
H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 2000
Een cultuur wordt altijd gekenmerkt door zowel vaste, blijvende elementen als veranderende en contingente aspecten. Bij de bestudering van een cultuur worden wij in eerste instantie met name getroffen door de aspecten die haar van onze eigen cultuur onderscheiden. Deze aspecten geven iedere cultuur een eigen gezicht, als een amalgaam van zeer karakteristieke elementen. In de meeste gevallen ontwikkelt een cultuur zich op een specifieke plaats, waar geografische, historische en etnische elementen zich op oorspronkelijke en unieke wijze verbinden. Het unieke van iedere cultuur wordt in meer of mindere mate weerspiegeld door de mensen die er de dragers van zijn, in een continu proces waarin mensen door hun cultuur worden beïnvloed en dan weer, al naar gelang hun verschillende capaciteiten en talenten, iets van zichzelf aan de cultuur bijdragen. In elk geval leeft een mens noodzakelijkerwijs in een bepaalde cultuur. Mensen worden gevormd door de cultuur waarvan zij de geest inademen door hun familie en de sociale verbanden die hen omringen, door het onderwijs en door de meest uiteenlopende invloeden van hun omgeving, alleen al door de band die zij hebben met de plaats waar zij wonen. Dit is geen kwestie van determinisme, maar een voortdurende dialectiek tussen de kracht van de aanleg van het individu en de werking van de menselijke vrijheid.