leven vanwege overgroot lijden als zinloos wordt beschouwd. In dit soort cultureel klimaat speelt zich het drama af van de euthanasie, door de kerk veroordeeld aangezien ze "een ernstige schending is van de Wet van God, omdat het gaat om een moreel onaanvaardbare moord met voorbedachte rade op een menselijke persoon". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 65

Omdat er bij ouderen een grote waaier van situaties en levensomstandigheden is, zou de pastoraal voor de derde en vierde levensfase moeten streven naar de volgende doelstellingen:

- Beter de behoeften van de ouderen bekend maken, waaronder, en niet op de laatste plaats, de behoefte om een bijdrage te kunnen leveren aan het leven van de gemeenschap door dingen te doen die bij hun levenssituatie passen. Wanneer men die behoeften kent, zal men de kerkelijke en burgerlijke gemeenschappen doelgericht daarvoor gevoelig kunnen maken en erbij betrekken, door zich op keuzes te richten die in evangelisch en cultureel opzicht het meest in aanmerking komen, met name met het oog op hernieuwing van de kerkelijke werken van naastenliefde en bijstand.

- De ouderen helpen om niet te vervallen tot een houding van onverschilligheid, van achterdocht, zodat ze zelfs gaan afzien van actieve participatie en het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid.

- De ouderen opnemen in de gemeenschap van de gelovigen, zonder hen op welke wijze dan ook anders te behandelen. Op ieder moment van hun leven moeten alle gelovigen de rijkdom kunnen hernieuwen van hun doopgenade, en deze ten volle beleven. Niemand mag verstoken blijven van de verkondiging van Gods woord, het gebed en de genade van God, en het getuigenis van de naastenliefde.

- Het leven van de gemeenschap zodanig organiseren dat de participatie van de ouderen erdoor bevorderd en gestimuleerd wordt, doordat men ieders talenten tot hun recht doet komen. Daartoe zouden er in de diocesen structuren in het leven moeten worden geroepen voor het ouderenpastoraat. Aan de parochies zou moeten worden gevraagd dat ze voor die leeftijdsgroep in gemeenschapsverband geestelijke en ontspannende activiteiten ontwikkelen. Ook moet eraan gedacht worden ouderen zitting te doen nemen in diocesane en parochiële raden en in financiële overlegorganen.

- Het voor de ouderen gemakkelijk maken te participeren aan de viering van de eucharistie, te kunnen naderen tot het sacrament van boete en verzoening, deel te nemen aan bedevaarten, aan retraites en bezinningsdagen, aan oefeningen van godsvrucht. Daarbij moet erop worden gelet dat hun de gelegenheid daartoe niet wordt ontnomen doordat er niemand is om hen te begeleiden, of door bouwkundige obstakels.

- Erop wijzen dat het dienen en bijstaan van oudere en hulpbehoevende zieken of van mensen die door ouderdomszwakte niet meer over al hun geestelijke vermogens beschikken, ook een geestelijk begeleiden inhoudt door middel van gebed en geloofsnabijheid. Deze vorm van begeleiden is een getuigenis van de onvervreemdbare waarde van het leven, zelfs als dit tot zijn eenvoudigste vorm is teruggebracht.

- Bijzondere zorg besteden aan de toediening van het sacrament van de ziekenzalving en het viaticum; een aangepaste catechetische uitleg moet hieraan vooraf gaan. Wanneer de omstandigheden het toelaten is het wenselijk dat de pastores de ziekenzalving opnemen in de vieringen van de gemeenschap, zowel in de parochies als in de bejaardenoorden.

- Zich verzetten tegen de tendens om de stervenden zonder geestelijke bijstand en menselijke troost alleen te laten. Dat is niet alleen de eerste plicht van de ziekenhuispastores, maar ook van de familieleden en van de gemeenschap waartoe de stervende behoort.
- Een bijzondere aandacht besteden, enerzijds aan ouderen van andere kerkelijke gezindten om hen te helpen hun geloof in een geest van naastenliefde en dialoog te beleven, en anderzijds aan niet-gelovige ouderen, bij wie wij er niet voor mogen terugschrikken om in een geest van broederschap en solidariteit van ons geloof te getuigen.

- Bedenken dat, als de ouderen al recht hebben op een plaats in de samenleving, ze nog veel meer recht hebben op een ereplaats in de familie. De familie die bedoeld is als gemeenschap van mensen, moet herinnerd worden aan haar eigen opdracht: het beschermen en zichtbaar maken van de liefde en anderen daarin doen delen. Ze moet gewezen worden op haar plicht haar zwakste leden, ook de aller-oudste, bij te staan en met liefde te omringen. Tenslotte moet ook bedacht worden dat de familie gepaste ondersteuning nodig heeft: geldelijke hulp, sociale en medische diensten, huisvestingspolitiek, pensioen en sociale zekerheid.

- Belangstelling tonen voor ouderen die opgenomen zijn in openbare of particuliere tehuizen. De scheiding van hun familie zal minder schokkend voor hen zijn als de gemeenschap contact blijft houden met haar oude leden. De parochiegemeenschap, 'de familie der gezinnen', moet worden tot 'diaconie' voor de ouderen en hun problemen. Ze dient met name te streven naar samenwerking met de leiding van die tehuizen om geschikte wegen te vinden voor de introductie van vrijwilligerswerk, culturele bedrijvigheid en religieuze verzorging. Deze laatste moet het eucharistisch voedsel van de ouderen garanderen, en daarbij ervoor zorgen dat het ontvangen van de communie mede de betekenis krijgt van participatie aan de viering van de dag des Heren, van teken van Gods vaderschap en van de vruchtbaarheid van leven en lijden: als niet de troost van de Heer met haar glans leven en lijden verlicht, lopen ze gevaar in droefheid, ja wanhoop, weg te zinken.

- Niet vergeten dat onder de ouderen ook priesters zijn, bedienaren van de kerk en herders van de christelijke gemeenschappen. De diocesane kerk moet met geigende voorzieningen de zorg voor hen op zich nemen. Maar ook de parochiegemeenschappen moeten hun medewerking verlenen, opdat de oudere priesters die zich vanwege hun gevorderde leeftijd of om gezondheidsredenen uit hun actieve bediening terugtrekken, waardig en behoorlijk kunnen leven. Hetzelfde is van toepassing op de religieuze gemeenschappen en hun oversten: zij moeten bijzondere zorg hebben voor hun oudste medebroeders en medezusters.

- De jongeren uit groepen, bewegingen en verenigingen die in de parochies actief zijn, leren solidair te zijn met de oudste leden van de kerkelijke gemeenschap. Deze solidariteit onder de verschillende generaties kan ook vorm krijgen doordat de jongeren de ouderen gezelschap gaan houden. Jongeren die in de gelegenheid waren om zich voor ouderen in te zetten, weten dat ze erdoor gevormd werden, ervan rijper werden, en dat ze erdoor een aandacht voor anderen verwierven die heel hun leven duren zal. Waarden zoals iets doen zonder beloning, toewijding, anderen gezelschap houden, de zwaksten opvangen en respecteren, betekenen voor allen die uitzien naar de komst van een nieuwe vorm van mens-zijn, en dus ook voor de jonge mensen, een ware uitdaging in een consumptiemaatschappij waarin egoïsme en materialisme hoogtij vieren, en waarin de media absoluut niet in staat zijn te verhinderen dat de mens steeds eenzamer wordt.

Het gehele pastoraat zal er veel baat bij hebben als het zich steeds laat voorlichten en leiden, niet alleen door het Decreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Apostolicam Actuositatem
Over het lekenapostolaat
(18 november 1965)
van het Tweede Vaticaans Concilie, maar ook door de documenten van het leerambt van de laatste jaren, met name de postsynodale apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Christifideles laici
Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk
(30 december 1988)
, de apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Salvifici doloris
Over de christelijke zin van het menselijke lijden
(11 februari 1984)
en de apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981)
.
Conclusie
Onze korte rondgang door de wereld van de derde en vierde levensfase heeft talrijke vraagstukken naar voren gebracht die ermee in verband staan en die van de kant van de burgermaatschappij speciaal voor hen bedoelde voorzieningen vragen, en een bijzonder pastorale aandacht van de kant van de kerkgemeenschap. Ook hebben we daarbij gezien over hoe grote schatten aan menselijkheid en wijsheid de ouderen beschikken en hoeveel ze de kerk en de samenleving nog te bieden hebben.
Met de ouderen optrekken en naar hen toe gaan is aller plicht. Het is nu tijd te gaan werken aan een werkelijke mentaliteitsverandering ten opzichte van hen, opdat ze de hun toekomende plaats binnen de mensengemeenschap terugkrijgen.
De samenleving en de instellingen die belast zijn met dit soort vraagstukken dienen ervoor te zorgen dat de ouderen de nodige ruimte krijgen voor vorming en participatie. Ook moeten ze instaan voor een aan de verschillende omstandigheden aangepaste sociale en medische bijstand die strookt met het verlangen van de mens om in gerechtigheid een waardig en vrij leven te mogen leiden. Daartoe zijn niet alleen politieke maatregelen van de staat nodig om het algemeen welzijn te bevorderen en te beschermen, maar is het ook noodzakelijk - met eerbiediging van het subsidiariteits-beginsel - gebruik te maken van het vrijwilligerswerk en van de door christelijke naastenliefde ingegeven initiatieven, en die te steunen.
De kerkelijke gemeenschap moet de oudere actief helpen om zijn oude dag in het licht van het geloof te doorleven; zelf moet ze de betekenis weer ontdekken van alles wat zij te bieden heeft om anderen van dienst te zijn, en van wat ze anderen vanuit haar verantwoordelijkheid bieden moet. De oudere moet ervan doordrongen worden dat hij of zij nog een toekomst heeft op te bouwen, want zijn of haar missionaire betrokkenheid blijft bestaan. Deze toekomst bestaat erin, aan kinderen, opgroeiende jeugd, volwassenen en mensen van de eigen leeftijd te laten zien dat er, buiten Christus, in het eigen leven evenmin als in de relaties met anderen zin of vreugde gelegen is.
"De oogst is groot" Vgl. Mt. 9, 37 . Deze woorden van de Heer zijn goed van toepassing op de pastoraal van de derde en vierde levensfase, een zo wijd terrein dat er de edelmoedige en bewogen inspanningen en arbeid voor gevraagd wordt van vele apostelen, talrijke werkers in het pastoraat, mensen die op overtuigende wijze aantonen hoe gezegend deze levensperiode kan zijn als ze gebouwd is op de 'rots' die Christus is Vgl. Mt. 7, 24-27 .
Een bijzonder voorbeeld van deze waarheid zien we in Johannes Paulus II, die ook op dit punt voor de moderne mens een model is. De paus beleeft zijn hoge leeftijd op heel onbevangen wijze. Hij doet er niet geheimzinnig over (wie heeft hem niet grapjes zien maken over zijn stok?), maar beleeft ze onder aller ogen. Met serene eenvoud zegt hij zelf: "Ik ben een oude priester". Hij beleeft zijn ouderdom op gelovige wijze, in dienst van de hem door Christus toevertrouwde opdracht. Hij laat zich niet door zijn leeftijd bepalen. Hoewel meer dan achtenzeventig jaar oud is hij nog steeds jeugdig van geest. Niet te ontkennen valt dat hij lichamelijk broos is, maar de toewijding, waarmee hij zich wijdt aan zijn taak als opvolger van Petrus, is ongebroken. Men ziet in feite dat zijn spreken steeds krachtiger wordt, en het steeds meer het hart van de mensen raakt.
Het zal een verrijking betekenen voor de gehele kerk, wanneer mensen optrekken met de ouderen en daarbij een pastoraal beoefenen die oog heeft voor hun uiteenlopende behoeften en talenten, gericht is op de participatie van iedereen en ernaar streeft aan ieders mogelijkheden recht te doen. Het is dus te hopen dat velen van ons daaraan moedig beginnen en de diepe betekenis verstaan van deze weg van inwendige bekering en deze uitwisseling van gaven tussen de generaties.

1999, door de Verenigde Naties tot Internationaal Jaar van de Ouderen uitgeroepen, is het jaar dat in het kader van de voorbereiding op het grote Jubileum toegewijd is aan God de Vader. Dit is een providentieel samentreffen dat aan de jongere generaties de gelegenheid kan bieden om over hun relatie met hun vader na te denken en er een nieuwe grondslag voor te vinden; een gelegenheid voor hen die niet meer heel jong zijn, om zich op hun leven te bezinnen en het te plaatsen in een vreugdevol perspectief, daarbij ervan getuigend dat "heel het leven van de christen is als een pelgrimstocht naar het huis van de Vader, wiens onvoorwaardelijke liefde voor ieder menselijk schepsel wij iedere dag opnieuw ervaren". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 49

In het jaar 2000, het Jubileumjaar dat het volk Gods binnenleidt in het derde millennium van de christelijke jaartelling, zal de dag van 17 september gewijd worden aan de ouderen. We zijn er zeker van dat zij bij die belangrijke gebeurtenis geen verstek zullen laten gaan. Wij hopen ook dat het vooruitzicht van het grote jubileum - op plaatselijk, diocesaan, nationaal en internationaal vlak - aanleiding zal zijn tot initiatieven waardoor de ouderen meer en meer en in groter getale kunnen laten zien dat zij tot participeren aan het leven van wereld en kerk in staat zijn, in staat ook om toekomstverwachting over te dragen en hoop te ontvangen. Want alleen samen met hen en dankzij hen zal de lof van de Heer in blijdschap van geslacht op geslacht gezongen kunnen worden Vgl. Ps. 79, 13 .

Vanuit het Vaticaan, 1 oktober 1998

James Francis Stafford
voorzitter

Stanislaw Rylko
secretaris

Document

Naam: DE WAARDIGHEID VAN OUDEREN EN HUN MISSIE IN DE KERK EN DE WERELD
Soort: Pauselijke Raad voor de Leken
Auteur: Aartsbisschop Stanislaw Rylko en J. Franciscus Kard. Stafford
Datum: 1 oktober 1998
Copyrights: © 2002, SRKK, Utrecht
Vert.: F. van Voorst tot Voorst s.j
Bewerkt: 15 juli 2020

Referenties naar dit document

 
Geen berichten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test