Paus Benedictus XV - 1 augustus 1917
Aan de hoofden der oorlogvoerende volken
Terstond bij het begin van ons pontificaat, te midden der verschrikkingen van den vreeselijken oorlog, die over Europa was losgebroken, hebben wij ons vóór alles drie dingen voorgenomen.
Ieder, die ons werk gedurende deze drie thans verloopen smartvolle jaren is nagegaan, heeft gemakkelijk kunnen waarnemen, dat, als wij steeds aan ons besluit tot absolute onpartijdigheid en aan onze actie op het gebied van weldadigheid zijn trouw gebleven, wij ook niet opgehouden hebben, de oorlog voerende volken en regeeringen aan te sporen om weer broeders te worden, ofschoon niet aan alles, wat wij ter bereiking van dit hoogedele doel gedaan hebben, openbaarheid is gegeven.
Tegen het einde van het eerste oorlogsjaar richtten wij tot de strijdende natiën de levendigste aansporingen, en wezen wij bovendien den weg aan, dien men te volgen had om tot een duurzamen en voor allen eervollen vrede te geraken. Helaas, naar onzen oproep werd niet geluisterd, en vol verbittering is de oorlog nog weer twee jaren met al zijn verschrikkingen voortgezet. Hij werd zelfs nog wreeder en breidde zich uit te land en ter zee en zelfs in de lucht, en men zag verwoesting en dood neerkomen op onverdedigde steden, op stille dorpen, op de onschuldige bewoners er van. En op het oogenblik kan niemand zich voorstellen, hoezeer de smartelijke gevolgen in getal en zwaarte voor allen zouden toenemen, als nog weer nieuwe maanden, of, erger nog, jaren bij dit bloedige drietal jaren zouden komen. Zal dan de beschaafde wereld niets anders dan een doodenveld moeten worden? Zal dan het eertijds zoo roemrijke en bloeiende Europa als door een algemeenen waanzin voortgesleept den afgrond tegemoet snellen en de hand leenen tot zijn eigen zelfmoord?
In zulk een angstwekkenden toestand, tegenover de bedreiging van zulk een ernstig gevaar, heffen wij - zonder daarbij een enkele persoonlijke politieke bedoeling te hebben, zonder ons te laten beïnvloeden door de ingevingen of de belangen van welke der oorlogvoerende partijen ook, maar alleen gedreven door het bewustzijn van onzen hoogsten plicht als algemeenen vader der geloovigen, door de smeekingen onzer kinderen, die om onze bemiddeling en ons vredestichtend woord bidden, ja door de stem van het menschelijk gevoel en van het gezond verstand - opnieuw een kreet om vrede aan, en herhalen wij den dringenden oproep tot hen die het lot der volken in hun handen dragen. Maar om ons niet meer te beperken tot algemeene uitdrukkingen, zooals de omstandigheden in het verleden ons dit raadzaam deden voorkomen, willen wij nu tot meer concrete en praktische voorstellen afdalen, en de regeeringen der oorlogvoerende volken uitnoodigen om tot overeenstemming te komen over de volgende punten, die naar allen schijn wel in aanmerking moeten komen als grondslagen voor een rechtvaardigen en duurzamen vrede, terwijl wij de zorg om ze nader te preciseeren en aan te vullen aan hen overlaten.
Is eenmaal de opperheerschappij van het recht aldus gegrondvest, dan ruime men ieder beletsel voor het onbelemmerde verkeer onder de volken uit den weg, door naar eveneens vast te stellen regels de ware vrijheid en het gemeenschappelijk gebruik der zeeën te verzekeren, hetgeen van den eenen kant menige aanleiding tot conflicten zou wegruimen, en van den anderen kant voor allen den toegang zou openen tot nieuwe bronnen van welvaart en vooruitgang.
Wat de vraag der te herstellen beschadigingen en oorlogskosten betreft, zien wij geen ander middel tot oplossing dan als algemeen beginsel voorop te stellen: volledige en wederzijdsche kwijtschelding, die overigens gerechtvaardigd wordt door de onmetelijke voordeelen, welke uit de ontwapening te behalen zijn; te meer, omdat men de voortzetting van zulk een slachting alleen om redenen van economischen aard niet zou kunnen begrijpen. Indien voor sommige gevallen, tegen dit algemeen beginsel in, bijzondere redenen bestaan, dan wege men deze naar recht en billijkheid af.
Maar deze vreedzame afspraken met de daaruit voortvloeiende onberekenbare voordeelen zijn niet mogelijk zonder de wederkeerige teruggave der op het oogenblik bezette gebieden. Bijgevolg, van den kant van Duitschland: totale ontruiming van België, met waarborging van zijn volledige politieke, militaire en economische onafhankelijkheid tegenover welke mogendheid ook; eveneens ontruiming van het Fransche gebied; van den kant der andere oorlogvoerende partijen: eenzelfde teruggave der Duitsche koloniën.
Wat de territoriale vraagstukken aangaat, zooals bijv. die welke een voorwerp van debat zijn tusschen Italië en Oostenrijk, tusschen Duitschland en Frankrijk, mag men hopen, dat de strijdende partijen, als zij de onberekenbare voordeelen van een duurzamen vrede, gepaard met ontwapening, overwegen, bereid zullen zijn ze in den geest van verzoening te onderzoeken, daarbij, zooals wij vroeger gezegd hebben, naar maatstaf van hetgeen rechtvaardig en mogelijk is rekening houdend met de aspiraties der volken, en waar er aanleiding toe bestaat, de bijzondere belangen aanpassend aan het algemeen belang der groote menschelijke gemeenschap.
Dezelfde geest van billijkheid en rechtvaardigheid zal het onderzoek van de andere territoriale en politieke vraagstukken moeten leiden, en met name die welke betrekking hebben op Armenië, de Balkanstaten en de gebieden die deel uitmaken van het oude koninkrijk Polen, welks edele historische tradities en welks lijden, speciaal gedurende den tegenwoordigen oorlog, het een bijzonder recht geven op de sympathieën der natiën.
Dit zijn de voornaamste grondslagen, waarop naar wij meen en de toekomstige reorganisatie der volken moet berusten. Zij zijn geëigend om de herhaling van soortgelijke conflicten onmogelijk te maken, en om de voor de toekomst en de stoffelijke welvaart van al de oorlogvoerende staten zoo belangrijke oplossing der economische vraagstukken voor te bereiden. Zoo zijn wij dan ook, terwijl wij u, die op dit tragisch uur het lot der oorlogvoerende naties leidt, deze fundamenteele voorstellen doen, bezield met een zoete hoop, de hoop ze te zien aangenomen en aldus zoo spoedig mogelijk het einde te aanschouwen van de verschrikkelijke worsteling, die al meer en meer een nutteloos moorden blijkt. Iedereen erkent overigens, dat van weerszijden de eer der wapenen gered is.
Leent dus uw oor aan onze bede, neemt onze vaderlijke uitnoodiging aan, die wij in naam van den goddelijken Verlosser, den Vredevorst, tot u richten. Denkt aan uw zeer zware verantwoording voor God en voor de menschen. Van uw besluiten hangt de rust en de vreugde van ontelbare gezinnen af, het leven van duizenden jonge mannen, in één woord het geluk der volken, tegenover welke gij den strengen plicht hebt hun welzijn te bevorderen. Moge de Heer u besluiten ingeven, die met Zijn hoogheiligen wil overeenstemmen. Geve de hemel, dat gij, terwijl gij de toejuichingen uwer tijdgenooten verdient, u ook bij de toekomstige geslachten den schoonen naam van vredestichters verzekert.
Wij van onzen kant, in gebed en boete nauw vereenigd met alle geloovige harten, die naar den vrede verzuchten, smeeken voor u den goddelijken Geest om licht en raad.
Gegeven op het Vaticaan, den 1en Augustus 1917.
Paus Benedictus XV