H. Paus Johannes Paulus II - 21 mei 1998
Jezus onze Heer vormde de apostelen “tot een college of bestendige groep en Petrus, uit hun midden gekozen, stelde Hij aan hun hoofd”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 19 Vgl. Mt. 10, 1-4 Vgl. Mt. 16, 18 Vgl. Mc. 3, 13-19 Vgl. Lc. 6, 13 Vgl. Joh. 21, 15-17 De apostelen werden door Jezus niet onafhankelijk van elkaar gekozen en uitgezonden, maar integendeel als een groep van ‘Twaalf’, zoals dat door de evangelieën met de regelmatig gebruikte term: ‘één van de Twaalf’ wordt benadrukt. Vgl. Mt. 26, 14 Vgl. Mc. 14, 10.20.43 Vgl. Lc. 22, 3.47 Vgl. Joh. 20, 24 Aan hen allen tezamen heeft de Heer de opdracht toevertrouwd om het Rijk van God te prediken; Vgl. Mt. 10, 5-7 Vgl. Lc. 9, 1-2 en ze worden door Hem niet ieder afzonderlijk maar twee aan twee uitgezonden. Vgl. Mc. 6, 7 Tijdens het Laatste Avondmaal bidt Jezus de Vader om eenheid van de apostelen en van hen die door hun woord in Hem zullen geloven. Vgl. Joh. 17, 11.18.20-21 Na zijn Verrijzenis en voor zijn Hemelvaart bevestigt de Heer Petrus in het hoogste herdersambt, Vgl. Joh. 21, 15-17 en vertrouwt Hij aan de apostelen de eigen zending toe die Hij van de Vader had ontvangen. Vgl. Joh. 20, 21 Vgl. Mt. 28, 18-20
Met de komst van de heilige Geest op de Pinksterdag treedt het apostelcollege naar buiten, vol van de nieuwe van de Paracleet ontvangen vitaliteit. “Petrus trad met de elf naar voren” (Hand. 2, 14) en sprak tot de menigte en doopte een groot aantal gelovigen; de eerste gemeenschap blijkt verenigd in het luisteren naar het onderricht van de apostelen; Vgl. Hand. 2, 42 ze ontvangt van hen de oplossing bij pastorale kwesties; Vgl. Hand. 6, 1-6 Paulus richt zich tot de in Jeruzalem gebleven apostelen om zijn verbondenheid met hen te waarborgen en niet het gevaar te lopen voor niets te werken. Vgl. Gal. 2, 1-2.7-9 Het besef een onverdeeld lichaam te vormen komt ook naar voren wanneer de vraag rijst of de uit het heidendom afkomstige christenen al dan niet de voorschriften van de Oude Wet moeten onderhouden. In de gemeente van Antiochië “gaf men Paulus en Barnabas en enkele anderen uit hun midden de opdracht met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan”. (Hand. 15, 2) Om deze kwestie te onderzoeken kwamen de apostelen en oudsten bijeen, raadpleegden elkaar en discussieerden onder voorzitterschap van Petrus; tenslotte spraken zij het volgende oordeel uit: “De heilige Geest en wij hebben besloten u geen enkele last op te leggen dan alleen wat strikt noodzakelijk is.” (Hand. 15, 28)
De heilsopdracht, door de Heer aan de apostelen toevertrouwd, zal tot het einde van de wereld voortduren. Vgl. Mt. 28, 18-20 Opdat deze opdracht volgens Christus’ wil kan worden uitgevoerd hebben de apostelen zelf “voor het aanstellen van opvolgers zorg gedragen .... De bisschoppen zijn krachtens goddelijke instelling in de plaats van de apostelen getreden, als herders van de Kerk.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 20 Immers, om hun pastoraal ambt te vervullen “zijn de apostelen door Christus met een bijzondere uitstorting van de heilige Geest, die over hen kwam, bedeeld, Vgl. Hand. 1, 8 Vgl. Hand. 2, 4 Vgl. Joh. 20, 22-23 en op hun beurt hebben zij aan hun medehelpers door de handoplegging de geestelijke gave meegedeeld, Vgl. 1 Tim. 4, 14 Vgl. 2 Tim. 1, 6-7 die tot aan ons toe in de bisschopswijding is overgedragen”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21
“Zoals door de instelling van de Heer de heilige Petrus en de overige apostelen één apostolisch college vormen, zo zijn op gelijksoortige wijze de paus van Rome, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 Zo hebben de gezamenlijke bisschoppen van Christus de opdracht ontvangen het evangelie over de gehele aarde te verkondigen, en zijn zij daarom gehouden zorg te hebben voor de gehele Kerk, en, om de hun toevertrouwde zending te vervullen, zijn ze ook verplicht samen te werken met elkaar en met de opvolger van Petrus, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 in wie is vastgelegd “het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid in geloof en gemeenschap”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 18 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22-23 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Overig document, Verklarende nota bij nr. 22 Uit de Akten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Nota explicativa praevia - Ex Actis Ss. Oecumenici Concilii Vaticani II (16 nov 1964), 5 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 2 Op zijn beurt is iedere bisschop het beginsel en fundament van de eenheid in zijn particuliere Kerk. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23
Vanuit het besef deel uit te maken van een onverdeeld lichaam zonder dat daarbij iets werd afgedaan aan de bij goddelijke instelling verleende macht van de bisschop in zijn particuliere Kerk, zijn de bisschoppen in de loop van de geschiedenis van de Kerk ertoe gekomen om bij de uitoefening van hun opdracht gebruik te maken van instrumenten, structuren en communicatiemiddelen, die teken zijn van hun onderlinge verbondenheid en zorg voor alle Kerken, en een voortzetting zijn van het leven zelf van het apostelcollege: pastorale samenwerking, onderling overleg, wederzijdse hulp, enzovoorts. Vanaf de eerste eeuwen heeft de realiteit van deze communio een bijzonder geschikte en kenmerkende vorm gevonden in het houden van Concilies. Naast de oecumenische Concilies die begonnen met het Concilie van Nicea in 325, moeten ook genoemd worden de particuliere, zowel plenaire als provinciale, concilies, die vanaf de tweede eeuw veelvuldig in de gehele Kerk werden gehouden. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. V, 16, 10; 23, 2-4; 24, 8, in: SC 41, blz. 49, 66-67, 69; Over sommige concilies uit de tweede eeuw, zie Eusebius van Cesarea Tertullianus, De Ieiunio Adversus Psychicos. 13, 6, in: CCL 2, 1272; In het begin van de derde eeuw prijst Tertullianus het gebruik bij de Grieken concilies te houden. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 55, 6; 57; 59, 13, 1; 61; 64; 67; 68, 2, 1; 70; 71, 4, 1; 72; 73, 1-3, in: Bayard (ed.), Les Belles Lettres (Parijs 1961) II, 134-135; 154-159; 180; 194-196; 213-216; 227-234; 252-256; 259; 259-262; 262-264; Dankzij de brieven van de H. Cyprianus van Carthago zijn we op de hoogte van verschillende Afrikaanse en Romeinse concilies vanaf het tweede of derde decennium van de derde eeuw. Over de Bisschoppenconcilies in de tweede en derde eeuw, vgl. K.J. Hefele, Histoire des Conciles I, (Adrien le Clere, Parijs 1869), 77-125 Deze praktijk van het houden van particuliere concilies werd gedurende de gehele Middeleeuwen voortgezet. Na het Concilie van Trente (1545-1563) daarentegen gebeurde dit steeds minder vaak. Met de bedoeling evenwel een zo eerbiedwaardig instituut nieuw leven in te blazen werden in het Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) bepalingen opgenomen voor het houden van particuliere concilies. Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) had betrekking op het plenair concilie en bepaalde dat men dit kon houden met toestemming van de paus, die zijn gevolmachtigde aanwees om dit bijeen te roepen en voor te zitten. Hetzelfde Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) schreef voor dat minstens om de twintig jaar de provinciale concilies gehouden moesten worden, Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 283 en minstens om de vijf jaar Bisschoppenconferenties of vergaderingen van een kerkprovincie, om de problemen van de diocesen te bespreken en het provinciaal concilie voor te bereiden. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 292 Het nieuwe Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) heeft nog steeds een uitgebreide regeling voor zowel plenaire als provinciale particuliere concilies. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 439-446
Om historische, culturele, sociologische redenen en met het oog op speciale pastorale doelstellingen zijn sinds de vorige eeuw, naast de traditie van de particuliere concilies en in harmonie daarmee, in verschillende landen de Bisschoppenconferenties ontstaan om de verschillende kerkelijke kwesties van gezamenlijk belang te bespreken en daar passende oplossingen voor te vinden. In tegenstelling met de concilies waren deze Conferenties permanent en vast van aard. Wanneer de instructie van Congregatie voor de Bisschoppen en Regulieren van 24 augustus 1889 erover spreekt gebruikt ze uitdrukkelijk het woord ‘Bisschoppenconferenties’. Vgl. Congregatie voor de Bisschoppen en Regulieren, Enige Aartsbisschoppen, Alcuni Arcivescovi (24 aug 1889)
In het Decreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Christus Dominus
Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk
(28 oktober 1965) werd door het Tweede Vaticaans Concilie niet alleen de wens uitgesproken dat het eerbiedwaardig instituut van de particuliere concilies tot nieuwe en krachtige bloei zou komen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 36, maar wordt ook uitdrukkelijk gesproken over de Bisschoppenconferenties, die in vele landen blijken te bestaan en worden bijzondere normen daarvoor vastgesteld Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 37-38. Het Concilie erkende inderdaad dat deze structuren nuttig en vruchtbaar zijn, en was van oordeel dat “het zeer gewenst is dat overal ter wereld de bisschoppen van een zelfde land of van een zelfde gebied zich tot één kring samenvoegen en op gezette tijden samenkomen om door uitwisseling van beleids- en ervaringsgegevens en door gemeenschappelijk beraad te komen tot een geheiligde bundeling van krachten tot nut van het gemeenschappelijk welzijn van de betrokken kerken”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 37 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23
Met de Motu proprio H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Ecclesiae Sanctae
Implementatie van Christus Dominis, Presbyterium Ordinis, Perfectae Caritatis en Ad Gentus Divinitas (8 juni 1966) gaf paus Paulus VI in 1966 de opdracht Bisschoppenconferenties op te richten daar waar ze nog niet bestonden; die welke reeds bestonden moesten hun eigen statuten opstellen; mocht het oprichten van een Bisschoppenconferentie niet mogelijk zijn, dan moesten de betrokken bisschoppen zich aansluiten bij reeds opgerichte Bisschoppenconferenties; men kon verschillende landen omvattende of ook internationale Bisschoppenconferenties oprichten. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Implementatie van "Christus Dominis", "Presbyterium Ordinis", "Perfectae Caritatis" en "Ad Gentus Divinitas", Ecclesiae Sanctae (8 juni 1966), 41 Enige jaren later, in 1973, wees het Congregatie voor de Bisschoppen
Ecclesiae imago
Directorium voor het herdersambt van de bisschoppen (22 februari 1973) er opnieuw op “dat de Bisschoppenconferentie is ingesteld om in deze tijd een veelzijdige en vruchtbare bijdrage te leveren aan het concreet beleven van de collegialiteit. Op uitstekende wijze wordt dankzij de Bisschoppenconferenties de geest van verbondenheid met de universele Kerk en tussen de verschillende particuliere Kerken onderling gestimuleerd.” Congregatie voor de Bisschoppen, Directorium voor het herdersambt van de bisschoppen, Ecclesiae imago (22 feb 1973), 210 Tenslotte, het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) dat ik op 25 januari 1983 officieel heb bekrachtigd, heeft speciale normen vastgesteld Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 447-459, waarin de doelstellingen en bevoegdheden van de Bisschoppenconferenties zijn geregeld, alsmede hun oprichting, samenstelling en werkwijze.
De collegiale geest die tot het vormen van de Bisschoppenconferenties leidt en waardoor hun werk geleid wordt, stimuleert ook de samenwerking tussen de Conferenties van de verschillende volkeren, zoals het Tweede Vaticaans Concilie aanbeval32 en in de kerkelijke voorschriften is vastgelegd. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 459. §1 In feite is een dergelijke samenwerking bevorderd door internationale bijeenkomsten van de Bisschoppenconferenties, Consejo Episcopal Latinoamericano (CELAM), Consilium Conferentiarum Episcopalium Europae (CCEE), Secretariado Episcopal de América Central y Panamá (SEDAC), Commissio Episcopatuum Communitatis Europaeae (COMECE), Association des Conférences Episcopales de l’Afrique Centrale (ACEAC), Association des Conférences Episcopales de la Région de l’Afrique Centrale (ACERAC), Symposium des Conférences Episcopales d’Afrique et de Madagascar (SCEAM), Inter-Regional Meeting of Bishops of Southern Africa (IMBSA), Southern African Catholic Bishops’ Conference (SACBC), Conférences Episcopales de l’Afrique de l’Ouest Francophone (CERAO), Association of the Episcopal Conferences of Anglophone West Africa (AECAWA), Association of Member Episcopal Conferences in Eastern Africa (AMECEA), Federation of Asian Bishops’ Conferences (FABC) en de Federation of Catholic Bishops’ Conferences of Oceania (FCBCO) (vgl. Annuario Pontificio 1998 (Vaticaanstad 1998), 1112-1115). Toch zijn deze organisaties geen Bisschoppenconferenties in eigenlijke zin.
Twintig jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie heeft de Buitengewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode die in 1985 werd gehouden, erkend dat de Bisschoppenconferenties in de huidige situatie pastoraal nuttig en zelfs noodzakelijk zijn; maar tegelijk werd daar opgemerkt dat “de Bisschoppenconferenties in hun werkwijze tegelijk het welzijn van de Kerk, dat wil zeggen het dienen van de eenheid voor ogen dienen te houden, én de onvervreemdbare verantwoordelijkheid van de individuele bisschop ten opzichte van de universele Kerk en ten opzichte van zijn particuliere Kerk”. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 22 Daarom heeft de Synode aanbevolen dat uitvoeriger en grondiger de theologische, en bijgevolg de juridische status van de Bisschoppenconferenties bestudeerd zou worden, vooral het vraagstuk van hun gezag op leerstellig gebied, daarbij rekening houdend met 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Christus Dominus
Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk
(28 oktober 1965) van het conciliedecreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Christus Dominus
Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk
(28 oktober 1965) en met de canones Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983). Vgl. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 23
Het voorliggend document is het resultaat van de gevraagde studie. In volkomen trouw aan de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie wil het de fundamentele theologische en juridische beginselen met betrekking tot de Bisschoppenconferenties uiteen zetten, en de normen aangeven waaraan de hand moet worden gehouden, om een hulp te bieden bij het vaststellen hoe de Bisschoppenconferentie op theologisch gefundeerde en juridisch veilige wijze te werk moeten gaan.