6 mei 1312
Voorts verwerpen wij met instemming van voornoemd heilig Concilie elke leer of opvatting die lichtvaardig beweert of in twijfel trekt, dat de substantie van de redelijke of intellectuele geest niet waarlijk en door zich de vorm van het menselijke lichaam is, als foutief en vijandig aan de waarheid van het katholieke geloof: terwijl we verder bepalen, opdat voor allen de waarheid van het reine geloof bekend is en de toegang wordt afgesloten voor alle fouten, opdat ze niet binnenkomen, dat alwie in het vervolg durft te beweren, verdedigen of hardnekkig eraan vasthouden, dat de redelijke of intellectuele geest niet door zich en wezenlijk de vorm van het menselijk lichaam is, als een ketter moet worden beschouwd.