H. Paus Johannes Paulus II - 10 augustus 1994
In de wereld van de arbeid heeft zij een steeds belangrijker plaats veroverd, met als gevolg dat zij steeds meer te maken krijgt met problemen die met migratie samenhangen.
De mate waarin zij met die problemen geconfronteerd wordt, verschilt heel sterk binnen de verschillende landen maar het totaal aantal migrerende is bijna even groot aan het worden als dat van de mannen.
Dit heeft grote gevolgen voor de wereld van de vrouw. Allereerst moet men denken aan de vrouwen die een gevoel van innerlijke verscheurdheid. Hebben omdat ze hun gezin in het land waar ze vandaan komen, hebben achtergelaten. Vaak hebben ze dat moeten doen als direct gevolg van de wetten die vertragend werken als iemands recht op gezinshereniging moet worden erkend, ja, die soms zelfs dat recht weigeren.
Terwijl men er begrip voor kan hebben dat de hereniging van het gezin wordt uitgesteld opdat het daarna des te beter kan worden opgevangen, is het zeer verwerpelijk als mensen zicht tegen die hereniging verzetten, als zou er geen enkele juridische basis zijn waarop iemand zich daartoe zou kunnen beroepen. De leer van Vaticanum II is zeer duidelijk: “Bij het regelen van de migratie moet de gezinsband geheel en al gewaarborgd blijven.” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11
Bovendien kan er niet aan worden voorbijgegaan dat bij migratie de last van gezin grotendeels op de schouders van de vrouw komt te rusten. In landen met een hoger ontwikkelde maatschappij, die het grootste deel van de stromen migranten aantrekken heerst al een klimaat waarin man en vrouw zich vaak gedwongen zien om beiden te werken. Hoeveel temeer is dat dan het lot van mensen die in een dergelijke maatschappij als migrant een plaats zoeken: ze moeten een uitputtend arbeidstempo voor lief nemen willen zij in het levensonderhoud van hun gezin kunnen voorzien of kunnen slagen in wat hen bewoog om hun geboorteland te kunnen verlaten.
Meestal is het gevolg van deze situatie dat de vrouw de zwaarste lasten te dragen krijgt; zij wordt tot een dubbele arbeid gedwongen, en dat wordt nog zwaarder als er kinderen zijn die ze moeten grootbrengen.
De Kerk erkend de ieders “recht zijn land van herkomst om verschillende reden te verlaten… en in een ander land een betere levensvoorwaarden te zoeken” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 23 Zij stelt: “De rijke naties zijn verplicht zoveel mogelijk onderdak te bieden aan de vreemdeling die op zoek is naar veiligheid en het levensonderhoud dat hij in eigen land niet kan vinden” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2241 Tegelijkertijd ontkend ze echter dat het openbaar gezag het recht heeft om de migratiestroom in de hand te houden en te beperken, indien er wat het algemeen welzijn betreft ernstige en objectieve redenen zijn die het belang van de migranten zelf aangaan.
Het openbaar gezag mag de ogen niet sluiten voor de talrijke en vaak zwaarwegende redenen die zoveel vrouwen ertoe brengen om hun geboortegrond te verlaten. Hun besluit komt niet alleen maar voort uit het verlangen naar grotere mogelijkheden; vaak worden zij ertoe gedreven om te ontsnappen aan de culturele, maatschappelijke of religieuze conflicten, aan als maar voordurende en ingekankerde uitbuiting, aan onrechtvaardige en discriminerende wetten, om maar enkele voorbeelden te geven.
Wat dit betreft moet men ook in de landen waar migranten vandaan komen, buitengewoon waakzaam zijn; organisaties van twijfelachtig allooi profiteren van het dichtslibben van de wettige migratiekanalen, door jongen vrouwen aan te zetten tot clandestiene migratie; ze spiegelen succes voor, na hun eerste hun moeizaam verdiende spaargeld afhandig te hebben gemaakt. Men weet welk droevig lot vele van hen te wachten staat: Ze worden aan de grens tegengehouden en komen vaak tegen hun eigen wil terecht in de vernederende prostitutie.
De betrokken regeringen moeten gezamenlijk actie ondernemen om mensen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke vergrijpen tegen de menselijke waardigheid op te sporen en te bestraffen.
Daarnaast is het noodzakelijk dat er mogelijkheden worden geschapen om de integratie van de vrouwen te bevorderen, om aan hen vorming te geven op het gebied van cultuur en beroep, en ook opdat zij kunnen delen in de gunstige gevolgen van de sociale maatregelen zoals de toewijzing van een huis, het onderwijs voor hun kinderen en de noodzakelijke verlichting van hun belastingdruk.
Mijn hartelijke gevoelens gaan in het bijzonder uit naar u, vrouwen, die uw situatie als migranten zo moedig tegemoet treedt.
Ik denk aan u, moeders doe te maken hebben met de problemen van alledag en die gesteund wordt door uw dierbaren. Ik denk aan u, jonge vrouwen, die wegtrekken naar een ander land om uw eigen levensomstandigheden en die van uw familie te verbeteren en soelaas te vinden voor uw financiële problemen. U vindt daarbij steun in het vertrouwen dat de nieuwe levenssituatie u ruimere mogelijkheden zal bieden op materieel cultureel en geestelijk gebied, zodat u de keuzes in uw leven in grotere vrijheid en op meer verantwoorde wijze zult kunnen maken.
Ik blijf hopen en bidden dat u binnen het kader van de moeilijke en veeleisende rol die van u gevraagd wordt, het doel zult bereiken dat u terecht voor ogen stond. De Kerk staat u ter zijde met zorg en steun die u nodig hebt.
Ik denk aan u christenvrouwen, die door de migratie een grotere dienst kunt bewijzen aan de zaak van de evangelisatie. Gaat moedig in op alles wat de liefde en het besef van uw verantwoordelijkheid u ingegeven, zodat u zich steeds meer bewust wordt van uw roeping als echtgenote en moeder.
Wanneer in de gezinnen waarvoor u werkt, aan u de zorg wordt toevertrouwd voor de kinderen, profiteert dan van de grotere kans die dat u biedt, om, zonder te forceren en in volledige overeenstemming met de bedoelingen van de ouders mee te werken aan de godsdienstige opvoeding van die kinderen. Het algemeen priesterschap dat wortelt in het Doopsel, krijgt bij u gestalte in de voor een vrouw typerende eigenschappen, zoals het vermogen om het leven te dienen door een zeer diepe en onvoorwaardelijke inzet die met name door de liefde wordt gedragen.
In dit perspectief krijgen de woorden die de heer door de mond van de profeet Jeremias richt tot zijn naar Babylon verbannen volk een zeer actuele betekenis: “Gij moet huizen bouwen en daarin gaan wonen, tuinen aanleggen en er de opbrengst van eten; ge moet trouwen en kinderen krijgen, vrouwen kiezen voor uw zonen en uw dochters uithuwelijken, die op hun beurt weer kinderen krijgen. Zorg dat ge groter wordt in aantal, niet kleiner. Zet u in voor de welvaart van de stad, waarheen ik u verbannen heb, en bidt voor haar tot Jahwe, want van haar welvaart hangt de uwe af” (Jer. 29, 5-7). Deze oproep werd gericht tot de mensen die vol heimwee terugverlangden naar hun geboortegrond, die hun zo dierbaar was door de herinneringen aan de mensen die ze daar zo goed hadden gekend, en aan alles wat ze er hadden meegemaakt.
Maria stelde al haar vertrouwen op de beloofde van de Heer, en vol aandacht heeft zij daarom steeds al wat haar overkwam getracht een teken te zien dat Gods Woord in vervulling ging. Mogen zij u vergezellen en verlichten op uw levenspad als migrerende vrouw, moeder en echtgenote ook zij heeft op haar pelgrimstocht van het geloof ballingschap leren kennen; mogen zij in u het verlangen verstrekken naar wat goed is, u steunen in uw hoop en bevestigen in de liefde.
Ik vertrouw aan moeder van God, de Maagd die onze levensweg begeleidt; alles wat u op u hebt genomen en al uw verwachtingen, en ik schenk u van ganser harte mijn zegen, en ook aan uw gezinnen en aan allen die, waar ook, zich er voor inzetten dat u met respect en hartelijk wordt ontvangen.
Vanuit het Vaticaan, 10 augustus 1994, het zestiende jaar van mijn Pontificaat.
Paus Johannes Paulus II