Paus Pius XII - 29 oktober 1951
Het betekent veel meer dan een louter gebrek aan bereidwilligheid in het dienen van het leven, als het ingrijpen van de mens niet alleen op een enkele daad betrekking heeft, maar het organisme zelf aantast met het doel om het door middel van onvruchtbaarmaking te beroven van het vermogen nieuw leven voort te brengen. Ook hier hebt gij voor uw innerlijke houding en uw uitwendig gedrag een duidelijke richtlijn in de leer van de Kerk. De rechtstreekse onvruchtbaarmaking, d.w.z. die beoogt, als middel of als doel, de voortplanting onmogelijk te maken, is een ernstige schending van de zedenwet en daarom ongeoorloofd. Ook het staatsgezag heeft geen enkel recht onder voorwendsel van welke "indicatie" ook, ze toe te laten, veel minder nog ze voor te schrijven of te doen voltrekken ten nadele van onschuldigen. Dit beginsel vindt men reeds uitgesproken in de bovenvermelde encycliek van Pius XI over het huwelijk. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 68-71 Daarom heeft de H. Stoel, toen een tiental jaren geleden de onvruchtbaarmaking op steeds grotere schaal werd toegepast, zich genoodzaakt gezien, uitdrukkelijk en openlijk te verklaren, dat de rechtstreekse onvruchtbaarmaking, hetzij van blijvende of tijdelijke aard, van man of vrouw, ongeoorloofd is krachtens de natuurwet, waarvan zelfs de Kerk, zoals gij weet, niet kan ontslaan. Heilig Officie, Decreet over sterilisatie, De sterilisatione (24 feb 1940)