6 mei 1312
Krachtig vasthoudend aan het fundament van het katholieke geloof, buiten hetwelk, naar de getuigenis van de apostel, niemand een ander kan leggen Vgl. 1 Kor. 3, 11 , belijden wij openlijk met de heilige moeder de Kerk, dat de eniggeboren Zoon Gods, die in alles waarin God de Vader bestaat, samen met de Vader voor eeuwig is, tegelijk als eenheid de delen van onze natuur, waaruit Hij zelf in zich, ware God zijnde, een ware mens werd, - namelijk een menselijk lichaam dat kan lijden en een intellectuele dan wel rationele geest, die dat lichaam zelf waarlijk door zichzelf en wezenlijk vormgeeft - uit de tijd in een maagdelijke bruidskamer tot eenheid van zijn hypostase en zijn persoon heeft aangenomen.